ECLI:NL:RBROT:2025:3115

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
09/311868-22, 10/198545-23 en 10/020103-25 (gevoegd t.t.z.)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Openlijke geweldpleging tegen personen, meermalen gepleegd. Beroep op noodweer(exces) verworpen.

Op 20 februari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2007, die werd beschuldigd van openlijke geweldpleging tegen meerdere personen. De zaak betrof drie parketnummers: 09/311868-22, 10/198545-23 en 10/020103-25. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging op 17 juni 2023 in Ridderkerk en op 19 januari 2025 in Rotterdam. De verdachte heeft in vereniging geweld gepleegd tegen slachtoffers, waarbij ernstige lichamelijke letsels zijn toegebracht. De rechtbank heeft het beroep op noodweer en noodweerexces verworpen, omdat de verdachte niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij handelde uit zelfverdediging. De officier van justitie had vrijspraak geëist voor het eerste parketnummer, maar voor de andere twee parketnummers werd bewezenverklaring gevraagd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een leerstraf van 35 uur en een deels voorwaardelijke werkstraf van 46 uur, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn vorderingen van benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schadevergoeding aan de slachtoffers. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat heeft geleid tot strafvermindering.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummers: 09/311868-22, 10/198545-23 en 10/020103-25 (gevoegd t.t.z.)
Datum uitspraak: 20 februari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2007,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. R.F. van Leeuwen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 6 februari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. A.H.A. de Bruijne, heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder parketnummer 09/311868-22 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/198545-23 en 10/020103-25 (m.u.v. de geweldshandeling tegen [slachtoffer 1] ) ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een leerstraf, te weten TACt Regulier voor de duur van 35 uren, subsidiair 17 dagen vervangende jeugddetentie;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 46 uren, met aftrek van het voorarrest, waarvan 40 uren voorwaardelijk, subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie, met een proeftijd van twee jaren, onder de algemene voorwaarde dat de verdachte geen strafbaar feit pleegt.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering van de in de zaak met parketnummer 09/311868-22 ten laste gelegde openlijke geweldpleging en de in de zaak met parketnummer 10/020103-25 ten laste gelegde geweldshandeling tegen [slachtoffer 1]
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat zowel de onder parketnummer 09/311868-22 ten laste gelegde openlijke geweldpleging tegen aangever [slachtoffer 2] als (de bijdrage van de verdachte aan) de onder parketnummer 10/020103-25 ten laste gelegde geweldshandeling tegen aangeefster [slachtoffer 1] niet wettig en overtuigend zijn bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring van het onder parketnummers 10/020103-25 en 10/198545-23 ten laste gelegde
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende redengevende feiten en omstandigheden voor de bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/020103-25 ten laste gelegde. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende redengevende feiten en omstandigheden voor de bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/198545-23 ten laste gelegde. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Parketnummer 10/198545-23
hij op 17 juni 2023 te Ridderkerk, openlijk, te weten, in café [naam horecagelegenheid] , gelegen aan het [adres delict] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , door
- (onverhoeds)(telkens)(met kracht) in het gezicht, van die [slachtoffer 4] te slaan en te stompen en
- (telkens met kracht) tegen het hoofd van die [slachtoffer 4] te schoppen
terwijl die [slachtoffer 4] op de grond lag en
- die [slachtoffer 4] van achteren vast te pakken en vervolgens naar de grond te trekken
en
- die [slachtoffer 3] agressief en uitdagend te benaderen en heen en weer (mee) te
bewegen naar die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , en
- (met kracht) tegen het lichaam van die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] te duwen en
- tegen het lichaam van die [slachtoffer 3] te schoppen en
- (met kracht) in het gezicht, van die [slachtoffer 3] te
slaan en stompen en
- een kaarsenhouder in de
richting van die [slachtoffer 3] te gooien;
Parketnummer 10/020103-25
hij op 19 januari 2025 te Rotterdam openlijk, te weten, op de Rodezand te Rotterdam, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 5] ,
door die [slachtoffer 5]
- tegen het oog, te slaan en
- tegen de borst te duwen en- bij de middel vast te pakken en (vervolgens) naar de grond te duwen en
- tegen het lichaam te schoppen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

5.1.
Kwalificatie
De bewezen feiten leveren op:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, meermalen gepleegd
5.2.
Strafbaarheid feiten
5.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft voor wat betreft de openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 5] bepleit dat dit niet strafbaar is omdat de verdachte handelde uit noodweer. De verdachte moet daarom worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daartoe is aangevoerd dat de aangever op een agressieve manier op de medeverdachte afkwam en begon met schelden en duwen. De verdachte probeerde alleen maar, door middel van een duw, de aangever en de medeverdachte uit elkaar te halen en de boel te sussen.
5.2.2.
Beoordeling
Voor een geslaagd beroep op noodweer moet worden vastgesteld dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed - dan wel een dreigend gevaar daarvoor - waartegen verdediging noodzakelijk was.
Om te kunnen beoordelen of de verdachte een beroep op noodweer toekomt, moet eerst worden vastgesteld wie wat heeft gedaan. Op camerabeelden van het incident is te zien dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] zich omdraaien en richting aangever liepen. Medeverdachte [medeverdachte 1] is degene die vervolgens begonnen is met het gebruiken van geweld. Hij heeft de aangever tegen de borst geduwd en hem vervolgens naar de grond geduwd. Dat de verdachte heeft geprobeerd medeverdachte [medeverdachte 1] en de aangever uit elkaar te halen, kan uit de camerabeelden niet worden opgemaakt. Integendeel: uit de beelden blijkt dat de verdachte zich ook tegen de aangever heeft gekeerd. Uit de beelden blijkt namelijk, zo beschrijft de politie, dat de verdachte een trappende beweging in de richting van de aangever heeft gemaakt nadat deze door medeverdachte [medeverdachte 1] naar de grond was geduwd. Dit komt overeen met de verklaring van de aangever dat hij door de verdachte (en medeverdachte [medeverdachte 2] ) is geschopt nadat hij samen met [medeverdachte 1] op de grond was gevallen. Deze gedraging van de verdachte moet worden gezien als aanvallend, gericht op deelneming aan het gevecht. Van verdediging was dus geen sprake. De verdachte kan daarom geen geslaagd beroep op noodweer doen. Het verweer wordt verworpen.
5.2.3.
Conclusie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, voor zover het geven van een duw buitenproportioneel is, de verdachte een beroep op noodweerexces toekomt. De verdachte is om die reden niet strafbaar en moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6.2.
Beoordeling
Omdat, zoals hiervoor onder paragraaf 5.2.2. door de rechtbank is overwogen, niet aannemelijk is geworden dat de verdachte de aangever (alleen) een duw heeft gegeven en ook niet dat hij uit verdediging heeft gehandeld, kan het beroep op noodweerexces niet slagen. Het verweer wordt verworpen.
6.3.
Conclusie
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op zestien- en zeventienjarige leeftijd schuldig gemaakt aan geweldsmisdrijven. Op 17 juni 2023 heeft de verdachte openlijk geweld gepleegd door samen met anderen een restaurant binnen te gaan en het daar werkzame slachtoffer, [slachtoffer 4] , met een vuist in het gezicht te slaan en hem, toen hij op de grond lag, te schoppen en slaan. De collega die voor het slachtoffer opkwam, slachtoffer [slachtoffer 3] , is ook in elkaar geslagen en geschopt. Hierbij heeft hij flink letsel opgelopen. Hij is, door één van de medeverdachten, zo hard in zijn gezicht geslagen dat er een breuk in zijn oogkas is ontstaan.
Op 19 januari 2025 heeft de verdachte samen met twee vrienden ’s nachts op straat geweld gebruikt tegen het slachtoffer [slachtoffer 5] , waarbij het slachtoffer in zijn gezicht is geslagen, naar de grond is geduwd en meermaals is geschopt toen hij op de grond lag.
Door zijn handelen heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en hen pijn en letsel toegebracht. Dit soort zinloos geweld heeft grote impact op de slachtoffers, maar ook op anderen die hiervan getuige zijn. Bovendien brengen dergelijke geweldshandelingen, die op een voor het publiek toegankelijke plaats hebben plaatsgevonden, grote gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving met zich. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
20 januari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een geweldsmisdrijf.
7.3.2.
Rapportages en verklaring van de deskundige op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming(hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 januari 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte groeit op in een voorspelbare, gestructureerde en gecontroleerde opvoedomgeving. Hij heeft een fulltimebaan. Ook heeft hij een vrijetijdsbesteding en heeft hij contact met pro sociale vrienden. De agressieregulatie blijft een aandachtspunt. Het is belangrijk dat de verdachte probleemsituaties tijdig blijft herkennen, probleemoplossende vaardigheden inzet, handelingsalternatieven voor agressie gebruikt en gemotiveerd is om niet wederom in aanraking met de politie te komen.
De Raad adviseert een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met de bijzondere voorwaarde dat de verdachte naar school gaat of een andere adequate dagbesteding heeft.
De jeugdreclasseringheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 21 januari 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte loopt langere tijd in een schorsing (van een andere zaak) en er worden overwegend beschermende factoren gezien, die de kans op recidive doen verkleinen. De verdachte heeft de afgelopen jaren een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Hij stelt zich gedurende de gesprekken met de jeugdreclasseerder altijd beleefd en begeleidbaar op. Daarnaast komt hij uit een betrokken gezin en wordt hij ondersteund door zijn moeder en stiefvader. De jeugdreclassering adviseert de leerstraf TACt Regulier en een werkstraf op te leggen. Met de leerstraf leert hij zijn emoties beter te reguleren en de juiste keuzes te maken in conflictsituaties. Er wordt geen meerwaarde gezien in het opleggen van een jeugdreclasseringsmaatregel.
Het reclasseringsrapport is op de terechtzitting mondeling toegelicht door de jeugdreclassering, vertegenwoordigd door [persoon A] .
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten en op wat de jeugdreclasseerder naar voren heeft gebracht.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank legt een deels voorwaardelijke taakstraf op, bestaande uit een werkstraf en een leerstraf. De verdachte heeft twee geweldsmisdrijven gepleegd. Na het geweldsmisdrijf van 17 juni 2023 heeft de verdachte tegenover de politie er blijk van gegeven het kwalijke van zijn handelen in te zien, maar dat heeft hem er toch niet van weerhouden zich, anderhalf jaar later, opnieuw schuldig te maken aan het plegen van een geweldsmisdrijf. Met de officier van justitie en de jeugdreclassering acht de rechtbank oplegging van de leerstraf TACt (Training Agressie Controle) daarom passend en geboden. Omdat de verdachte heel recent nog betrokken is geweest bij een vechtpartij en de leerstraf nog niet is gestart legt de rechtbank ook een grotendeels voorwaardelijke werkstraf op, zoals ook door de officier van justitie is geëist. Het voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Bij de bepaling van het soort straf en de duur van de straf heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken aan minderjarigen worden opgelegd. Ook heeft de rechtbank, in het voordeel van de verdachte, rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die hiervoor onder 7.3 zijn beschreven, en de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in de zaak met parketnummer 10/198545-23. Uitgangspunt in een strafzaak tegen een minderjarige is dat eindvonnis wordt gewezen binnen 16 maanden na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn is aangevangen op 8 augustus 2023, toen de verdachte in verzekering werd gesteld. Nu 18,5 maand na aanvang van deze termijn eindvonnis wordt gewezen, is de redelijke termijn met 2,5 maand overschreden. Dit leidt tot strafvermindering.
Alles afwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
Parketnummer 09/311868-22: [slachtoffer 2]
Ter zake van het onder parketnummer 09/311868-22 ten laste gelegde feit heeft [slachtoffer 2] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 600,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.1.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.
Nu de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.1.2.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.
8.2.
Parketnummer 10/198545-23: [slachtoffer 3]
Ter zake van het onder parketnummer 10/198545-23 ten laste gelegde feit heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd [slachtoffer 3] , bijgestaan door mr. P.R. Hogerbrugge, advocaat te Rotterdam.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 501,50 aan materiële schade en een bedrag van € 3.500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel toewijsbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente, hoofdelijkheid en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard ten aanzien van de materiële schadeposten ‘eigen bijdrage bril’ van € 39,- en ‘vergoeding huishoudelijke hulp’ van € 55,-. Deze posten zijn onvoldoende onderbouwd en er is geen sprake van een rechtstreeks causaal verband tussen de openlijke geweldpleging en de schade. Daarnaast heeft de verdediging verzocht om de verplichting tot vergoeding van immateriële schade te matigen tot een bedrag van € 750,-, gelet op het aandeel van de verdachte en vergelijkbare zaken, waarbij hij heeft verwezen naar de zaken met vindplaatsen ECLI:NL:RBAMS:2012:BW1492, ECLI:NL:RBZWB:2022:4461 en ECLI:NL:GHARL:2023:5166.
8.2.3.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Die materiële schade bestaat uit de schadeposten ‘eigen risico ziektekostenverzekering’ van € 385,- en ‘reis- en parkeerkosten bezoeken ziekenhuis’ van € 22,50. De vordering tot vergoeding van deze schade is door de verdediging ter zitting niet betwist en komt de rechtbank ook niet onrechtmatig of ongegrond voor. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij op dit onderdeel toewijzen.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de materiële schadeposten ‘eigen bijdrage bril’ van € 39,- en ‘vergoeding huishoudelijke hulp’ van € 55,- is door de verdediging ter zitting gemotiveerd betwist. Deze schadeposten vergen nader onderzoek en dat levert een onevenredige belasting van dit strafgeding op. De benadeelde partij zal daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De benadeelde partij heeft lichamelijk letsel opgelopen, waaronder een breuk in zijn oogkas die operatief ingrijpen vergt. Op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde die lichamelijk letsel heeft opgelopen recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. De rechtbank stelt de schade vast op een bedrag van € 2.500,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 17 juni 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.2.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 2.907,50, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
8.3.
Parketnummer 10/020103-25: [slachtoffer 5] en [slachtoffer 1]
Ter zake van het onder parketnummer 10/020103-25 ten laste gelegde feit hebben [slachtoffer 5] en [slachtoffer 1] zich als benadeelde partijen in het geding gevoegd.
De benadeelde partij [slachtoffer 5] vordert een bedrag van € 1.280,23 aan materiële schade en een bedrag van € 2.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een bedrag van € 23,76 aan materiële schade en een bedrag van € 650,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat de verdachte moet worden vrijgesproken van het plegen van geweld tegen haar. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] is volgens de officier van justitie gedeeltelijk toewijsbaar. De vordering is niet toewijsbaar voor wat betreft de materiële schadepost ‘telefoon’, omdat er geen rechtstreeks causaal verband bestaat tussen deze schade en het strafbare feit. Verder dient de verplichting tot vergoeding van immateriële schade gematigd te worden tot € 650,-. De gevorderde wettelijke rente en hoofdelijkheid zijn toewijsbaar. De officier van justitie vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in de vorderingen, gelet op het noodweerverweer. Subsidiair verzoekt de verdediging om de verplichting tot vergoeding van de schade van benadeelde partij [slachtoffer 5] te matigen. Er is geen sprake van een rechtstreeks causaal verband tussen de schade aan de telefoon en het strafbare feit.
8.3.3.
Beoordeling
[slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de verdachte wordt vrijgesproken van het plegen van geweld tegen haar.
Nu de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
[slachtoffer 5]
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 5] door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
Het deel van de vordering dat betrekking heeft op parkeerkosten (€ 13,98) en reiskosten (€ 35,25) is niet door de verdediging betwist en komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor. De rechtbank zal de vordering op dit onderdeel toewijzen.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de telefoon is door de verdediging ter zitting gemotiveerd betwist. De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu onvoldoende is komen vast te staan dat de materiële schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het bewezen verklaarde feit. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De benadeelde partij heeft lichamelijk letsel opgelopen, waaronder een wond bij zijn wenkbrauw die moest worden gehecht en een hersenschudding. Ook is een stuk van zijn kies afgebroken. Op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde die lichamelijk letsel heeft opgelopen recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. De rechtbank stelt de schade vast op een bedrag van € 1.000,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 19 januari 2025.
Nu de vordering van de benadeelde partij (deels) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 5] een schadevergoeding betalen van € 1.049,23, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 1] wordt in deze procedure over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 09/311868-22 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummers 10/198545-23 en 10/020103-25 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
leerstrafvoor de duur van
35 (vijfendertig) uren,waarbij de verdachte dient deel te nemen aan het leerproject TACt Regulier;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de leerstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 17 dagen;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
46 (zesenveertig) uren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek 40 (veertig) uren te verrichten werkstraf resteren;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen;
bepaalt dat de vervangende jeugddetentie ten uitvoer kan worden gelegd als vervangende hechtenis, indien de veroordeelde bij aanvang van de eventuele tenuitvoerlegging van de vervangende jeugddetentie de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt;
bepaalt dat het na aftrek van voorarrest resterende deel van de werkstraf, groot
40 (veertig) uren, niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarenschuldig heeft gemaakt aan het plegen van een strafbaar feit;
verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer 2]niet-ontvankelijk in de vordering (parketnummer 09/311868-22);
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[slachtoffer 3], te betalen een bedrag van
€ 2.907,50 (zegge: tweeduizendnegenhonderdenzeven euro en vijftig cent), bestaande uit € 407,50 aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 17 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening (parketnummer 10/198545-23);
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededaders
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]te betalen
€ 2.907,50 (zegge: tweeduizendnegenhonderdenzeven euro en vijftig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer 1]niet-ontvankelijk in de vordering (parketnummer 10/020103-25);
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[slachtoffer 5], te betalen een bedrag van
€ 1.049,23 (zegge: duizendnegenenveertig euro en drieëntwintig eurocent), bestaande uit € 49,23 aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 19 januari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening (parketnummer 10/020103-25);
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededaders
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij
[slachtoffer 5]te betalen
€ 1.049,23 (zegge: duizendnegenenveertig euro en drieëntwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 januari 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H. Benaissa, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. J.C.M. Persoon en H. Biemond, kinderrechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 februari 2025.
De voorzitter, jongste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 09/311868-22
hij op of omstreeks 19 mei 2022 te Moordrecht, gemeente Zuidplas
openlijk, te weten op de Rijksweg A20 (ter hoogte van hectometerpaal 45.8), in elk
geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 2]
door die [slachtoffer 2] op/tegen het gezicht en/of de arm(en), althans het lichaam te slaan
en/of te stompen en/of tegen de been en/of benen te schoppen
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten
een opgezwollen wang en/of een wond aan de binnenzijde van de wang en/of
blauwe en/of beurse plekken op de arm(en) en/of het gezicht, voor die [slachtoffer 2] ten
gevolge heeft gehad.
Parketnummer 10/198545-23
hij
op of omstreeks 17 juni 2023
te Ridderkerk,
openlijk, te weten, in café [naam horecagelegenheid] , gelegen aan het [adres delict] , in elk geval
op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een) perso(o)n(en),
te weten [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , door meermalen, althans eenmaal,
- zich agressief op te dringen aan, in elk geval agressief te benaderen van die
[slachtoffer 4] en/of
-(onverhoeds)(telkens)(met kracht) in/tegen het gezicht, althans op/tegen het
hoofd, in elk geval op het lichaam van die [slachtoffer 4] te slaan en/of te stompen en/of
-(telkens met kracht) op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 4] te trappen/schoppen
terwijl die [slachtoffer 4] op de grond lag en/of
- die [slachtoffer 4] van achteren vast te pakken en/of vervolgens naar de grond te trekken
en/of
- die [slachtoffer 3] agressief en/of uitdagend te benaderen en/of heen en weer (mee) te
bewegen naar die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , althans door bij te dragen aan een
dreigende situatie en/of
-(met kracht) tegen het lichaam van die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3] te duwen en/of
- op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 3] te trappen/schoppen en/of
-(met kracht) in/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 3] te
slaan en/of stompen en/of
- een kaarsenhouder en/of een beker, althans (een) zwa(a)r(e) voorwerp(en) in de
richting van die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 3] te gooien.
Parketnummer 10/020103-25
hij op of omstreeks 19 januari 2025 te Rotterdam
openlijk, te weten, op de Rodezand te Rotterdam, in elk geval op of aan de openbare
weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen
een of meer personen, te weten [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 1] , door die
[slachtoffer 5]
- tegen het oog, althans het hoofd, te slaan en/of
- tegen de borst te duwen en/of
- bij de middel vast te pakken en/of (vervolgens) naar de grond te duwen en/of
- tegen het lichaam te trappen/schoppen en/of
door die [slachtoffer 1]
- in het gezicht te slaan.