ECLI:NL:GHARL:2023:5166

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
20 juni 2023
Zaaknummer
21-005668-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake openlijke geweldpleging, mishandeling en bedreiging met een hamer

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 2005, was eerder veroordeeld voor openlijke geweldpleging, mishandeling en bedreiging. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en een nieuwe beslissing genomen. De verdachte was betrokken bij meerdere incidenten van geweld, waaronder het spugen en slaan van slachtoffers, en het bedreigen van een familielid met een hamer. De rechtbank had eerder een taakstraf opgelegd, waarvan een deel voorwaardelijk was. Het hof heeft de verdachte opnieuw veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur, waarvan 60 uur voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder jeugdreclasseringstoezicht en ambulante behandeling voor haar agressieproblematiek. De vorderingen van benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor immateriële en materiële schade. Het hof heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005668-22
Uitspraak d.d.: 20 juni 2023
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 13 december 2022 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 16-343579-21 en 16-226613-22, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 16-187468-20, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2005,
wonende te [plaats] , [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 6 juni 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsvrouw, mr. S. Wortel, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte ter zake van – kort gezegd – twee openlijke geweldplegingen, twee mishandelingen en een bedreiging veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 120 uur, waarvan 80 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en daaraan verbonden algemene en bijzondere voorwaarden. Voorts is de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] toegewezen tot een bedrag van € 250,- en de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] tot een bedrag van € 300,-, beide gevallen vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk verklaard. Tot slot is de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde taakstraf in de vorm van een werkstraf gelast.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een iets andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 16-343579-21:
1. primair
zij op of omstreeks 19 maart 2021 te [pleegplaats] openlijk, te weten (in/op het steegje/trapje bij) [straatnaam 1] (ter hoogte van [nummer 1] ), in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde 1] door die [benadeelde 1]
- meermaals, althans eenmaal in het gezicht te spugen en/of
- bij de keel vast te pakken en/of (vervolgens) de keel dicht te knijpen en/of
- meermaals, althans eenmaal te slaan in het gezicht, althans tegen het hoofd en/of
- te dwingen op de knieën te gaan zitten en/of - (vervolgens) (met kracht) het (achter)hoofd tegen een muur aan te slaan/duwen, althans bewegen;
terwijl dit door haar gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een hoofdwond, voor die [benadeelde 1] ten gevolge heeft gehad;
1. subsidiair
zij op of omstreeks 19 maart 2021 te [pleegplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [benadeelde 1] heeft mishandeld door die [benadeelde 1]
- bij de keel vast te pakken en/of (vervolgens) de keel dicht te knijpen en/of
- meermaals, althans eenmaal te slaan in het gezicht, althans tegen het hoofd en/of
- te dwingen op de knieën te gaan zitten en/of (vervolgens)
- ( met kracht) het (achter)hoofd tegen een muur aan te slaan/duwen, althans bewegen;
2. primair
zij op of omstreeks 27 februari 2021 te [pleegplaats] openlijk, te weten, op of aan [straatnaam 2] (ter hoogte van [nummer 2] ), in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [benadeelde 2] door die [benadeelde 2]
- meermaals, althans eenmaal te slaan tegen het gezicht, althans het hoofd en/of
- bij de haren vast te pakken en/of (vervolgens) aan de haren te trekken en/of
- meermaals, althans eenmaal te schoppen tegen het lichaam;
2. subsidiair
zij op of omstreeks 27 februari 2021 te [pleegplaats]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[benadeelde 2] heeft mishandeld door die [benadeelde 2]
- meermaals, althans eenmaal te slaan tegen het gezicht, althans het hoofd en/of
- bij de haren vast te pakken en/of (vervolgens) aan de haren te trekken;
3.
zij op of omstreeks 25 februari 2021 te [pleegplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [benadeelde 3] heeft mishandeld door die [benadeelde 3]
- meermaals, althans eenmaal (met kracht) een fiets tegen de benen van die [benadeelde 3] aan te duwen en/of
- die [benadeelde 3] (met kracht) te slaan tegen het hoofd en/of
- die [benadeelde 3] bij de haren vast te pakken en/of (vervolgens) aan de haren te trekken;
4.
zij op of omstreeks 25 februari 2021 te [pleegplaats] [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1]
- ( met beide handen) bij het haar vast te pakken en/of vervolgens (met kracht) aan het haar te trekken en/of
- ( met een vuist) te stompen/slaan in de buik, althans tegen het lichaam;
Zaak met parketnummer 16-226613-22 (gevoegd):
zij, op of omstreeks 7 september 2022 te [pleegplaats] , althans in Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een hamer in de richting van voornoemde [slachtoffer 2] te lopen, en/of tegen voornoemde [slachtoffer 2] te zeggen "ik sla je dood met deze hamer" en/of "ik sla je de kanker in", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal acht het in de zaak met parketnummer 16-343579-21 onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 en het in de zaak met parketnummer 16-226613-22 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van parketnummer 16-343579-21
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit voor het onder 1 primair tenlastegelegde. Hiertoe is aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is om vast te stellen dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het subsidiair tenlastegelegde wel bewezen kan worden.
Voorts heeft de raadsvrouw bepleit dat een geslaagd beroep kan worden gedaan op noodweer ten aanzien van het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde. Subsidiair heeft zij zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 primair tenlastegelegde, omdat er onvoldoende bewijs is om vast te stellen dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking.
De raadsvrouw heeft ten aanzien het onder 3 tenlastegelegde bepleit dat een geslaagd beroep kan worden gedaan op noodweer.
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit, omdat er onvoldoende bewijs is dat verdachte het slachtoffer heeft mishandeld.
Ten aanzien van parketnummer 16.226613.22
De raadsvrouw heeft bepleit dat voor dit feit geen straf aan verdachte opgelegd dient te worden nu het een reactie betrof op het agressieve gedrag van haar oom.
Oordeel van het hof
Het hof sluit zich aan bij de bewijsmiddelen en navolgende bewijsoverwegingen van de rechtbank uit het vonnis. Het hof neemt die bewijsmiddelen en -overwegingen over en maakt die tot de zijne. Waar ‘rechtbank’ staat, dient ‘hof’ te worden gelezen. Waar de bewijsmiddelen en -overwegingen aanvulling of -op kleine punten- verbetering of verduidelijking behoeven, is dit aangegeven met een niet-cursieve tekst. Indien in de overwegingen van de rechtbank taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd.
Bewijsmiddelen ten aanzien van parketnummer 16.343579.21: [1]
feit 1, primair
Ter zittingvan de rechtbankheeft verdachte het volgende verklaard:
Ik was in een steegje met een groep vrienden en daar was ook [benadeelde 1] . Ik heb [benadeelde 1] in haar gezicht geslagen en gespuugd. Ik ben begonnen met slaan. [benadeelde 1] vroeg meerdere keren aan mij of ze weg mocht, maar dat mocht niet van mij. Ik heb haar later gedwongen op haar knieën te gaan zitten. Vervolgens duwde ik haar en door deze duw is ze met haar hoofd tegen de muur aangekomen. Mensen uit mijn groepje stonden er tijdens dit incident omheen. Deze mensen hebben op [benadeelde 1] gespuugd en ze hebben haar gefilmd. [2]

Proces-verbaal van aangifte [aangever] d.d. 2 april 2021

Aangeefster [aangever] heeft namens haar dochter [benadeelde 1] bij de politie aangifte gedaan en [benadeelde 1] heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:

Op 19 maart 2021 was ik in een steegje ter hoogte van mijn woning aan [straatnaam 1](huisnummer [nummer 1] )
te [pleegplaats] . [verdachte] was daar met een groep en zij renden achter mij en mijn vriend aan. [verdachte] kwam op mij af, pakte mij bij mijn hals vast en kneep mijn hals dicht. Dit deed zij tot drie keer toe. Vervolgens moest ik van [verdachte] op mijn knieën gaan zitten en ik voelde dat zij mij een klap in mijn gezicht gaf. Daarna sloeg ze mij nog een keer met haar vuist op de rechterkant van mijn hoofd. Door deze harde klap op mijn hoofd, sloeg mijn hoofd achterover tegen de muur. Ik heb hier letsel aan overgehouden, te weten een hoofdwond waar bloed uitkwam. [3]

Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 1 december 2021

Getuige [getuige 1] heeft als getuige bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
We zijn met een groepje achter [benadeelde 1] en haar vriend aan gerend. Het werd eerst agressief tussen [benadeelde 1] en [getuige 2] , daarna kwam [verdachte] erbij. Ik heb gezien dat [verdachte] [benadeelde 1] bij haar hals pakte en vervolgens haar hals dichtkneep. Ik heb ook gezien dat [benadeelde 1] van [verdachte] op haar knieën moest gaan zitten. Vervolgens zag ik dat [verdachte] het hoofd van [benadeelde 1] vastpakte en het achterhoofd van [benadeelde 1] hard tegen de muur sloeg. Ik zag dat er een stukje vel van haar hoofdhuid weg was en dat er allemaal bloed op haar hoofd zat. Terwijl [verdachte] [benadeelde 1] mishandelde, heb ik gezien dat [getuige 3] [benadeelde 1] in het gezicht heeft gespuugd. [4]

Ter terechtzitting van het hof heeft verdachte het volgende verklaard:

We waren met de hele groep richting haar. U, voorzitter, houdt mij voor dat openlijke geweldpleging betekent dat je het niet alleen doet. Ik deed het ook niet alleen. Het klopt dat er anderen bij waren. Er is meer dan één keer gespuugd. Er werd niet alleen door mijzelf gespuugd. [5]
feit 2, primair
Ter zittingvan de rechtbankheeft verdachte het volgende verklaard:
Ik stond met een groepje voor de deur van de stiefmoeder van [betrokkene 1] . Iemand uit onze groep gooide een blikje tegen de voordeur. Ik kwam met haar in gevecht. Ik heb aan haar haren getrokken en ik heb haar geslagen met een vuist in haar buik. [betrokkene 2] , [betrokkene 3] en [betrokkene 4] bemoeiden zich er mee. [betrokkene 4] heeft ook geslagen en geschopt. [6]

Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] d.d. 27 februari 2021

Aangeefster [benadeelde 2] heeft bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:

Op zaterdag 27 februari 2021 zag ik een grote groep van ongeveer 10 jongeren voor de deur van mijn woning,
staan. Ik hoorde ineens een loeiharde klap tegen het raam aan, ik ben naar buiten gegaan en ik ben naar de groep gelopen. Een meisje dat bij de groep hoorde maakte een slaande beweging naar mijn gezicht. Ik voelde een harde klap tegen mijn hoofd, door deze klap werd mijn bril van mijn gezicht geslagen. Op een gegeven moment hebben we elkaar bij de haren gepakt en terwijl wij elkaar vasthadden bij de haren, voelde ik een harde klap op mijn rechterzij. Deze klap kwam van iemand anders uit de groep. Later hoorde ik van mijn stiefdochter dat dit [verdachte] was. [7]

Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 27 februari 2021

Getuige [getuige 4] heeft als getuige bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:

Ik zag dat de jongeren en mijn buren ter hoogte van mijn woning aan [straatnaam 2] [nummer 2] te [pleegplaats] elkaar fysiek te lijf gingen. Ik zag dat de buurvrouw en een meid uit de groep elkaar vast pakten en ik zag ze allebei duwen en trekken. Terwijl ik hen uit elkaar probeerde te halen zag ik dat er meer jongeren bij kwamen, zij begonnen de buurvrouw te schoppen. [8]
feit 3
Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] d.d. 8 maart 2021
Aangeefster [benadeelde 3] heeft bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 25 februari 2021 parkeerde ik mijn auto in [straatnaam 3] te [pleegplaats] . Op enig moment zag en voelde ik dat [verdachte] haar fiets opzettelijk meerdere malen met kracht tegen mij aan duwde.Ik voelde een stekende pijn in mijn beide scheenbenen.
Ik voelde daarna een loeiharde klap aan de rechterkant van mijn hoofd.Het ging zo hard dat ik even een duizelig gevoel in mijn hoofd kreeg. Ik werd misselijk van de pijn.
Vervolgens vlogen [verdachte] en ik elkaar in de haren en we begonnen aan elkaars haren te trekken.Ik werd door [verdachte] aan mijn haren getrokken. Ik voelde een pijnscheut
. [9]

Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] d.d. 19 november 2021

Getuige [getuige 5] heeft als getuige bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:

Ik zag dat het meisje herhaaldelijk en met kracht met haar fiets tegen de benen van mijn moeder aan stond te beuken. Daarna zag ik dat ze mijn moeder een klap in haar gezicht gaf. Vervolgens zag ik dat ze de haren van mijn moeder vastpakte en aan haar haren begon te trekken. [10]

Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 20 december 2021

Verdachte heeft bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:

Ik heb de moeder van [getuige 6] twee keer getrapt. [11]

Ter terechtzitting van het hof heeft verdachte het volgende verklaard:

Ik wilde weg, want ik heb niets met de politie. Zij ging voor mijn fiets staan, dus ik duwde de fiets tegen haar aan. Die moeder pakte niets vast. Het klopt dat ik de voorband van de fiets tegen haar been aanduwde. Ik ben begonnen door de fiets tegen haar aan te duwen. [12]
Feit 4
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 26 november 2021
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 25 februari 2021 fietste ik samen met [getuige 6] in [pleegplaats] . Ik zag en voelde dat [verdachte] met haar beide handen, mijn haar vastpakte en met kracht aan mijn haren trok. Ik voelde direct pijn aan mijn hoofd. Op het moment dat ik voorover gebogen over het stuur van mijn fiets hing, zag en voelde ik dat [verdachte] mij met één gebalde vuist in mijn buik stompte.Ik voelde dat [verdachte] mij met kracht sloeg. Direct kreeg ik veel pijn in mijn buik. [13]

Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] d.d. 24 november 2021

Getuige [getuige 6] heeft als getuige bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:

Op 25 februari 2021 fietste ik samen met [slachtoffer 1]( [slachtoffer 1] )
in [pleegplaats] . Ik heb gezien dat [verdachte] met kracht aan [slachtoffer 1] haar haren trok. [14]
Bewijsmiddelen ten aanzien van parketnummer 16.226613.22: [15]

Ter zitting van de rechtbank heeft verdachte het volgende verklaard:

Op 7 september 2022 heb ik te [pleegplaats] mijn oom [slachtoffer 2] bedreigd. Ik ben met een hamer in mijn hand naar hem toe gelopen en ik heb gezegd: “Ik sla je dood met deze hamer” en “Ik sla je de kanker in”. [16]

Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 7 september 2022

Aangever [slachtoffer 2] heeft bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:

Op 7 september 2022 was ik in [pleegplaats] in de woning van mijn zus, de moeder van [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] met een hamer in haar handen op mij af kwam lopen en ik hoorde haar zeggen: “Ik sla je dood met deze hamer”. [17]

Bewijsoverwegingen

Ten aanzien van parketnummer 16.343579.21:

feit 1, primair
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, omdat er geen sprake is van openlijke geweldpleging. Immers, [benadeelde 1] zegt zelf in haar verhoor bij de politie dat de anderen uit de groep niks deden. Iedereen verklaart eveneens dat [benadeelde 1] en haar vriend weg konden, want ze stonden bij een trap die zou leiden tot de woning van [benadeelde 1] . Het is niet zo dat er een hele groep omheen stond en [benadeelde 1] daardoor niet weg kon.
Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen volgt echter dat de groep waartoe verdachte behoorde in eerste instantie achter [benadeelde 1] is aangerend. Vervolgens heeft verdachte de meeste geweldshandelingen verricht, maar is een deel van de groep er omheen blijven staan, is er door een ander gespuugd en is er gefilmd.
Naar het oordeel van de rechtbank kan daarmee gesproken worden van openlijk geweld, in vereniging gepleegd.
Het verweer wordt verworpen en de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
feit 2, primair
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, omdat er geen sprake is van openlijke geweldpleging.
Het hof verwerpt dit verweer, omdat dit wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen.
feit 3 – noodweerverweer
Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer, als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De raadsvrouw heeft gesteld dat de verdachte zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
Daartoe heeft de verdediging het volgende aangevoerd.
[benadeelde 3] , een volwassen vrouw, is voor verdachte gaan staan en - onder de stelling van een burgeraanhouding - heeft zij geprobeerd te voorkomen dat verdachte weg zou gaan. Verdachte probeerde niettemin weg te komen, maar zag geen uitweg. [benadeelde 3] heeft verdachte vastgepakt. Verdachte heeft daarop gereageerd.
De rechtbank verwerpt het verweer. De rechtbank stelt vast dat [benadeelde 3] na een telefoontje van haar dochter, haar dochter is gaan zoeken en op een bepaalde plek haar dochter, vriendin van dochter en verdachte met twee mannen aantreft. Zij belde 2 minuten na haar aankomst de politie. Verdachte probeerde weg te komen, maar [benadeelde 3] wilde dat ze zou blijven staan om een en ander met de politie er bij af te handelen. Verdachte heeft ter zittingvan het hof
aangegeven dat ze weg wilde omdat ze‘niets met de politie heeft’
.[benadeelde 3] is – om te voorkomen dat verdachte weg zou gaan – vóór de fiets van verdachte gaan staan. Verdachte heeft vervolgens haar fiets tegen [benadeelde 3] aangeduwd, haar geslagen en aan haar haren getrokken.
Het hof acht de feiten en omstandigheden die de verdediging aan het verweer ten grondslag heeft gelegd, niet aannemelijk geworden. Uit het dossier blijkt namelijk niet dat [benadeelde 3] verdachte heeft vastgepakt op het moment dat verdachte weg wilde gaan. Verdachte heeft namelijk expliciet tijdens de terechtzitting van het hof verklaard dat zij niet is vastgepakt. Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat verdachte de haar verweten gedraging niet heeft verricht in een situatie waarin en op een tijdstip waarop voor haar de noodzaak bestond tot verdediging van eigen lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor. Het verweer wordt derhalve verworpen.
feit 3 – partiële vrijspraak medeplegen
Uit het dossier kan niet worden opgemaakt dat verdachte het feit samen met anderen heeft gepleegd. De rechtbank acht dit onderdeel van de tenlastelegging dan ook niet bewezen en zal verdachte hiervan partieel vrijspreken.
feit 4
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat verdachte niet aangeefster [slachtoffer 1] zou hebben mishandeld, maar de getuige [getuige 6] . Verdachte verklaart dat immers zelf en aan getuige [getuige 7] is niet gevraagd wie door verdachte is mishandeld.
De rechtbank verwerpt dit verweer omdat dit wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 16-343579-21 onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 en in de zaak met parketnummer 16-226613-22 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 16-343579-21:
1. primair
zij op
of omstreeks19 maart 2021 te [pleegplaats] openlijk, te weten (in
/ophet steegje
/trapjebij) [straatnaam 1] (ter hoogte van nr. [nummer 1] ),
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde 1] door die [benadeelde 1]
- meermaals
, althans eenmaalin het gezicht te spugen en
/of
- bij de keel vast te pakken en
/of(vervolgens) de keel dicht te knijpen en
/of
-
meermaals, althanseenmaal te slaan in het gezicht,
althans tegen het hoofden
/of
- te dwingen op de knieën te gaan zitten en
/of
- ( vervolgens) (met kracht) het (achter)hoofd tegen een muur aan te slaan
/duwen, althans bewegen;terwijl dit door haar gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een hoofdwond, voor die [benadeelde 1] ten gevolge heeft gehad;
2. primair
zij op
of omstreeks27 februari 2021 te [pleegplaats] openlijk, te weten, op
of aan[straatnaam 2] (ter hoogte van nummer [nummer 2] ),
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon
en/of een goedte weten [benadeelde 2] door die [benadeelde 2]
-
meermaals, althanseenmaal te slaan tegen
het gezicht, althanshet hoofd en
/of
- bij de haren vast te pakken en
/of(vervolgens) aan de haren te trekken en
/of
- meermaals
, althans eenmaalte schoppen tegen het lichaam;
3.
zij op
of omstreeks25 februari 2021 te [pleegplaats]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen[benadeelde 3] heeft mishandeld door die [benadeelde 3]
- meermaals
, althans eenmaal(met kracht) een fiets tegen de benen van die [benadeelde 3] aan te duwen en
/of
- die [benadeelde 3] (met kracht) te slaan tegen het hoofd en
/of
- die [benadeelde 3] bij de haren vast te pakken en
/of(vervolgens) aan de haren te trekken;
4.
zij op
of omstreeks25 februari 2021 te [pleegplaats] [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1]
- ( met beide handen) bij het haar vast te pakken en
/ofvervolgens (met kracht) aan het haar te trekken en
/of
- ( met een vuist) te stompen
/slaanin de buik
, althans tegen het lichaam;
Zaak met parketnummer 16-226613-22 (gevoegd):
1.
zij, op
of omstreeks7 september 2022 te [pleegplaats]
, althans in Nederland,[slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door met een hamer in de richting van voornoemde [slachtoffer 2] te lopen, en
/oftegen voornoemde [slachtoffer 2] te zeggen "ik sla je dood met deze hamer" en
/of"ik sla je de kanker in"
, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Ten aanzien van parketnummer 16.343579.21:
feit 2
Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer, als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Gesteld is dat verdachte zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
Daartoe heeft de verdediging de volgende feiten en omstandigheden aangevoerd.
Uit de getuigenverklaringen van de buurtbewoners is gebleken dat het geweld kwam van beide kanten. Getuige [getuige 4] zegt dat aangeefster [benadeelde 2] verdachte eerst vastpakte. Met dit vastpakken (van een kind) zegt de getuige eigenlijk dat [benadeelde 2] begon met de agressie. Gelet op voorgaande is sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, waartegen verdachte zich mocht verdedigen.
De rechtbank gaat uit van de volgende, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
Aangeefster [benadeelde 2] wordt geconfronteerd met een groep van ongeveer 10 jongeren aan haar voordeur. Zij opent de voordeur en na een kort gesprek sluit zij de voordeur weer. Kort daarna gooit iemand een blikje tegen haar voordeur, en [benadeelde 2] gaat naar buiten om verhaal te halen. De groep rent weg en verdachte blijft staan. Vervolgens pakken verdachte en [benadeelde 2] elkaar vast en gaan elkaar te lijf.
Het hof acht de feiten en omstandigheden die de verdediging aan het verweer ten grondslag heeft gelegd, niet aannemelijk geworden. Uit het dossier blijkt namelijk niet dat [benadeelde 2] verdachte als eerste heeft vastgepakt. Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat verdachte de haar verweten gedraging niet heeft verricht in een situatie waarin en op een tijdstip waarop voor haar de noodzaak bestond tot verdediging van eigen lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor. Het verweer wordt derhalve verworpen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 16-343579-21 onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Het in de zaak met parketnummer 16-343579-21 onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Het in de zaak met parketnummer 16-343579-21 onder 3 en 4 bewezenverklaarde levert op:
telkens:
mishandeling.
Het in de zaak met parketnummer 16-226613-22 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 120 uur, waarvan 80 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met oplegging van jeugdreclasseringtoezicht als bijzondere voorwaarde gevorderd.
De raadsvrouw heeft in het geval van een bewezenverklaring een geheel voorwaardelijke straf bepleit, zonder bijzondere voorwaarden.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldplegingen, mishandelingen en bedreiging. Met haar agressieve optreden heeft zij inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Door het handelen van verdachte hebben de slachtoffers pijn en letsel ondervonden. Bovendien draagt dit soort geweld bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Het hof rekent het verdachte – net als de rechtbank – zwaar aan dat verdachte tegen verschillende personen op verschillende momenten fors geweld heeft gebruikt. Ook rekent het hof het verdachte zwaar aan dat zij steeds als zij met een groep is, de leidende rol op zich neemt en verreweg het meeste geweld pleegt.
Bij de op te leggen straf heeft het hof rekening gehouden met het strafblad van 12 april 2023, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor (soortgelijke) misdrijven is veroordeeld.
Voorts heeft het hof kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsvrouw ter terechtzitting naar voren is gebracht. Daaruit blijkt dat verdachte inmiddels weer bij haar moeder woont en dat het contact met haar moeder beter verloopt. Ook heeft verdachte verklaard dat zij sinds enige tijd goed contact heeft met een
jobcoach. Bovendien heeft verdachte afstand gedaan van haar vriendengroep. De Raad voor de Kinderbescherming heeft per brief op 22 mei 2023 laten weten dat de zorgen rondom verdachte nog steeds aanwezig zijn. Het eerder gegeven raadsadvies van 15 november 2022 wordt gehandhaafd. Uit dit advies kwam onder andere naar voren dat verdachte kampt met een agressieprobleem. Verdachte staat momenteel in het kader van een andere strafzaak op de wachtlijst bij [instelling] .
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen is bewezenverklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het hof oplegging van een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 120 uur, waarvan 60 uur voorwaardelijk, passend en geboden. De voorwaardelijke straf wordt opgelegd als stok achter de deur, om ervoor te zorgen dat verdachte niet opnieuw een strafbaar feit pleegt. Gelet op het feit dat verdachte reeds in het kader van een andere strafzaak op de wachtlijst staat bij [instelling] maar deze zaak nog niet onherroepelijk is geworden, ziet het hof aanleiding om naast reclasseringstoezicht ook in onderhavige zaak een ambulante behandeling bij [instelling] als bijzondere voorwaarde op te leggen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt tussen de € 100,00 en € 1.000,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 250,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 16-343579-21 onder 1 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De benadeelde partij heeft immers lichamelijk letsel opgelopen. Het psychische letsel is onvoldoende onderbouwd. Op grond van het voorgaande en rekening houdend met de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen, acht het hof toewijzing van het na te melden bedrag aan immateriële schadevergoeding billijk. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 589,00, bestaande uit materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 300,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 16-343579-21 onder 2 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Als gevolg van het op de benadeelde partij uitgeoefende geweld is de bril van haar gezicht geslagen en kapotgegaan. Uit de overgelegde factuur volgt dat de bril in 2019 is aangeschaft voor € 589,00. Het hof schat daarom – met de rechtbank – de schade op € 300,00. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Ten overvloede merkt het hof het volgende op. De toegewezen materiële schade zal hoofdelijk worden toegewezen gelet op de groepsaansprakelijkheid, welke voortvloeit uit het bewezenverklaarde, overeenkomstig het bepaalde in artikel 6:99 van het Burgerlijk Wetboek.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 736,61, bestaande uit € 336,61 aan materiële schade en € 400,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Onvoldoende is gebleken dat de gestelde schade door het in de zaak met parketnummer 16-343579-21 onder 3 bewezenverklaarde handelen van verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland van 19 april 2021 opgelegde voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van 40 uur, parketnummer 16-187468-20. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 63, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-343579-21 onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 en in de zaak met parketnummer 16-226613-22 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 16-343579-21 onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 en in de zaak met parketnummer 16-226613-22 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot
60 (zestig)uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen jeugddetentie, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dat noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd meewerkt aan een ambulante behandeling in een zorginstelling, te weten [instelling] , of een soortgelijke instelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling vast te stellen, teneinde zich te laten behandelen voor haar (agressie)problematiek.
Geeft opdracht aan Samen Veilig Midden-Nederland (SAVE) tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-343579-21 onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-343579-21 onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of haar mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 19 maart 2021.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-343579-21 onder 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 300,00 (driehonderd euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-343579-21 onder 2 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 300,00 (driehonderd euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of haar mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 27 februari 2021.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland van 19 april 2021, parketnummer 16-187468-20, te weten van:
taakstrafbestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
20 (twintig) dagenjeugddetentie.
Aldus gewezen door
mr. D. Visser, voorzitter,
mr. R.W. van Zuijlen en mr. M.L. Plas, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.E. Schoenmakers, griffier,
en op 20 juni 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 31 januari 2022 (hierna te noemen: einddossier), genummerd PL0900-2021395498, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 150. Tenzij anders vermeld, is dit proces-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd op de zitting van de rechtbank van 29 november 2022.
3.Pagina 66 en 67.
4.Pagina 77 t/m 81.
5.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd op de zitting van het hof op 6 juni 2023.
6.De verklaring van verdachte afgelegd op de zitting van de rechtbank van 29 november 2022.
7.Pagina 46 en 47.
8.Pagina 56.
9.Pagina 16 en 17.
10.Pagina 33.
11.Pagina 135.
12.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd op de zitting van het hof op 6 juni 2023.
13.Pagina 115 en 116.
14.Pagina 37 en 39.
15.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 3 oktober 2022 (hierna te noemen: einddossier), genummerd PL0900-2022263995, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 43. Tenzij anders vermeld, is dit proces-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
16.De verklaring van verdachte afgelegd op de zitting van de rechtbank van 29 november 2022.
17.Pagina 5.