ECLI:NL:RBROT:2025:2926

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 februari 2025
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
83-338265-21.B
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over verschoningsrecht van advocaten met betrekking tot concept notulen bestuursvergaderingen

Op 24 februari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak waarin de klaagster, een advocaat, zich beroept op haar verschoningsrecht met betrekking tot concept notulen van bestuursvergaderingen van [bedrijf 2] B.V. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een klaagschrift dat op 27 november 2024 was ingediend. De klaagster was aanwezig bij de bestuursvergadering op 1 mei 2018 en stelt dat de concept notulen vertrouwelijke informatie bevatten die onder haar verschoningsrecht vallen. De rechter-commissaris had eerder geoordeeld dat de stukken niet onder het verschoningsrecht vallen, maar de rechtbank heeft besloten de inhoud van de concept notulen te bekijken om te beoordelen of het verschoningsrecht van toepassing is. De rechtbank concludeert dat de concept notulen voor bepaalde agendapunten wel onder het verschoningsrecht vallen, terwijl voor andere agendapunten het beklag ongegrond wordt verklaard. De rechtbank heeft de stukken in handen gesteld van de rechter-commissaris voor verdere verwerking in het strafdossier. De beslissing is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de gegrondheid van het beklag voor een deel erkend, terwijl het voor het overige ongegrond is verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team straf 2
Zittingsplaats Rotterdam
Parketnummer : 83-338265-21
Raadkamernummer : 24-029892
Beslissing van de meervoudige raadkamer van de rechtbank Rotterdam op het beklag op grond van artikel 552a juncto 98 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[klaagster] , klaagster,

geboren op [geboortedatum] 1975,
advocaat van [persoon A] ,
kantoorhoudende te ( [postcode 2] ) [plaats] , [adres 2] ,
raadsman mr. T.G.F. Hatt, eveneens kantoorhoudende te Utrecht.

Procedure

Op 27 november 2024 is het klaagschrift ter griffie van deze rechtbank ingediend.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
Het klaagschrift is op 27 januari 2025 in openbare raadkamer behandeld. De rechtbank heeft de klaagster, haar raadsman en de officier van justitie mr. R.J.J.S. Visser op zitting gehoord.
De belanghebbende [bedrijf 1] B.V., tevens zijnde de beslagene, is, hoewel daartoe goed opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.

Feiten

Op 4 september 2024 is aan de [adres 1] , [postcode 1] te Rotterdam onder een ander dan klaagster beslag gelegd op stukken die zijn verzameld in een grote witte envelop met opschrift:
‘ [opschrift 1] ; Let op: mogelijk GH stukken.’In de witte envelop zaten drie plastic mapjes, waaronder een mapje dat is gekenmerkt als:
‘ [opschrift 2].’
Op 16 september 2024 heeft de officier van justitie de rechter-commissaris verzocht om (o.a.) ten aanzien van de stukken in het mapje met opschrift
[opschrift 2]te beoordelen of dit geheimhouderstukken bevat. De rechter-commissaris heeft geconstateerd dat het mogelijk om geheimhouderstukken gaat, aangezien het (concept)notulen van bestuursvergaderingen van [bedrijf 2] B.V. betreft waarbij mogelijk geheimhouders aanwezig zijn geweest. Het betreft:
  • concept notulen Bestuursvergadering [bedrijf 2] BV d.d. 23 februari 2018;
  • concept notulen Bestuursvergadering [bedrijf 2] BV d.d. 1 mei 2018;
  • concept notulen Bestuursvergadering [bedrijf 2] BV d.d. 30 mei 2018 en
  • vastgelegde notulen Bestuursvergadering [bedrijf 2] BV d.d. 9 november 2018.
De klaagster was namens [advocatenbureau] aanwezig bij de bestuursvergadering op
1 mei 2018. Bij de overige genoemde vergaderingen was klaagster blijkens de (concept) notulen niet aanwezig.
Bij brief van 1 oktober 2024 heeft de rechter-commissaris de mogelijke geheimhouders, waaronder klaagster, verzocht om (gemotiveerd) aan te geven of de (concept)notulen naar hun oordeel geheimhouderstukken betreffen waarop artikel 98 Sv van toepassing is, of zij zich ten aanzien van die stukken beroepen op hun verschoningsrecht en of zij dit kunnen motiveren.
Klaagster heeft in een brief, gedateerd 31 oktober 2024, aan de rechter-commissaris laten weten zich op haar verschoningsrecht te zullen beroepen. Deze mededeling is niet nader gemotiveerd.
De rechter-commissaris heeft bij beschikking van 4 november 2024 geoordeeld dat de stukken niet onder het verschoningsrecht van klaagster vallen. De rechter-commissaris heeft daartoe overwogen dat uit de stukken niet blijkt dat deze vertrouwelijk zijn. De enkele omstandigheid dat een advocaat aanwezig is bij een bestuursvergadering van een vennootschap betekent niet dat de (concept)notulen daarvan automatisch zijn aan te merken als geheimhouderstuk. De rechter-commissaris concludeert dat klaagster zich kennelijk wel op dit standpunt stelt, zodat haar beroep op het verschoningsrecht reeds om die reden wordt gepasseerd.

Standpunt klaagster

Het klaagschrift strekt, mede gelet op de in raadkamer gegeven nadere toelichting daarop, tot gegrondverklaring van het beklag, vernietiging van de beschikking van de rechter-commissaris van 4 november 2024 en opheffing van het beslag met een last tot teruggave althans vernietiging van de in beslag genomen concept notulen van de bestuursvergadering van 1 mei 2018. Namens klaagster is aangevoerd dat het aan de verschoningsgerechtigde advocaat is om te beoordelen of de concept notulen onder haar verschoningsrecht vallen,
tenzijer redelijkerwijs geen twijfel over kan bestaan dat dit standpunt onjuist is. Daarvan is in de beschikking van de rechter-commissaris niet gebleken. Het standpunt van het OM dat de enkele omstandigheid dat een advocaat de gehele bestuursvergadering bijwoont niet het gehele verslag onder zijn of haar verschoningsrecht brengt geeft een te beperkte uitleg aan het verschoningsrecht. Naast advisering valt ook alles wat de advocaat in hoedanigheid van advocaat als geheimhouder wordt toevertrouwd onder het verschoningsrecht. De situatie dat de advocaat enkel aanwezig is bij de vergadering en af en toe een opmerking maakt gaat in dit geval ook niet op. Klaagster is in hoedanigheid van advocaat bij de bestuursvergadering aanwezig geweest om haar cliënte juridische bijstand te verlenen. De inhoud van de vergadering is door cliënte aan haar als
advocaattoevertrouwd in hetk kader van informatie-uitwisseling. De notulen van de vergadering vormen een reflectie van het advies dat klaagster haar cliënte heeft gegeven tijdens de bestuursvergadering. Op basis van de inhoud van de concept notulen bestaat er geen twijfel over dat de concept notulen onder de geheimhoudingsplicht vallen. Ook is niet gebleken van
uitzonderlijkeomstandigheden, waardoor het verschoningsrecht zou moeten worden doorbroken.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat hij niet kan beoordelen of de rechter-commissaris terecht tot het oordeel is gekomen dat de notulen geen schriftelijke weerslag bevatten van door de advocaten gegeven adviezen, omdat het OM geen kennis heeft genomen van de inhoud van die stukken. Het uitgangspunt dat de rechter-commissaris alleen mag kennisnemen van de inhoud van de stukken als er redelijkerwijs geen twijfel kan bestaan dat het ingenomen standpunt van de verschoningsgerechtigde onjuist is, vindt geen steun in het recht. De beoordeling daarvan komt juist toe aan de rechter-commissaris. Voor zover noodzakelijk, mag hij daartoe kennisnemen van de inhoud van de stukken. Kijkend naar de inhoud, vallen notulen van bestuursvergaderingen in zijn algemeenheid niet onder het verschoningsrecht. Dit is anders indien een advocaat een onderneming adviseert en daarvan een vastlegging wordt gemaakt in de notulen. Slechts die passages die rechtstreeks verband houden met de advisering vallen onder het verschoningsrecht. De enkele omstandigheid dat een advocaat de gehele vergadering bijwoont brengt niet mee dat het gehele verslag onder zijn verschoningsrecht valt. De rechter-commissaris heeft terecht in zijn beslissing betrokken in hoeverre de notulen een schriftelijke weerslag bevatten van door de advocaten gegeven adviezen en heeft geconcludeerd dat dit niet het geval was.

Beoordeling

Vooropgesteld wordt dat op grond van artikel 218 Sv degenen die uit hoofde van hun beroep tot geheimhouding verplicht zijn, zich in rechte kunnen beroepen op hun verschoningsrecht over hetgeen waarvan de wetenschap aan hen als zodanig is toevertrouwd. Het gaat daarbij om de wetenschap die verschoningsgerechtigden hebben verkregen in de uitoefening van hun beroep. Een advocaat komt daarom alleen een verschoningsrecht toe in het kader van de juridische dienstverlening aan een rechtzoekende die zich tot de advocaat heeft gewend vanwege diens/dier hoedanigheid van advocaat.
De aard van de bevoegdheid tot verschoning van een advocaat brengt mee dat het oordeel over de vraag of brieven of geschriften object van de bevoegdheid tot verschoning uitmaken in beginsel toekomt aan die advocaat. Indien deze zich op het standpunt stelt dat het gaat om brieven en/of geschriften die noch voorwerp van het strafbare feit uitmaken noch tot het begaan daarvan gediend hebben en waarvan kennisneming zou leiden tot schending van het beroepsgeheim, dient dit standpunt door de organen van politie en justitie te worden geëerbiedigd, tenzij redelijkerwijze geen twijfel erover kan bestaan dat dit standpunt onjuist is. Daarbij doet niet ter zake of de in het geding zijnde geschriften zich bij de advocaat of bij diens/dier cliënt bevonden.
De officier van justitie heeft ter zitting aangegeven geen aanwijzingen te hebben dat de (concept)notulen voorwerp van het strafbare feit uitmaken of tot het begaan daarvan te hebben gediend. De rechtbank zal dit in het vervolg dan ook tot uitgangspunt nemen. Verder staat vast dat de klaagster alleen aanwezig is geweest bij de vergadering van 1 mei 2018, zodat hier alleen over die betreffende notulen een oordeel zal worden gegeven.
Notulen en schriftelijk vastgelegde bestuursbesluiten kunnen met de advocaat in die hoedanigheid uitgewisselde informatie bevatten, waarvan de raadpleging of verstrekking niet kan geschieden zonder dat de geheimhoudingsplicht wordt geschonden. De enkele omstandigheid dat deze informatie (ook) is opgenomen of verwerkt in notulen of in schriftelijk vastgelegde bestuursbesluiten van de rechtspersoon is niet voldoende voor de conclusie dat de informatie is onttrokken aan de vertrouwenssfeer tussen de rechtspersoon en de verschoningsgerechtigde (HR 3 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:600).
Het oordeel dat redelijkerwijze geen twijfel erover kan bestaan dat het in dit verband door de verschoningsgerechtigde ingenomen standpunt onjuist is komt volgens vaste jurisprudentie in beginsel toe aan de rechter-commissaris en in het verlengde daarvan aan de raadkamer van de rechtbank. Voor zover daartoe noodzakelijk, mag daartoe door de rechter-commissaris dan wel de raadkamer van de desbetreffende stukken worden kennisgenomen (vgl. HR
18 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:277; HR 2 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA0434). Het standpunt van klaagster dat de rechter-commissaris geen kennis mocht nemen van de inhoud van de stukken wordt dan ook verworpen.
De klaagster beroept zich ten aanzien van de inhoud van de concept notulen van de bestuursvergadering van 1 mei 2018 op haar verschoningsrecht. Klaagster zou deze bestuursvergadering als advocaat hebben bijgewoond en in de hoedanigheid van advocaat informatie hebben verstrekt aan en ontvangen van haar cliënte.
De rechtbank heeft, na beraadslaging, op 27 januari 2025 geoordeeld dat het voor de beoordeling van de vraag of het verschoningsrecht zich uitstrekt over de bedoelde concept notulen noodzakelijk is om kennis te nemen van de inhoud daarvan. Daarbij is relevant dat het stukken betreft die zijn aangeduid als (concept) notulen van bestuursvergaderingen. Dit duidt er niet
a prioriop dat het hier gaat om geheimhouderstukken, zeker niet vrijwel de volledige inhoud van die notulen, en daar komt bij dat de rechter-commissaris op basis van de inhoud van de stukken een beslissing heeft genomen en tot de conclusie is gekomen dat het verschoningsrecht hier niet opgaat. De rechtbank heeft daarom de stukken ingezien om tot een oordeel te komen. Bij de beoordeling of het om vertrouwelijke informatie gaat, is de rechtbank in beginsel uitgegaan van het standpunt van de advocaat dat dit het geval is, tenzij er redelijkerwijze geen twijfel over kan bestaan dat dit standpunt onjuist is.
De rechtbank is, na kennisneming van het document ‘concept notulen Bestuursvergadering [bedrijf 2] BV d.d. 1 mei 2018’, van oordeel dat het verschoningsrecht zich uitstrekt tot de agendapunten 1, 3, 4, 5, 6 en 7, tweede alinea, alsook het overzicht van de agendapunten
1, 3, 4, 5, 6 en 7 bovenaan het document. In zoverre zal het beklag dan ook gegrond worden verklaard. Voor het overige is het beklag ongegrond. Genoemde agendapunten dienen door de rechter-commissaris uit de notulen te worden verwijderd, alvorens de notulen voor het overige aan het strafdossier kunnen worden toegevoegd.
De rechtbank stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris om deze, met inachtneming van deze beslissing alsook met de gelijktijdig genomen beslissingen in de zaken van de klagers mrs. [medeklaagster 1] , [medeklaagster 2] en [medeklager] , aan het strafdossier toe te voegen.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beklag gegrond voor zover het betrekking heeft op de concept notulen Bestuursvergadering [bedrijf 2] BV d.d. 1 mei 2018, agendapunten 1, 3, 4, 5, 6 en
7, tweede alinea, alsook het overzicht van de agendapunten 1, 3, 4, 5, 6 en
7 bovenaan het document;
  • stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris om deze, met inachtneming van deze beslissing alsook met de gelijktijdig genomen beslissingen in de zaken van de klagers mrs. [medeklaagster 1] , [medeklaagster 2] en [medeklager] , aan het strafdossier toe te voegen;
  • verklaart het beklag voor het overige ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.M. Stolk, voorzitter,
en mrs. F. Damsteegt en R.D.M. de Boer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.D. Schmahl, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2025.