ECLI:NL:RBROT:2025:2762

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 februari 2025
Publicatiedatum
4 maart 2025
Zaaknummer
83-338265-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over verschoningsrecht van advocaten in bestuursvergaderingen

Op 24 februari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende het verschoningsrecht van advocaten in het kader van bestuursvergaderingen. De klaagster, een advocaat, had een klaagschrift ingediend tegen een beschikking van de rechter-commissaris van 4 november 2024, waarin werd geoordeeld dat bepaalde stukken niet onder het verschoningsrecht vielen. De rechtbank heeft de feiten en het standpunt van de klaagster en de officier van justitie in overweging genomen. De klaagster stelde dat de notulen van bestuursvergaderingen vertrouwelijke informatie bevatten die onder het verschoningsrecht valt, terwijl de officier van justitie betoogde dat de rechter-commissaris terecht had geoordeeld dat de notulen geen schriftelijke weerslag van door de advocaten gegeven adviezen bevatten. Na beraadslaging heeft de rechtbank geoordeeld dat het verschoningsrecht zich uitstrekt tot bepaalde agendapunten van de concept notulen van de bestuursvergaderingen van 1 mei en 30 mei 2018. De rechtbank verklaarde het beklag gegrond voor deze agendapunten, maar ongegrond voor de overige punten. De rechtbank heeft de stukken in handen gesteld van de rechter-commissaris voor verdere verwerking in het strafdossier.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team straf 2
Zittingsplaats Rotterdam
Parketnummer : 83-338265-21
Raadkamernummer : 24-029876
Beslissing van de meervoudige raadkamer van de rechtbank Rotterdam op het beklag op grond van artikel 552a juncto 98 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[klaagster] , klaagster,

geboren op [geboortedatum] 1993,
advocaat van [bedrijf 1] B.V.,
voor deze zaak domicilie kiezende te ( [postcode 2] ) [plaats] , [adres 2] ,
ten kantore van haar raadsvrouw mr. P.T.C. van Kampen.

Procedure

Op 25 november 2024 is het klaagschrift ter griffie van deze rechtbank ingediend.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
Het klaagschrift is op 27 januari 2025 in openbare raadkamer behandeld. De rechtbank heeft de raadsvrouw en de officier van justitie mr. R.J.J.S. Visser op zitting gehoord.
De klaagster en de belanghebbende [bedrijf 2] B.V., tevens zijnde de beslagene, zijn, hoewel daartoe goed opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.

Feiten

Op 4 september 2024 is aan de [adres 1] , [postcode 1] te Rotterdam onder een ander dan klaagster beslag gelegd op stukken die zijn verzameld in een grote witte envelop met opschrift:
‘ [opschrift 1] ; Let op: mogelijk GH stukken.’In de witte envelop zaten drie plastic mapjes, waaronder een mapje dat is gekenmerkt als:
‘ [opschrift 2].’
Op 16 september 2024 heeft de officier van justitie de rechter-commissaris verzocht om (o.a.) ten aanzien van de stukken in het mapje met opschrift
[opschrift 2]te beoordelen of dit geheimhouderstukken bevat. De rechter-commissaris heeft geconstateerd dat het mogelijk om geheimhouderstukken gaat, aangezien het (concept)notulen van bestuursvergaderingen van [bedrijf 1] B.V. betreft waarbij mogelijk geheimhouders aanwezig zijn geweest. Het betreft:
  • concept notulen Bestuursvergadering [bedrijf 1] BV d.d. 23 februari 2018;
  • concept notulen Bestuursvergadering [bedrijf 1] BV d.d. 1 mei 2018;
  • concept notulen Bestuursvergadering [bedrijf 1] BV d.d. 30 mei 2018 en
  • vastgelegde notulen Bestuursvergadering [bedrijf 1] BV d.d. 9 november 2018.
De klaagster was met haar kantoorgenoot mr. [medeklaagster 1] namens [bedrijf 3] N.V. aanwezig bij de bestuursvergaderingen op 1 mei 2018 en 30 mei 2018. Bij de overige genoemde vergaderingen was klaagster blijkens de (concept) notulen niet aanwezig.
Bij brief van 1 oktober 2024 heeft de rechter-commissaris de mogelijke geheimhouders, waaronder klaagster, verzocht om (gemotiveerd) aan te geven of de (concept)notulen naar hun oordeel geheimhouderstukken betreffen waarop artikel 98 Sv van toepassing is, of zij zich ten aanzien van die stukken beroepen op hun verschoningsrecht en of zij dit kunnen motiveren.
Mr. [medeklaagster 1] heeft per mail van 7 oktober 2024 mede namens klaagster en mr. [medeklager] gereageerd op de brief van de rechter-commissaris van 1 oktober 2024. De advocaten
mrs. [medeklaagster 1] , [medeklager] en [klaagster] (klaagster) stellen aanwezig te zijn geweest bij een of meer van genoemde bestuursvergaderingen van [bedrijf 1] B.V. waar de (concept)notulen betrekking op hebben. De vergaderingen hadden tot doel om te overleggen met hun cliënte en hun cliënte van advies te voorzien over een geschil tussen cliënte en een wederpartij, waarvoor hun bijstand als advocaat was gevraagd. Tijdens de bestuursvergadering(en) zijn onderwerpen besproken die betrekking hadden dan wel verband hielden met dat geschil; de (concept) notulen doen verslag van hetgeen met cliënte is besproken en van de adviezen aan cliënte. Naar het oordeel van de advocaten strekt hun geheimhoudingsplicht tot alle genoemde stukken, met uitzondering van de agendapunten 8 en 9 van de concept notulen van de bestuursvergadering van [bedrijf 1] B.V. van 30 mei 2018.
De rechter-commissaris heeft bij beschikking van 4 november 2024 geoordeeld dat de stukken niet onder het verschoningsrecht van de advocaten vallen. De rechter-commissaris heeft daartoe overwogen dat uit de stukken niet blijkt dat deze vertrouwelijk zijn. De enkele omstandigheid dat een advocaat aanwezig is bij een bestuursvergadering van een vennootschap betekent niet dat de (concept)notulen daarvan automatisch zijn aan te merken als geheimhouderstuk. Gezien het feit dat mr. [medeklaagster 1] uitdrukkelijk de beschikking wilde hebben over een afschrift van de stukken, gaat de rechter-commissaris ervan uit dat
mr. [medeklaagster 1] met hem van oordeel is dat de beantwoording van de vraag of het om geheimhouderstukken gaat een inhoudelijke beoordeling vergt. De rechter-commissaris concludeert – na een inhoudelijke beoordeling van de stukken – dat uit de (concept)notulen niet blijkt dat de advocaten tijdens de vergadering(en) adviezen hebben gegeven noch blijkt van de inhoud van eventueel gegeven adviezen. Voor zover tijdens de vergadering(en) adviezen zijn verstrekt vormen de (concept)notulen daarvan geen schriftelijke weerslag, aldus het oordeel van de rechter-commissaris.
Standpunt klaagster
Het klaagschrift is ingediend namens klaagster en haar medeklagers mrs. [medeklager] en [medeklaagster 1] . Het klaagschrift strekt, mede gelet op de in raadkamer gegeven nadere toelichting daarop, tot vernietiging van de beschikking van de rechter-commissaris van 4 november 2024, gegrondverklaring van het beklag en opheffing van het beslag met een last tot teruggave van de in beslag genomen stukken aan de verschoningsgerechtigde advocaten. Namens de advocaten is aangevoerd dat de rechter-commissaris geen kennis had behoren te nemen van de inhoud van de stukken. Het standpunt van de advocaten dat kennisneming van de stukken zou leiden tot schending van hun beroepsgeheim had door de rechter-commissaris moeten worden gerespecteerd, tenzij er redelijkerwijs geen twijfel over kon bestaan dat dit standpunt onjuist was. De rechter-commissaris heeft niet toegelicht waaruit die twijfel zou (hebben) bestaan. Het verschoningsrecht is van toepassing als bij een bestuursvergadering door of aan de advocaat in hoedanigheid van advocaat informatie wordt verstrekt. Daarbij gaat het niet enkel over de vraag of door advocaten advies is gegeven en over de inhoud van dat advies, maar (ook) om de uitwisseling van informatie tussen advocaten en de cliënte in relatie tot (het geven van) die adviezen. Uit de inhoud van de stukken blijkt expliciet dat de advocaten bij de bestuursvergaderingen aanwezig waren in hoedanigheid van advocaat, om informatie te krijgen van de cliënte en haar op basis van die informatie adviezen te geven, hetgeen zij ook daadwerkelijk tijdens de vergadering(en) hebben gedaan. Dat was de bedoeling van deze specifieke bestuursvergaderingen, die enkel en alleen betrekking hadden op aspecten gerelateerd aan een gerechtelijke procedure bij de Ondernemingskamer, waarbij [bedrijf 1] B.V. en haar dochters door de advocaten werden bijgestaan en door hen in hoedanigheid van advocaat werden geadviseerd. In de mail van 7 oktober 2024 heeft mr. [medeklaagster 1] voorbeelden gegeven waaruit blijkt dat bij iedere bestuursvergadering adviezen zijn gegeven.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat hij niet kan beoordelen of de rechter-commissaris terecht tot het oordeel is gekomen dat de notulen geen schriftelijke weerslag bevatten van door de advocaten gegeven adviezen, omdat het OM geen kennis heeft genomen van de inhoud van die stukken. Het uitgangspunt dat de rechter-commissaris alleen mag kennisnemen van de inhoud van de stukken als er redelijkerwijs geen twijfel kan bestaan dat het ingenomen standpunt van de verschoningsgerechtigde onjuist is, vindt geen steun in het recht. De beoordeling daarvan komt juist toe aan de rechter-commissaris. Voor zover noodzakelijk, mag hij daartoe kennisnemen van de inhoud van de stukken. Kijkend naar de inhoud, vallen notulen van bestuursvergaderingen in zijn algemeenheid niet onder het verschoningsrecht. Dit is anders indien een advocaat een onderneming adviseert en daarvan een vastlegging wordt gemaakt in de notulen. Slechts die passages die rechtstreeks verband houden met de advisering vallen onder het verschoningsrecht. De enkele omstandigheid dat een advocaat de gehele vergadering bijwoont brengt niet mee dat het gehele verslag onder zijn verschoningsrecht valt. De rechter-commissaris heeft terecht in zijn beslissing betrokken in hoeverre de notulen een schriftelijke weerslag bevatten van door de advocaten gegeven adviezen en heeft geconcludeerd dat dit niet het geval was.

Beoordeling

Vooropgesteld wordt dat op grond van artikel 218 Sv degenen die uit hoofde van hun beroep tot geheimhouding verplicht zijn, zich in rechte kunnen beroepen op hun verschoningsrecht over hetgeen waarvan de wetenschap aan hen als zodanig is toevertrouwd. Het gaat daarbij om de wetenschap die verschoningsgerechtigden hebben verkregen in de uitoefening van hun beroep. Een advocaat komt daarom alleen een verschoningsrecht toe in het kader van de juridische dienstverlening aan een rechtzoekende die zich tot de advocaat heeft gewend vanwege diens/dier hoedanigheid van advocaat.
De aard van de bevoegdheid tot verschoning van een advocaat brengt mee dat het oordeel over de vraag of brieven of geschriften object van de bevoegdheid tot verschoning uitmaken in beginsel toekomt aan die advocaat. Indien deze zich op het standpunt stelt dat het gaat om brieven en/of geschriften die noch voorwerp van het strafbare feit uitmaken noch tot het begaan daarvan gediend hebben en waarvan kennisneming zou leiden tot schending van het beroepsgeheim, dient dit standpunt door de organen van politie en justitie te worden geëerbiedigd, tenzij redelijkerwijze geen twijfel erover kan bestaan dat dit standpunt onjuist is. Daarbij doet niet ter zake of de in het geding zijnde geschriften zich bij de advocaat of bij diens/dier cliënt bevonden.
De officier van justitie heeft ter zitting aangegeven geen aanwijzingen te hebben dat de (concept)notulen voorwerp van het strafbare feit uitmaken of tot het begaan daarvan te hebben gediend. De rechtbank zal dit in het vervolg dan ook tot uitgangspunt nemen. Verder staat vast dat de klaagster alleen aanwezig is geweest bij de vergaderingen van 1 mei 2018 en
30 mei 2018, zodat hier alleen over die betreffende notulen een oordeel zal worden gegeven.
Notulen en schriftelijk vastgelegde bestuursbesluiten kunnen met de advocaat in die hoedanigheid uitgewisselde informatie bevatten, waarvan de raadpleging of verstrekking niet kan geschieden zonder dat de geheimhoudingsplicht wordt geschonden. De enkele omstandigheid dat deze informatie (ook) is opgenomen of verwerkt in notulen of in schriftelijk vastgelegde bestuursbesluiten van de rechtspersoon is niet voldoende voor de conclusie dat de informatie is onttrokken aan de vertrouwenssfeer tussen de rechtspersoon en de verschoningsgerechtigde (HR 3 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:600).
Het oordeel dat redelijkerwijze geen twijfel erover kan bestaan dat het in dit verband door de verschoningsgerechtigde ingenomen standpunt onjuist is komt volgens vaste jurisprudentie in beginsel toe aan de rechter-commissaris en in het verlengde daarvan aan de raadkamer van de rechtbank. Voor zover daartoe noodzakelijk, mag daartoe door de rechter-commissaris dan wel de raadkamer van de desbetreffende stukken worden kennisgenomen (vgl. HR 18 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:277; HR 2 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA0434). Het standpunt van klaagster dat de rechter-commissaris geen kennis mocht nemen van de inhoud van de stukken wordt dan ook verworpen.
De klaagster beroept zich ten aanzien van de inhoud van de concept notulen van de bestuursvergaderingen van 1 mei en 30 mei 2018 op haar verschoningsrecht, met uitzondering van de agendapunten 8 en 9 van de bestuursvergadering op 30 mei 2018. Klaagster zou deze bestuursvergaderingen als advocaat hebben bijgewoond en telkens in de hoedanigheid van advocaat informatie hebben verstrekt aan en ontvangen van/namens haar cliënte.
De rechtbank heeft, na beraadslaging, op 27 januari 2025 geoordeeld dat het voor de beoordeling van de vraag of het verschoningsrecht zich uitstrekt over de bedoelde concept notulen noodzakelijk is om kennis te nemen van de inhoud daarvan. Daarbij is relevant dat het stukken betreft die zijn aangeduid als (concept) notulen van bestuursvergaderingen. Dit duidt er niet
a prioriop dat het hier gaat om geheimhouderstukken, zeker niet vrijwel de volledige inhoud van die notulen, en daar komt bij dat de rechter-commissaris op basis van de inhoud van de stukken een beslissing heeft genomen en tot de conclusie is gekomen dat het verschoningsrecht hier niet opgaat. De rechtbank heeft daarom de stukken ingezien om tot een oordeel te komen. Bij de beoordeling of het om vertrouwelijke informatie gaat, is de rechtbank in beginsel uitgegaan van het standpunt van de advocaat dat dit het geval is, tenzij er redelijkerwijze geen twijfel over kan bestaan dat dit standpunt onjuist is.
De rechtbank is, na kennisneming van de documenten ‘concept notulen Bestuursvergadering [bedrijf 1] BV d.d. 1 mei 2018’ en ‘concept notulen Bestuursvergadering [bedrijf 1] BV d.d. 30 mei 2018’, van oordeel dat het verschoningsrecht zich uitstrekt tot de agendapunten 1, 3, 4, 5, 6 en 7, tweede alinea, alsook het overzicht van de agendapunten 1, 3, 4, 5, 6 en 7 bovenaan de concept notulen van de bestuursvergadering van 1 mei 2018 en tot de agendapunten 3, 4, 5, 6 en 7, alsook het overzicht van de agendapunten 3, 4, 5, 6 en 7 bovenaan de concept notulen van de bestuursvergadering van 30 mei 2018. In zoverre zal het beklag dan ook gegrond worden verklaard. Voor het overige is het beklag ongegrond. Genoemde agendapunten dienen door de rechter-commissaris uit de notulen te worden verwijderd, alvorens de notulen voor het overige aan het strafdossier kunnen worden toegevoegd.
De rechtbank heeft geen acht geslagen op de agendapunten 8 en 9, nu klaagster zich ten aanzien daarvan op het standpunt heeft gesteld dat deze buiten de reikwijdte van haar verschoningsrecht vallen.
De rechtbank stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris om deze, met inachtneming van deze beslissing alsook met de gelijktijdig genomen beslissingen in de zaken van de klagers mrs. [medeklaagster 1] , [medeklager] en [medeklaagster 2] , aan het strafdossier toe te voegen.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beklag gegrond voor zover het betrekking heeft op de concept notulen Bestuursvergadering [bedrijf 1] BV d.d. 1 mei 2018, agendapunten 1, 3, 4, 5, 6 en 7, tweede alinea, alsook het overzicht van de agendapunten 1, 3, 4, 5, 6 en 7 bovenaan het document; de concept notulen Bestuursvergadering [bedrijf 1] BV d.d. 30 mei 2018, agendapunten 3, 4, 5, 6 en 7, alsook het overzicht van de agendapunten 3, 4, 5, 6 en 7 bovenaan het document;
  • stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris om deze, met inachtneming van deze beslissing alsook met de gelijktijdig genomen beslissingen in de zaken van de klagers mrs. [medeklaagster 1] , [medeklager] en [medeklaagster 2] , aan het strafdossier toe te voegen;
  • verklaart het beklag voor het overige ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.M. Stolk, voorzitter,
en mrs. F. Damsteegt en R.D.M. de Boer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.D. Schmahl, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2025.