Vooropgesteld wordt dat op grond van artikel 218 Sv degenen die uit hoofde van hun beroep tot geheimhouding verplicht zijn, zich in rechte kunnen beroepen op hun verschoningsrecht over hetgeen waarvan de wetenschap aan hen als zodanig is toevertrouwd. Het gaat daarbij om de wetenschap die verschoningsgerechtigden hebben verkregen in de uitoefening van hun beroep. Een advocaat komt daarom alleen een verschoningsrecht toe in het kader van de juridische dienstverlening aan een rechtzoekende die zich tot de advocaat heeft gewend vanwege diens/dier hoedanigheid van advocaat.
De aard van de bevoegdheid tot verschoning van een advocaat brengt mee dat het oordeel over de vraag of brieven of geschriften object van de bevoegdheid tot verschoning uitmaken in beginsel toekomt aan die advocaat. Indien deze zich op het standpunt stelt dat het gaat om brieven en/of geschriften die noch voorwerp van het strafbare feit uitmaken noch tot het begaan daarvan gediend hebben en waarvan kennisneming zou leiden tot schending van het beroepsgeheim, dient dit standpunt door de organen van politie en justitie te worden geëerbiedigd, tenzij redelijkerwijze geen twijfel erover kan bestaan dat dit standpunt onjuist is. Daarbij doet niet ter zake of de in het geding zijnde geschriften zich bij de advocaat of bij diens/dier cliënt bevonden.
De officier van justitie heeft ter zitting aangegeven geen aanwijzingen te hebben dat de (concept)notulen voorwerp van het strafbare feit uitmaken of tot het begaan daarvan te hebben gediend. De rechtbank zal dit in het vervolg dan ook tot uitgangspunt nemen. Verder staat vast dat de klaagster alleen aanwezig is geweest bij de vergaderingen van 1 mei 2018 en
30 mei 2018, zodat hier alleen over die betreffende notulen een oordeel zal worden gegeven.
Notulen en schriftelijk vastgelegde bestuursbesluiten kunnen met de advocaat in die hoedanigheid uitgewisselde informatie bevatten, waarvan de raadpleging of verstrekking niet kan geschieden zonder dat de geheimhoudingsplicht wordt geschonden. De enkele omstandigheid dat deze informatie (ook) is opgenomen of verwerkt in notulen of in schriftelijk vastgelegde bestuursbesluiten van de rechtspersoon is niet voldoende voor de conclusie dat de informatie is onttrokken aan de vertrouwenssfeer tussen de rechtspersoon en de verschoningsgerechtigde (HR 3 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:600). Het oordeel dat redelijkerwijze geen twijfel erover kan bestaan dat het in dit verband door de verschoningsgerechtigde ingenomen standpunt onjuist is komt volgens vaste jurisprudentie in beginsel toe aan de rechter-commissaris en in het verlengde daarvan aan de raadkamer van de rechtbank. Voor zover daartoe noodzakelijk, mag daartoe door de rechter-commissaris dan wel de raadkamer van de desbetreffende stukken worden kennisgenomen (vgl. HR 18 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:277; HR 2 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA0434). Het standpunt van klaagster dat de rechter-commissaris geen kennis mocht nemen van de inhoud van de stukken wordt dan ook verworpen. De klaagster beroept zich ten aanzien van de inhoud van de concept notulen van de bestuursvergaderingen van 1 mei en 30 mei 2018 op haar verschoningsrecht, met uitzondering van de agendapunten 8 en 9 van de bestuursvergadering op 30 mei 2018. Klaagster zou deze bestuursvergaderingen als advocaat hebben bijgewoond en telkens in de hoedanigheid van advocaat informatie hebben verstrekt aan en ontvangen van/namens haar cliënte.
De rechtbank heeft, na beraadslaging, op 27 januari 2025 geoordeeld dat het voor de beoordeling van de vraag of het verschoningsrecht zich uitstrekt over de bedoelde concept notulen noodzakelijk is om kennis te nemen van de inhoud daarvan. Daarbij is relevant dat het stukken betreft die zijn aangeduid als (concept) notulen van bestuursvergaderingen. Dit duidt er niet
a prioriop dat het hier gaat om geheimhouderstukken, zeker niet vrijwel de volledige inhoud van die notulen, en daar komt bij dat de rechter-commissaris op basis van de inhoud van de stukken een beslissing heeft genomen en tot de conclusie is gekomen dat het verschoningsrecht hier niet opgaat. De rechtbank heeft daarom de stukken ingezien om tot een oordeel te komen. Bij de beoordeling of het om vertrouwelijke informatie gaat, is de rechtbank in beginsel uitgegaan van het standpunt van de advocaat dat dit het geval is, tenzij er redelijkerwijze geen twijfel over kan bestaan dat dit standpunt onjuist is.
De rechtbank is, na kennisneming van de documenten ‘concept notulen Bestuursvergadering [bedrijf 1] BV d.d. 1 mei 2018’ en ‘concept notulen Bestuursvergadering [bedrijf 1] BV d.d. 30 mei 2018’, van oordeel dat het verschoningsrecht zich uitstrekt tot de agendapunten 1, 3, 4, 5, 6 en 7, tweede alinea, alsook het overzicht van de agendapunten 1, 3, 4, 5, 6 en 7 bovenaan de concept notulen van de bestuursvergadering van 1 mei 2018 en tot de agendapunten 3, 4, 5, 6 en 7, alsook het overzicht van de agendapunten 3, 4, 5, 6 en 7 bovenaan de concept notulen van de bestuursvergadering van 30 mei 2018. In zoverre zal het beklag dan ook gegrond worden verklaard. Voor het overige is het beklag ongegrond. Genoemde agendapunten dienen door de rechter-commissaris uit de notulen te worden verwijderd, alvorens de notulen voor het overige aan het strafdossier kunnen worden toegevoegd.
De rechtbank heeft geen acht geslagen op de agendapunten 8 en 9, nu klaagster zich ten aanzien daarvan op het standpunt heeft gesteld dat deze buiten de reikwijdte van haar verschoningsrecht vallen.
De rechtbank stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris om deze, met inachtneming van deze beslissing alsook met de gelijktijdig genomen beslissingen in de zaken van de klagers mrs. [medeklaagster 1] , [medeklager] en [medeklaagster 2] , aan het strafdossier toe te voegen.