5.2.Naar het oordeel van de rechtbank stelt verweerder terecht dat eiseres, als vervoerder van de varkens, de overtreding heeft begaan. In bijlage I, hoofdstuk I, paragrafen 1 en 2, aanhef en onder b, van de Transportverordening is bepaald dat alleen dieren die geschikt zijn voor het voorgenomen transport mogen worden vervoerd, en de vervoersomstandigheden moeten van dien aard zijn dat de dieren geen letsel of onnodig lijden kan worden berokkend. Gewonde, zwakke en zieke dieren worden niet in staat geacht te worden vervoerd, met name wanneer zij ernstige open wonden of een prolaps vertonen. Dat deze norm ook gericht is tot de vervoerder, blijkt uit artikel 6, derde lid, van de Transportverordening, waarin is bepaald dat de vervoerders de dieren vervoeren in overeenstemming met de technische voorschriften in bijlage I. De overtreding kan dus aan eiseres als vervoerder worden toegerekend. Er is geen aanknopingspunt voor het oordeel dat verwijtbaarheid ontbreekt. Hoewel een chauffeur geen dierenarts is, acht de rechtbank daarbij van belang dat van hem wel verwacht mag worden dat hij de te vervoeren dieren bij het opladen controleert op geschiktheid voor het transport. Een vervoerder heeft daarbij dus een eigen verantwoordelijkheid en kan zich niet verschuilen achter een gestelde nalatige controle door de houder of andere personen in de keten. De rechtbank acht het, gelet op het rapport en de daarbij gevoegde foto’s, ook onaannemelijk dat de beschreven afwijkingen bij de dieren niet zichtbaar zijn geweest voor de chauffeur die de dieren heeft opgeladen.
6. Nu verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiseres de haar verweten overtreding heeft begaan, was verweerder bevoegd daarvoor een boete op te leggen. In de bijlage bij de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren is de standaardboete voor deze overtreding vastgesteld op € 1.500,-. Omdat de risico’s of de gevolgen van de overtreding voor het dierenwelzijn volgens verweerder ernstig zijn, is de boete met toepassing van artikel 2.3, aanhef en onder b, van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren verdubbeld. Nu sprake was van drie niet-transportwaardige dieren tijdens het bewuste transport, volgt de rechtbank verweerder in zijn standpunt dat in dit geval sprake is van een ernstige situatie en acht de rechtbank een boete van € 3.000,- in beginsel passend en geboden.
7. De beroepsgrond dat de opgelegde boete in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, slaagt niet. Zoals verweerder heeft toegelicht, heeft de toezichthouder vastgesteld dat de wonden ten tijde van de inspectie in ieder geval 24 uur aanwezig waren. Omdat het eerste transport vóór die 24 uur, op 25 januari 2022 om 09:30 uur, heeft plaatsgevonden, kan niet met zekerheid worden gezegd dat ook ten tijde van het eerste opladen voor transport sprake was van (zichtbare) ernstige open wonden. Gelet hierop is ervan afgezien de oorspronkelijke houder een boete op te leggen. Omdat het moment van laden van de dieren vanaf het verzamelcentrum wel binnen 24 uur voorafgaand aan de constatering door de toezichthouder valt, is sprake van een wezenlijk verschil, en is de aan eiseres opgelegde boete niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel.
8. Het betoog van eiseres dat de boete gematigd had moeten worden vanwege termijnoverschrijdingen, slaagt niet. De rechtbank stelt in dat verband vast dat verweerder bij het nemen van het boetebesluit de termijn van artikel 5:51 van de Awb heeft overschreden. Overschrijding van die termijn leidt echter niet tot het vervallen van de bevoegdheid om een boete op te leggen.Evenmin heeft verweerder de boete moeten matigen omdat het voornemen te laat is verzonden. Verweerder hanteert het beleid dat een boete wordt gematigd indien geen aanzegging heeft plaatsgevonden en er zeven maanden of meer zijn gelegen tussen de overtreding en het voornemen. Uit het rapport blijkt echter dat de toezichthouder de chauffeur direct van zijn bevindingen op de hoogte heeft gesteld en hem een rapport van bevindingen heeft aangezegd. Die chauffeur was overigens [naam 2], de bestuurder van eiseres. Ook per e-mail is eiseres medegedeeld dat een overtreding is geconstateerd. Verweerder heeft onder deze omstandigheden geen aanleiding hoeven zien voor een beleidsmatige matiging. Evenmin is gebleken dat eiseres door de gang van zaken in haar verweermogelijkheden is geraakt. Daarbij is van belang dat eiseres met de uitgebreide bevindingen in het rapport voldoende feitenmateriaal had om de bevindingen van de toezichthouder te kunnen tegenspreken. Het is de rechtbank dan ook niet gebleken dat eiseres door het tijdsverloop in haar verdedigingsmogelijkheden is geschaad. Voor zover eiseres betoogt dat “het feitentraject” onvoldoende in kaart is gebracht, overweegt de rechtbank dat uit het rapport en het procesverloop bij het bestreden besluit voldoende duidelijk blijkt wat de gang van zaken is geweest in deze procedure.