In het rapport heeft de toezichthouder, voor zover hier van belang, het volgende beschreven:
“
Bevinding(en):Datum en tijdstip van de bevinding: 26 januari 2022, omstreeks 10:00 uur.
Tijdens mijn inspectie bevond ik mij in de stal van het bovengenoemde slachthuis om de antemortem keuring uit te voeren van de aangevoerde slachtbiggen. Ik stond naast de klep van een vrachtauto, welke net gearriveerd was om een koppel slachtbiggen te lossen. Ik zag tijdens het lossen 3 biggen met een navelbreuk groter dan 15-20 cm. Op de navelbreuken zag ik dat de huid niet aaneengesloten was; er zaten open wonden aan de onderkant van de navelbreuken (zie eerste big op foto's 1 en 2, tweede big op foto 3 en derde big op foto 4). Ik gaf meteen de stalbaas de opdracht om de betreffende biggen apart in een hok te zetten, zodat ik ze rustig kon beoordelen.
Tijdens het klinische onderzoek zag ik dat bij alle 3 biggen de wonden aan de onderkant van de navelbreuk rond 5 cm waren en rode en zwarte randen hadden, wat duidt op ontsteking. Ik zag necrotische plekken aan de randen en ontsteking in het midden van de wonden. De ontsteking kon ik herkennen door de rode kleur, de vergroting van de weefsels en de gele vloeistofafscheiding. Ik zag korstvorming op de wonden en bezoedeling met vuil en mest. Ik zag dat de onderliggende weefsels bloot lagen doordat ze niet beschermd waren door de huid; uit deze bevinding concludeerde ik dat de open wonden ernstig waren. Ik zag dat de biggen slachtblikken in het oor hadden met de nummers [nummer 1] , [nummer 2] en [nummer 3] (zie foto's 5, 7, en 9). Op de slachtblikken van de 3 biggen zag ik hetzelfde UBN, namelijk [nummer 4] (zie foto's 6, 8 en 10).
Uit mijn expertise als dierenarts weet ik dat de wonden aan de onderkant van de navelbreuken al meer dan 24 uur aanwezig waren, omdat korstvorming, vergroting en ontsteking processen zijn die langere tijd nodig hebben om te ontstaan, in ieder geval meer dan 24 uur.
Aan de hand van de bij het transport behorende vervoersdocumenten stelde ik vast dat de biggen op 26 januari 2022 bij [eiseres] te [plaatsnaam 1] zijn opgeladen en vervoerd zijn naar het slachthuis; aangezien mijn controle op dezelfde dag plaatsvond, maak ik hieruit op dat de aandoening bij de biggen voor aanvang van het opladen bij de verzamelplaats aanwezig waren (zie bijlagen afleveringsverklaring en begeleidings- en waarschuwingsformulier).
De biggen hadden niet voor transport aangeboden mogen worden. Tijdens het transport is de kans aanwezig dat de biggen zich stoten aan de open wond doordat ze in contact komen met andere biggen en/of hun evenwicht verliezen en daardoor op de open wond kunnen komen te zitten/liggen, wat pijnlijk is. Bij een ernstig open wond op een navelbreuk zit altijd het risico van infectie van de darmen en het buikvlies van het varken wat tot buikvliesontsteking en septicaemia kan leiden.
Op het waarschuwings- en begeleidingsformulier zag ik vermeld staan dat de biggen afkomstig waren van UBN [nummer 5] . Bij het raadplegen van het identificatie- en registratiesysteem van dieren bleek dat dit UBN is van [eiseres] te [plaatsnaam 1] (zie bijlagen waarschuwings- en begeleidingsformulieren I&R-uitdraai raadplegen meldingseenheden en relaties).
De houder op de plaats van overladen (verzamelcentrum) had 3 biggen ontvangen en bood deze vervolgens weer aan voor verder transport, terwijl deze biggen niet geschikt waren om te worden vervoerd; de biggen vertoonden ernstige open wonden.
Hieruit bleek mij dat gehandeld werd in strijd met artikelen 2.5 en 6.2 lid 1 van de Wet dieren j° artikel 4.8 van de Regeling houders van dieren, j° aanhef artikel 3 en artikel 3 onder b en artikel 9, eerste lid, bijlage I, hoofdstuk I, $ 1 en $ 2 onder b van Verordening (EG) nr. 1/2005.”
3. Op grond van het rapport heeft verweerder vastgesteld dat eiseres biggen heeft laten vervoeren die niet geschikt waren voor het voorgenomen transport, omdat de biggen aan de onderkant van een navelbreuk ernstige open wonden hadden. Dit betreft een overtreding van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, in verbinding met artikel 4.8, van de Regeling houders van dieren, alsmede in verbinding met artikel 3, aanhef en artikel 3, onder b, en artikel 9, eerste lid, bijlage I, hoofdstuk I, paragrafen 1 en 2, aanhef en onder b, van Verordening (EG) 1/2005 (de Transportverordening). Verweerder heeft eiseres daarvoor met toepassing van artikel 2.3, aanhef en onder b, van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren een boete opgelegd van € 3.000,-.