Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[verweerder 1],
[verweerder 2],
[verweerder 3],
[verweerder 4],
[verweerder 5],
1.De procedure
- het verzoekschrift van werkneemster, met bijlagen;
- het verweerschrift van werkgever, met bijlagen.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkneemster en haar werkgever, een vennootschap onder firma (v.o.f.). De werkneemster had een arbeidsovereenkomst met de v.o.f. en verzocht om een gefixeerde schadevergoeding, een transitievergoeding, een billijke vergoeding en achterstallig loon na haar ontslag. De werkgever had de arbeidsovereenkomst met terugwerkende kracht opgezegd, wat de werkneemster betwistte. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig had opgezegd en wees de gefixeerde schadevergoeding en transitievergoeding toe. De werkneemster vroeg ook om een billijke vergoeding, die werd toegewezen op basis van de omstandigheden van het ontslag. De kantonrechter oordeelde dat de uitgetreden vennoten van de v.o.f. ook hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de verplichtingen jegens de werkneemster, ondanks hun uittreding. De kantonrechter veroordeelde de v.o.f. en de vennoten tot betaling van een totaalbedrag aan de werkneemster, inclusief wettelijke verhogingen en proceskosten. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.