ECLI:NL:RBROT:2025:1942

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
ROT 24/4215
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag compensatie door Dienst Toeslagen en procesbelang van eiseres

In deze zaak heeft eiseres, die een aanvraag heeft ingediend voor een forfaitair bedrag van € 30.000,- bij de Dienst Toeslagen, te maken met een afwijzing van haar aanvraag. De Dienst Toeslagen heeft op 20 april 2023 vastgesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor de compensatie op basis van artikel 2.7 van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit is ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 13 maart 2024. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat de Dienst Toeslagen onvoldoende onderzoek heeft gedaan en dat er stukken ontbreken in het dossier. De rechtbank heeft op 21 januari 2025 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigden aanwezig waren, evenals de gemachtigden van de Dienst Toeslagen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres procesbelang heeft bij haar beroep, omdat de afwijzing van de Dienst Toeslagen nog niet juridisch vaststaat. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de Dienst Toeslagen terecht heeft vastgesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor het forfaitaire bedrag. De rechtbank oordeelt dat de Dienst Toeslagen niet verplicht was om in het bestreden besluit ten aanzien van iedere herstelmaatregel uitdrukkelijk te motiveren waarom eiseres daarvoor niet in aanmerking komt. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/4215

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 februari 2025 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.F. Cheung),
en

Dienst Toeslagen

(gemachtigden: [persoon A] en [persoon B] ).

Samenvatting

1. Eiseres komt volgens de Dienst Toeslagen niet in aanmerking voor een forfaitair bedrag van € 30.000,-. Hoewel de Dienst Toeslagen inmiddels de aanvraag van eiseres om compensatie heeft afgewezen, heeft eiseres toch procesbelang bij dit beroep, omdat die afwijzing juridisch nog niet vaststaat. Volgens eiseres heeft de Dienst Toeslagen onvoldoende onderzoek gedaan en ontbreken er stukken in het dossier. De rechtbank is het daar niet mee eens. Het beroep is ongegrond.

Procesverloop

2. Met het besluit van 20 april 2023 heeft de Dienst Toeslagen vastgesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor een forfaitair bedrag van € 30.000,- op grond van artikel 2.7 van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht).
2.1.
Met het besluit van 13 maart 2024 (het bestreden besluit) heeft de Dienst Toeslagen het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 20 april 2023 ongegrond verklaard.
2.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De Dienst Toeslagen heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eiseres heeft een aanvullend beroepschrift ingediend.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op de zitting van 21 januari 2025 behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, de gemachtigden van de Dienst Toeslagen en V. Duivensteijn als tolk.

Beoordeling door de rechtbank

3. Eiseres heeft drie kinderen, geboren op [geboortedatum 1] 1995, [geboortedatum 2] 2001 en [geboortedatum 3] 2003. Zij heeft op 24 januari 2023 een aanvraag gedaan om compensatie op grond van de Wht.
4. De Dienst Toeslagen heeft met het bestreden besluit vastgesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor een herstelmaatregel. Volgens de Dienst Toeslagen is de aanvraag voor kinderopvangtoeslag over 2010 destijds afgewezen, omdat eiseres niet heeft gereageerd op informatieverzoeken. Vervolgens heeft eiseres zelf een stopzetting doorgegeven met ingang van 1 januari 2010. Aan eiseres is geen kinderopvangtoeslag toegekend en er zijn dus ook geen terugvorderingen geweest.
Is het beroep van eiseres ontvankelijk?
5. De Dienst Toeslagen heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep, onder verwijzing naar een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. [1] Inmiddels heeft de Dienst Toeslagen met het besluit van 15 april 2024 de aanvraag van eiseres om compensatie afgewezen.
5.1.
Voor de ontvankelijkheid in beroep is vereist dat eiseres voldoende procesbelang heeft. Daarvan is sprake als het resultaat dat eiseres nastreeft daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor eiseres ook feitelijk betekenis kan hebben. [2]
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep van eiseres ontvankelijk. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 15 april 2024. Dat besluit staat nog niet in rechte vast. De rechtbank is daarom niet gebonden aan de vaststelling van de Dienst Toeslagen in dat besluit dat eiseres niet in aanmerking komt voor compensatie als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de Wht. De rechtbank kan in deze zaak oordelen dat de Dienst Toeslagen ten onrechte heeft vastgesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7, vierde lid, van de Wht. In dat geval zou de Dienst Toeslagen aan eiseres een forfaitair bedrag van € 30.000,- moeten betalen. Het resultaat dat eiseres nastreeft, kan dus daadwerkelijk worden bereikt en dat resultaat heeft voor haar feitelijk betekenis. [3]
Heeft de Dienst Toeslagen terecht vastgesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor een forfaitair bedrag van € 30.000,-?
6. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat de Dienst Toeslagen onzorgvuldig heeft gehandeld door ten onrechte niet op alle herstelmaatregelen van artikel 2.7 van de Wht in te gaan. Verder heeft eiseres met het bezwaardossier onvoldoende gegevens om het bestreden besluit te controleren. Ook heeft eiseres, ondanks herhaalde verzoeken daartoe, het ouderdossier niet ontvangen. Verder heeft eiseres aangevoerd dat van gedupeerden die waren opgenomen in het Dagboek Persoonsgericht Intensief Toezicht (PIT) over de periode van voor 2012 minder tot geen documenten terug te vinden zijn. Eiseres heeft betwist dat zij destijds de door haar ingediende aanvraag voor kinderopvangtoeslag heeft ingetrokken. Uit het XML-bestand kan worden afgeleid dat de Dienst Toeslagen de aanvraag heeft ingetrokken.
6.1.
Aan een aanvrager van kinderopvangtoeslag die in aanmerking komt voor een herstelmaatregel zoals bedoeld in artikel 2.7, vierde lid, van de Wht, kent de Dienst Toeslagen ambtshalve eenmalig een forfaitair bedrag toe van € 30.000,-. [4] Voor zover het bezwaar daartoe aanleiding geeft, moet de Dienst Toeslagen ten aanzien van iedere herstelmaatregel motiveren of de aanvrager daarvoor in aanmerking komt. [5] De toekenning van het forfaitaire bedrag vindt plaats na een zogenoemde eerste zorgvuldige toets door de Dienst Toeslagen, waarbij niet alle op de zaak betrekking hebbende feiten en omstandigheden worden getoetst, omdat anders een snelle toekenning van het forfaitaire bedrag zou worden belemmerd. [6]
6.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Dienst Toeslagen terecht vastgesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor een forfaitair bedrag van € 30.000,-. Het bezwaarschrift van eiseres bevat slechts enkele algemeen geformuleerde gronden. De Dienst Toeslagen was daarom niet verplicht in het bestreden besluit ten aanzien van iedere herstelmaatregel uitdrukkelijk te motiveren waarom eiseres daarvoor niet in aanmerking komt. Op de zitting heeft de Dienst Toeslagen bevestigd dat voorafgaande aan het besluit van 20 april 2023 is vastgesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor een van de herstelmaatregelen. De Dienst Toeslagen heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd. [7] De algemene stellingen van eiseres over bestanden op netwerkschijven en het WDE-systeem maken dat niet anders. Het volledige ouderdossier is niet nodig voor de beoordeling van deze zaak. Eiseres heeft ook niet duidelijk gemaakt wat haar algemene stellingen over het ‘Dagboek PIT’ en de Fraude Signalering Voorziening met deze zaak te maken hebben. De Dienst Toeslagen hoefde de inhoud en betekenis van het XML-bestand niet bij de beoordeling in deze zaak te betrekken, gelet op het voorlopige karakter van die beoordeling, waarbij niet alle feiten en omstandigheden worden betrokken. Het betoog van eiseres over het XML-bestand en het Heidi-systeem kan aan de orde komen in de bezwaarprocedure over het besluit van 15 april 2024.
Conclusie en gevolgen
7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.P. Ferwerda, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.J. van Giezen-Groenewoud, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
21 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Rb. Midden-Nederland 5 december 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:6699.
2.Zie bijvoorbeeld ABRvS 17 februari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:325, r.o. 3.
3.Zie ook Rb. Rotterdam 16 april 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:3348, r.o. 11.
4.Artikel 2.7, eerste lid, van de Wht.
5.Rb. Rotterdam 16 april 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:3348, r.o. 11.
7.Artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht.