ECLI:NL:RBMNE:2024:6699

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
UTR 23/3988
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit Dienst Toeslagen inzake lichte toets en integrale beoordeling in het kader van de Wet hersteloperatie toeslagen

In deze zaak heeft eiseres, die zich gedupeerd voelt door de toeslagenaffaire, een herbeoordeling van haar recht op kinderopvangtoeslag aangevraagd bij de Dienst Toeslagen. Na een lichte toets op 1 mei 2021, waarin eiseres niet als gedupeerde werd aangemerkt, heeft zij bezwaar aangetekend. Dit bezwaar werd ongegrond verklaard op 5 juli 2023. Vervolgens heeft de Dienst Toeslagen een integrale herbeoordeling uitgevoerd, waaruit bleek dat eiseres ook in deze beoordeling niet als gedupeerde werd aangemerkt. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de lichte toets, maar de rechtbank oordeelt dat eiseres geen procesbelang heeft, omdat de integrale beoordeling de lichte toets heeft ingehaald. De rechtbank concludeert dat de uitkomst van de beroepsprocedure voor eiseres geen feitelijke betekenis heeft, aangezien de integrale beoordeling al heeft vastgesteld dat zij geen gedupeerde is. Eiseres heeft verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, wat de rechtbank toekent. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, maar kent wel een schadevergoeding van € 1.500,- toe en een proceskostenvergoeding van € 875,- aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3988

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 december 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.J. Verweij),
en

Dienst Toeslagen,

(gemachtigden: [gemachtigden] ).

Inleiding

Eiseres heeft melding gemaakt bij Dienst Toeslagen dat zij gedupeerde is van de toeslagenaffaire en dat zij een herbeoordeling wenst van het recht op kinderopvangtoeslag op grond van de Wet herstel toeslagen (Wht).
Dienst Toeslagen heeft vervolgens een zogeheten ‘lichte toets’ uitgevoerd. In die toets is gekeken of eiseres als gedupeerde kan worden aangemerkt en – daardoor - in aanmerking komt voor het compensatiebedrag van € 30.000,- uit de Catshuisregeling. Op 1 mei 2021 heeft Dienst Toeslagen naar aanleiding van deze lichte toets vastgesteld dat eiseres niet als gedupeerde kan worden aangemerkt en dus geen compensatie krijgt.
Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar ingesteld. Dit bezwaar is door Dienst Toeslagen ongegrond verklaard in het besluit van 5 juli 2023 (het bestreden besluit).
Op 6 juli 2023 heeft Dienst Toeslagen een besluit genomen naar aanleiding van de ‘integrale herbeoordeling’, die na een lichte toets volgt. Daarbij heeft Dienst Toeslagen vastgesteld dat eiseres geen gedupeerde is en ook niet in aanmerking komt voor compensatie. Tegen dit besluit loopt een bezwaarprocedure.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit over de lichte toets beroep ingesteld. Daarover gaat deze uitspraak. Dienst Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend in deze procedure. De rechtbank heeft het beroep op 10 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, mr. W. Salle als waarnemer van de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van Dienst Toeslagen.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank komt tot het oordeel dat eiseres geen procesbelang heeft bij haar beroep. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. De rechtbank licht haar oordeel hieronder toe.
Procesbelang
2. In deze procedure gaat het over het besluit van de lichte toets, terwijl er ondertussen een integrale beoordeling heeft plaatsgevonden. In die integrale beoordeling is opnieuw – en grondiger – gekeken naar de kinderopvangtoeslag die eiseres heeft gekregen. Dienst Toeslagen komt in de integrale beoordeling tot de conclusie dat de kinderopvangtoeslag is aangepast vanwege reguliere wijzigingen. Eiseres is daarom volgens Dienst Toeslagen terecht niet als gedupeerde aangemerkt en heeft daarom geen recht op compensatie op grond van de Wht. Dat er inmiddels een integrale beoordeling heeft plaatsgevonden, roept bij de rechtbank de vraag op wat eiseres feitelijk met het beroep tegen de lichte toets kan bereiken. Met andere woorden: heeft eiseres wel procesbelang bij haar beroep? Voldoende procesbelang wordt namelijk aangenomen als het resultaat dat met de procedure wordt nagestreefd ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat feitelijke betekenis heeft. [1]
3. Op de zitting is hierover met partijen gesproken. Zowel eiseres als Dienst Toeslagen meent dat er, ondanks dat de integrale beoordeling inmiddels heeft plaatsgevonden, sprake is van procesbelang. Eiseres vindt dat er sprake is van een procesbelang omdat zij € 30.000,- krijgt als blijkt dat Dienst Toeslagen de lichte toets onzorgvuldig of onjuist heeft gedaan waardoor zij ten onrechte niet als gedupeerde is aangemerkt. Dat kan net zo goed nu worden vastgesteld door de rechtbank als in de bezwaar (en eventuele beroeps)procedure over de integrale beoordeling. Ook Dienst Toeslagen vindt dat eiseres procesbelang heeft. Dit is een gewijzigd standpunt van Dienst Toeslagen. Voorheen werden bezwaren gericht tegen een lichte toets, terwijl er al een integrale beoordeling was geweest, namelijk niet-ontvankelijk verklaard vanwege het ontbreken van het procesbelang. Sinds er een nieuwe bezwaaradviescommissie is, gebeurt dit niet meer. Dienst Toeslagen licht toe dat ouders waarvan het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk werd verklaard, veelvuldig in beroep gingen. Verder licht Dienst Toeslagen toe dat zij als procesbelang ziet dat als eiseres als gedupeerde wordt aangemerkt naar aanleiding van de lichte toets, zij zich kan melden om hulp te krijgen met haar eventuele (private en publieke) schulden. De bezwaarprocedure in het kader van de integrale beoordeling gaat nog lang op zich wachten, dus het ligt meer voor de hand dat er nu duidelijkheid komt.
4. De rechtbank begrijpt dat beide partijen graag in deze zaak een oordeel willen over de vraag of eiseres gedupeerde is en niet willen wachten tot het oordeel hierover in de procedure tegen de integrale beoordeling definitief geveld is. Dit is met name door de achterstanden bij Dienst Toeslagen in de afhandeling van de bezwaarprocedures over de integrale beoordeling. Hoewel de rechtbank dat begrijpt, is dat op zichzelf onvoldoende om procesbelang aan te nemen. De vraag die de rechtbank (ambtshalve en dus los van de standpunten van partijen) moet beantwoorden, is namelijk wat eiseres feitelijk met haar beroep kan bereiken. Eiseres kan feitelijk met dit beroep niet bereiken dat zij als gedupeerde wordt aangemerkt. De rechtbank kan hooguit met eiseres constateren dat de voorbereiding en besluitvorming naar aanleiding van de lichte toets onzorgvuldig zijn geweest en dan Dienst Toeslagen opdragen hier opnieuw naar te kijken. Dat is iets anders dan dat de rechtbank eiseres als gedupeerde aanmerkt en oordeelt dat zij in aanmerking komt voor compensatie. Dat kan de rechtbank niet oordelen, want de lichte toets is ingehaald door de integrale beoordeling. Met die integrale beoordeling is een volledige herbeoordeling van het verzoek van eiseres verricht. Dat houdt in dat er grondiger (dan bij de lichte toets) is gekeken naar de situatie van eiseres en naar de vraag of zij als gedupeerde aangemerkt moet worden. Daarbij is ook heroverwogen of de lichte toets anders had moeten uitpakken en of eiseres toch wel recht had op compensatie uit de Catshuisregeling. Als dat zo zou zijn geweest, dan zou Dienst Toeslagen bij de integrale beoordeling die compensatie alsnog uitkeren, met wettelijke rente over de periode dat eiseres de compensatie heeft moeten missen omdat eerder bij de lichte toets een foute beoordeling is gemaakt. De integrale beoordeling haalt dus echt de beoordeling van de lichte toets in.
5. Hier is in de integrale beoordeling vastgesteld dat eiseres geen gedupeerde is. Dat betekent dus dat ongeacht de uitkomst van deze procedure blijft staan dat eiseres op grond van de integrale beoordeling volgens Dienst Toeslagen vooralsnog geen gedupeerde is en dus geen aanspraak maakt op compensatie op grond van de Wht. Eiseres zal alleen met rechtsmiddelen tegen het besluit in de integrale beoordeling eventueel kunnen bereiken dat zij alsnog wordt aangemerkt als gedupeerde.
6. De rechtbank ziet daarnaast ook geen procesbelang gelegen in de door Dienst Toeslagen genoemde omstandigheid dat eiseres naar aanleiding van een positieve lichte toets sneller hulp bij eventuele schuldenproblematiek had kunnen krijgen. Eiseres heeft namelijk geen schuldenproblematiek, zoals zij zelf op de zitting ook heeft gezegd. Daarnaast wijst de rechtbank erop dat ook in dit verband geldt dat de lichte toets is ingehaald door de integrale beoordeling. Zelfs als eiseres wel schuldenproblematiek zou hebben, blijft die integrale beoordeling en de vaststelling dat zij geen gedupeerde is, staan. Ook hulp bij schuldenproblematiek als gedupeerde is dus niet iets dat eiseres feitelijk (met terugwerkende kracht tot het moment van de lichte toets) kan bereiken met deze procedure.
7. Kortom: vanwege de integrale beoordeling waarin is vastgesteld dat eiseres geen gedupeerde is, heeft de uitkomst van deze beroepsprocedure voor eiseres geen feitelijke betekenis. Eiseres moet haar argumenten waarom zij wél gedupeerde is, aanvoeren in het kader van de bezwaarprocedure (en een eventuele beroepsprocedure) naar aanleiding van het besluit in de integrale beoordeling. Daar kan eiseres – als ze gelijk krijgt – bereiken wat zij wilt, namelijk dat zij als gedupeerde wordt aangemerkt en compensatie krijgt. Bij haar beroep tegen de lichte toets kan dat niet en heeft eiseres dus geen procesbelang.
Overschrijding van de redelijke termijn
8. Op de zitting heeft eiseres verzocht om schadevergoeding vanwege overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
9. Volgens vaste rechtspraak vangt de redelijke termijn in beginsel aan op het moment waarop het bestuursorgaan het bezwaarschrift heeft ontvangen. De behandeling van het bezwaar mag maximaal een half jaar duren en de behandeling van het beroep maximaal anderhalf jaar. In totaal gaat het dus om twee jaar. Als de redelijke termijn is overschreden, geldt voor de schadevergoeding als uitgangspunt een tarief van € 500,- per half jaar waarmee die termijn is overschreden (afgerond naar boven).
10. Vanaf de ontvangst van het bezwaarschift van eiseres op 10 juni 2021 tot deze uitspraak, zijn meer dan drie jaar, maar minder dan drieënhalf jaar verstreken. Dat betekent dat de redelijke termijn van twee jaar met anderhalf jaar is overschreden. Eiseres heeft daarom recht op een schadevergoeding van € 1.500,-. De bezwaarprocedure heeft – tot het besluit op bezwaar van 5 juli 2023 – net iets meer dan twee jaar geduurd. De procedure bij de rechtbank is begonnen met het beroepschrift van 7 augustus 2023 en heeft tot de uitspraak van vandaag één jaar en (nagenoeg) vier maanden geduurd. Daarmee is de behandeling bij de rechtbank binnen de anderhalf jaar gebleven. De termijnoverschrijding is daarom in zijn geheel toe te rekenen aan Dienst Toeslagen. De rechtbank zal Dienst Toeslagen dan ook veroordelen tot betaling van € 1.500,- schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Eiseres krijgt wel een schadevergoeding van € 1.500,- omdat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM is overschreden. De proceskosten die eiseres heeft gemaakt in verband met dit verzoek komen voor vergoeding in aanmerking. De proceskostenvergoeding wordt – met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht – vastgesteld op € 875,- (1 punt voor het indienen van het verzoek en 1 punt voor het verschijnen op zitting, met een waarde van € 875,- per punt met een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt Dienst Toeslagen tot betaling van € 1.500,- aan immateriële schadevergoeding aan eiseres;
- veroordeelt de Dienst Toeslagen in de proceskosten van eiseres tot betaling van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van
mr. K.E. Pruntel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Volgens vaste rechtspraak. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 december 2019,ECLI:NL:RVS:2019:4404.