ECLI:NL:RBROT:2024:3348

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
ROT 23/2949
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake herbeoordeling recht op kinderopvangtoeslag en afwijzing Catshuisregeling

Op 16 april 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam een tussenuitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de Belastingdienst/Toeslagen. Eiseres had een bezwaarschrift ingediend tegen een beschikking van 21 april 2022, waarin haar bezwaar niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank constateerde dat de op de zaak betrekking hebbende stukken niet aan eiseres en de rechtbank ter beschikking waren gesteld, waardoor de rechtbank niet kon vaststellen of de Belastingdienst/Toeslagen de nodige kennis omtrent de relevante feiten en belangen had vergaard, zoals vereist op grond van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst/Toeslagen in strijd had gehandeld met de hoorplicht en het zorgvuldigheidsbeginsel. De rechtbank heeft de Belastingdienst/Toeslagen opgedragen om de op de zaak betrekking hebbende stukken aan eiseres ter beschikking te stellen en haar te horen. Tevens moet de Belastingdienst/Toeslagen motiveren of eiseres in aanmerking komt voor de herstelmaatregelen zoals genoemd in artikel 2.7, vierde lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). De rechtbank heeft een termijn van twaalf weken gesteld voor het herstel van de gebreken. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid en transparantie in de besluitvorming van de Belastingdienst/Toeslagen, vooral gezien de complexe situatie van gedupeerden van de toeslagenaffaire.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/2949

tussenuitspraak van de meervoudige kamer van 16 april 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaatsnaam], eiseres

(gemachtigde: mr. S.C. Scheermeijer),
en

Belastingdienst/Toeslagen,

(gemachtigden: mr. G. Schaap en [naam]).

Procesverloop

Eiseres heeft bij Belastingdienst/Toeslagen een bezwaarschrift ingediend gericht tegen de beschikking van 21 april 2022 met kenmerk UHT-CHR-GU.
Eiseres heeft beroep ingesteld wegens het uitblijven van een beslissing op bezwaar.
Belastingdienst/Toeslagen heeft op 17 mei 2023 een verweerschrift ingediend.
Belastingdienst/Toeslagen heeft op 19 februari 2024 een aanvullend verweerschrift ingediend onder toezending van de beslissing op bezwaar van 26 februari 2024 (bestreden besluit) waarin het bezwaar niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Eiseres heeft op 23 februari 2024 aanvullende stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 5 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres (via videoverbinding), de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van Belastingdienst/Toeslagen.

Overwegingen

Aanvraag herbeoordeling recht op kinderopvangtoeslag en afwijzing Catshuisregeling
Eiseres heeft zich bij Belastingdienst/Toeslagen gemeld voor een herbeoordeling van het recht op kinderopvangtoeslag. Bij besluit van 21 april 2022 heeft Belastingdienst/Toeslagen bepaald dat op basis van de zogenaamde lichte toets eiseres niet in aanmerking komt voor een minimaal compensatiebedrag van € 30.000,-, maar dat pas later een definitief besluit ten aanzien van de compensatie zal worden genomen. Eiseres heeft tegen dit besluit op 11 mei 2022 bezwaar gemaakt.
Eiseres heeft Belastingdienst/Toeslagen op 23 maart 2023 in gebreke gesteld en na de ontvangst daarvan door Belastingdienst/Toeslagen zijn meer dan twee weken verstreken, waarna eiseres het beroep niet tijdig beslissen heeft ingediend.
Afwijzing vergoeding na integrale toets
3. Bij besluiten van 3 oktober 2022, met kenmerken UHT-DH5 A, UHT-DH-A en UHT-DC-I-A heeft Belastingdienst/Toeslagen besloten dat uit de integrale beoordeling blijkt dat eiseres geen gedupeerde is en daarom ook geen recht op compensatie heeft. Eiseres heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt.
Beslissing op bezwaar Catshuisregeling
4. Belastingdienst/Toeslagen heeft bij het bestreden besluit het bezwaar van eiseres inzake de Catshuisregeling niet-ontvankelijk verklaard. Belastingdienst/Toeslagen stelt zich op het standpunt dat bij de integrale beoordeling in de besluiten van 3 oktober 2022 ook de onderdelen van de eerste toets inzake de Catshuisregeling opnieuw zijn beoordeeld. Eiseres is geen gedupeerde en heeft daarom geen recht op compensatie. Eiseres kan met een beoordeling van het bezwaar tegen de eerste toets niet bereiken dat zij alsnog als gedupeerde wordt aangemerkt. Bij de beoordeling in bezwaar bekijkt Belastingdienst/Toeslagen alleen of de eerste toets goed is uitgevoerd en dat is bij de integrale beoordeling gedaan.
5. In het aanvullend verweerschrift van 19 februari 2024 heeft Belastingdienst/Toeslagen zich op het standpunt gesteld dat eiseres geen procesbelang meer heeft bij het onderhavige beroep nu er op haar bezwaar is beslist, maar dat eiseres wel recht heeft op een proceskostenvergoeding en dat de weging van de zaak als zeer licht moet worden gekwalificeerd.
6. Eiseres betoogt dat zij wel een gedupeerde toeslagenouder is. Zij heeft in de periode 2005-2009 kinderopvangtoeslag ontvangen en zij moest op enig moment geld terugbetalen. Mogelijk is haar dossier door Belastingdienst/Toeslagen vernietigd. Ook is het mogelijk dat verrekeningen van de kinderopvangtoeslag hebben plaatsgevonden met andere toeslagen of de inkomstenbelasting. Omdat zij geen stukken heeft ontvangen van Belastingdienst/Toeslagen, kan zij haar standpunt niet onderbouwen. Uit het rapport ‘De informatiehuishouding van Toeslagen’ van de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed volgt dat informatie over toeslagenouders op ten minste elf verschillende plaatsen is opgeslagen. Mogelijk bevatten het systeem van de Belastingtelefoon, WDE, of de netwerkschijven met drie miljoen bestanden nog informatie over eiseres.
Toetsingskader
7. Aan een aanvrager van een kinderopvangtoeslag die in aanmerking komt voor de toepassing van een herstelmaatregel en daarvoor voor 1 januari 2024 een aanvraag heeft ingediend, kent Belastingdienst/Toeslagen ambtshalve eenmalig een forfaitair bedrag toe van € 30.000,-. [1] De herstelmaatregelen zijn opgesomd in artikel 2.7, vierde lid, van de Wht. Een beschikking over het forfaitaire bedrag die is gegeven voor het tijdstip van de inwerkingtreding van de Wht, wordt vanaf dat tijdstip aangemerkt als gegeven krachtens artikel 2.7 van de Wht. [2]
8. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat toekenning van het forfaitaire bedrag plaatsvindt na een zogenoemde eerste zorgvuldige toets door Belastingdienst/Toeslagen, waarbij niet alle op de zaak betrekking hebbende feiten en omstandigheden worden getoetst, omdat anders een snelle toekenning van het forfaitaire bedrag zou worden belemmerd. [3] In de brief van de staatssecretaris van Financiën aan de Tweede Kamer van 30 april 2021 [4] is het volgende beoordelingsproces opgenomen:
9. De informatie op grond waarvan Belastingdienst/Toeslagen heeft vastgesteld of een aanvrager in aanmerking komt voor het forfaitaire bedrag, maakt onderdeel uit van de op de zaak betrekking hebbende stukken, die voorafgaand aan de hoorzitting aan de belanghebbende ter beschikking moeten worden gesteld. [5] Belastingdienst/Toeslagen moet daarbij toelichten welke gegevensbronnen zijn geraadpleegd. Als de beoordeling van Belastingdienst/Toeslagen (mede) rust op de vaststelling dat geen informatie beschikbaar is over de belanghebbende in een geraadpleegde gegevensbron, dan moet Belastingdienst/Toeslagen die vaststelling onderbouwen, bijvoorbeeld met een schermafbeelding van de resultaten van een zoekopdracht, onder vermelding van de gebruikte zoektermen en -parameters.
10. Belastingdienst/Toeslagen moet op grondslag van het bezwaar het besluit over het forfaitaire bedrag heroverwegen op basis van de feiten en omstandigheden ten tijde van de heroverweging en op basis van het op dat moment geldende recht of beleid. [6]
11. Uit het systeem van de Wht volgt dat de heroverweging van het besluit over het forfaitaire bedrag voor een deel kan samenvallen met het (primaire) besluit over de toepassing van een herstelmaatregel. Met het besluit over de compensatie als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de Wht, is – voor Belastingdienst/Toeslagen – ook de vraag beantwoord of de aanvrager in aanmerking komt voor een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7, vierde lid, aanhef en onder a en b, van de Wht. Evenzo voor het besluit over de opzet/grove schuld (O/GS)-tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.6, eerste lid van de Wht en de herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7, vierde lid, aanhef en onder c, van de Wht. De heroverweging van het besluit over het forfaitaire bedrag kan echter betrekking hebben op alle in artikel 2.7, vierde lid, van de Wht genoemde herstelmaatregelen. Voor zover het bezwaar daartoe aanleiding geeft, moet Belastingdienst/Toeslagen ten aanzien van iedere in dat artikel genoemde herstelmaatregel motiveren of de aanvrager daarvoor in aanmerking komt. Een enkele verwijzing naar het besluit over de compensatie als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de Wht, is dus onvoldoende, als het bezwaar ook betrekking heeft op andere herstelmaatregelen dan die genoemd in artikel 2.7, vierde lid, aanhef en onder a en b, van de Wht.
11. Het voorgaande laat de verplichting van Belastingdienst/Toeslagen tot het ter beschikking stellen van de op de zaak betrekking hebbende stukken onverlet. De rechtbank verwijst naar wat hiervoor onder 9 is overwogen.
11. Het voor een deel samenvallen van de heroverweging van het besluit over het forfaitaire bedrag met een (primair) besluit over de toepassing van een herstelmaatregel, betekent niet dat de belanghebbende geen belang meer heeft bij het bezwaar tegen het besluit over het forfaitaire bedrag. De uitkomst van dat bezwaar, voor zover dat betrekking heeft op een bepaalde herstelmaatregel, zal veelal het (primaire) besluit over de toepassing van die herstelmaatregel volgen. Bij een besluit tot afwijzing van de compensatie als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de Wht, is het bezwaar tegen de afwijzing van het forfaitaire bedrag dus wat die herstelmaatregel betreft in beginsel ongegrond.
11. Ten overvloede overweegt de rechtbank als volgt. Belastingdienst/Toeslagen neemt op een aanvraag tot herbeoordeling van het recht op kinderopvangtoeslag een veelheid aan beschikkingen. Dit volgt voor een deel uit het systeem van de Wht, waarin het besluit over het forfaitaire bedrag, [7] de compensatie en O/GS-tegemoetkoming [8] en de aanvullende compensatie [9] en O/GS-tegemoetkoming [10] afzonderlijke besluiten zijn. Ook de werkwijze van Belastingdienst/Toeslagen draagt hieraan bij, door veelal per herstelmaatregel en per toeslagjaar een afzonderlijk besluit te nemen. Tegen ieder besluit staat rechtsbescherming open en kan in bezwaar, beroep en hoger beroep worden geprocedeerd. Het gevolg is dat het herstel van gedupeerden gefragmenteerd in een veelheid aan procedures aan de orde kan komen, waarbij in de meeste procedures slechts een deelaspect van dat herstel kan worden behandeld, terwijl bedoeld is zo breed en samenhangend mogelijk herstel te bieden. [11] De rechtbank voorziet en wijst Belastingdienst/Toeslagen en de wetgever er nadrukkelijk op dat op deze wijze een aanvrager niet alleen jarenlang moet wachten op primaire besluiten en beslissingen op bezwaar in de bestuurlijke fase, maar dan nog eens vele jaren verwikkeld kan zijn in allerlei procedures bij de rechtbank en de Afdeling. Dit staat haaks op de doeleinden van de hersteloperatie en komt het herstel van het vertrouwen in de overheid niet ten goede.

Beoordeling

15. Het bestreden besluit komt niet tegemoet aan het beroep van eiseres, zodat het beroep ingevolge artikel 6:20, derde lid, van Awb mede is gericht tegen dit besluit.
16. Belastingdienst/Toeslagen heeft niet de op de zaak betrekking hebbende stukken aan eiseres ter beschikking gesteld. De rechtbank verwijst naar wat hiervoor onder 9 is overwogen. Eiseres is voorafgaande aan het bestreden besluit ook niet gehoord. Hiermee heeft Belastingdienst/Toeslagen in strijd gehandeld met artikel 7:2 en 7:4 van de Awb. Belastingdienst/Toeslagen heeft ook geen gehoor heeft gegeven aan het verzoek van de rechtbank op grond van artikel 8:42 van de Awb om de op de zaak betrekking hebbende stukken over te leggen. Pas op de zitting heeft Belastingdienst/Toeslagen een uitdraai overgelegd van het Toeslagen Verstrekkingen Systeem (TVS). TVS bevat volgens Belastingdienst/Toeslagen informatie vanaf 2012, terwijl eiseres in de periode 2005-2009 kinderopvangtoeslag zou hebben ontvangen. Het dossier bestaat verder enkel uit de besluiten van Belastingdienst/Toeslagen. Op basis van deze stukken kan de rechtbank dus niet vaststellen of Belastingdienst/Toeslagen bij de voorbereiding van het bestreden besluit de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen heeft vergaard, zoals is vereist op grond van artikel 3:2 van de Awb.
17. Belastingdienst/Toeslagen heeft in het bestreden besluit enkel verwezen naar het besluit van 3 oktober 2022 over de compensatie als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de Wht. Zoals hiervoor onder 11 is overwogen, is dit onvoldoende en moet, voor zover het bezwaar daartoe aanleiding geeft, Belastingdienst/Toeslagen ten aanzien van iedere in artikel 2.7, vierde lid, van de Wht genoemde herstelmaatregel motiveren of de aanvrager daarvoor in aanmerking komt. Door enkel te verwijzen naar het besluit over de compensatie heeft Belastingdienst/Toeslagen het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd.
Conclusie
18. Gelet op het voorgaande is het bestreden besluit in strijd met de verplichting tot het beschikbaar stellen van de op de zaak betrekking hebbende stukken, de hoorplicht, het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel. [12] Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om Belastingdienst/Toeslagen in de gelegenheid te stellen de gebreken te herstellen. Belastingdienst/Toeslagen moet eerst de op de zaak betrekking hebbende stukken aan eiseres ter beschikking stellen. Vervolgens moet eiseres worden gehoord. Ten slotte moet Belastingdienst/Toeslagen ten aanzien van alle in artikel 2.7, vierde lid, van de Wht genoemde herstelmaatregelen motiveren of eiseres daarvoor in aanmerking komt. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen Belastingdienst/Toeslagen de gebreken kan herstellen op twaalf weken na verzending van deze tussenuitspraak.
19. Belastingdienst/Toeslagen moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als Belastingdienst/Toeslagen gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van Belastingdienst/Toeslagen. In beginsel, ook in de situatie dat Belastingdienst/Toeslagen de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
19. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over vordering tot schadevergoeding, de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt Belastingdienst/Toeslagen op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt Belastingdienst/Toeslagen in de gelegenheid om binnen twaalf weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N. Boonstra, voorzitter, en mr. R.J.P. Ferwerda en mr. L.A.C. van Nifterick, leden, in aanwezigheid van mr. I.F.A.M. Errington-Quaedvlieg, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 april 2024.
De voorzitter is verhinderd deze uitspraak
te ondertekenen
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Artikel 2.7, eerste lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht).
2.Artikel 8.6 van de Wht.
3.
4.
5.Artikel 7:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
6.Zie artikel 7:11, eerste lid, van de Awb en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 28 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2571.
7.Artikel 2.7, eerste lid, van de Wht.
8.Artikel 2.1, eerste lid en 2.6, eerste lid jo. artikel 6.3, eerste lid, van de Wht.
9.Artikel 2.1, derde lid, van de Wht.
10.Artikel 2.6, derde lid, van de Wht.
11.
12.Respectievelijk artikel 7:4, 7:2, 3:2 en 7:12 van de Awb.