ECLI:NL:RBROT:2025:1869

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 januari 2025
Publicatiedatum
14 februari 2025
Zaaknummer
11387063 CV EXPL 24-27479
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nakoming van een verbintenis uit overeenkomst met betrekking tot energiekosten en de rechtsmacht van de rechtbank

In deze zaak vordert Innova Energie B.V. betaling van € 2.159,51 aan achterstallige energiekosten van gedaagde, die stelt geen burger te zijn en daarom niet onder de jurisdictie van de rechtbank valt. De kantonrechter verwerpt dit verweer en oordeelt dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. Innova heeft echter essentiële informatieverplichtingen geschonden, waardoor de betalingsverplichting van gedaagde met 50% wordt verminderd. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde € 1.241,71 moet betalen, inclusief wettelijke rente en proceskosten van € 947,04. De vordering van gedaagde om de rechtbank te veroordelen tot betaling van een factuur wordt afgewezen, omdat de rechtbank geen partij is in deze procedure. De uitspraak is gedaan op 31 januari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11387063 CV EXPL 24-27479
datum uitspraak: 31 januari 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Innova Energie B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Delft,
eiseres,
gemachtigde: B.E.J. Caminada, gerechtsdeurwaarder te Alphen aan den Rijn,
tegen
[gedaagde],
wonende te Schiedam,
gedaagde,
vertegenwoordigd door [persoon A] .
Partijen worden hierna ‘Innova’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 22 oktober 2024, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de brief van 9 november 2024 aan de zijde van [gedaagde] , met bijlage;
  • de conclusie van repliek.
1.2.
De kantonrechter heeft [gedaagde] in de gelegenheid gesteld om uiterlijk op de rolzitting van 31 december 2024 mondeling of schriftelijk te reageren op de nadere stellingen van Innova in de conclusie van repliek. Op genoemde rolzitting is [gedaagde] echter niet verschenen, terwijl zij evenmin schriftelijk heeft gereageerd of om verdere aanhouding van de procedure heeft verzocht. De kantonrechter heeft daarop vonnis bepaald met vandaag als uitspraakdatum.

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
Innova stelt dat [gedaagde] een overeenkomst met haar heeft gehad voor de levering van elektriciteit en gas en dat [gedaagde] meerdere voorschotnota’s en de eindnota niet heeft betaald. [gedaagde] had deze nota’s volgens Innova wel moeten betalen. Zij vordert daarom betaling van € 2.159,51 aan achterstallige energiekosten. Verder maakt Innova aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente. Als de kantonrechter de overeenkomst (gedeeltelijk) vernietigt vanwege een schending van de informatieplichten of vanwege een tekortkoming in het bestelproces van Innova, stelt zij zich op het standpunt dat [gedaagde] op grond van onverschuldigde betaling gehouden is een vergoeding te betalen voor de door Innova geleverde energie.
2.2.
Namens [gedaagde] is verweer gevoerd. In dit verweer wordt aangevoerd dat [gedaagde] geen burger is en daarom niet binnen de jurisdictie van de rechtbank valt. Aan de kant van [gedaagde] wordt gesteld dat de rechtbank de bij de brief van 9 november 2024 gevoegde factuur ten bedrage van € 10.000,00 moet betalen. Uit de vermelding in de kop blijkt dat de factuur betrekking heeft op
“verstoren rust conform mijn handelsaanbod ivm rust en stilte verstoren Vredige Ambassade privaat terrein [adres] , [postcode] Schiedam”.Bij die nota heeft [gedaagde] het rolbericht van de griffier van 8 november 2024, waarin [gedaagde] geïnformeerd is over het feit dat Innova op de rolzitting van 5 december 2024 een conclusie van repliek mag nemen, teruggestuurd aan de griffie, waarbij zij een groot kruis gezet heeft in de tekst van die brief en daarbij in het midden zelf geschreven heeft
“afgewezen”.
Jurisdictie van de rechtbank
2.3.
[gedaagde] voert aan dat de overeenkomst, factuur en post vanuit de rechtbank is gestuurd naar de persona, [gedaagde] . [gedaagde] stelt dat zij niet valt onder de jurisdictie van de rechtbank, omdat zij geen burger is maar een soeverein is met een eigen federale staat. Er is volgens haar geen contract dat haar tot burger maakt. De kantonrechter begrijpt hieruit dat [gedaagde] als soeverein wil leven en meent dat zij niet gebonden is aan de Nederlandse wetgeving en dus ook niet valt onder de rechtsmacht van de Nederlandse rechter.
2.4.
Voorop moet worden gesteld dat iedereen die in Nederland woont, leeft of verblijft zich moet houden aan de in Nederland geldende regels. Deze regels zijn van toepassing en daar is geen overeenkomst voor nodig. Bovendien is niet door [gedaagde] onderbouwd waarom zij meent dat zij geen burger is. Haar verweer wordt daarom als onvoldoende onderbouwd verworpen. De kantonrechter oordeelt dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam de absoluut en relatief bevoegde rechter is.
Onbetaalde energierekeningen
2.5.
[gedaagde] voert aan dat zij vrij van schulden en contracten is, dat zij geen handtekening heeft gezet en dat alle stilzwijgende toestemmingen zijn ingetrokken. De kantonrechter begrijpt hieruit dat [gedaagde] betwist dat zij een contract heeft gehad met Innova. Voor zover zij meent dat zij niet is gebonden aan het contract omdat zij geen handtekening heeft gezet, volgt de kantonrechter haar daarin niet. Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding (artikel 6:217 lid 1 BW). Daarvoor is geen handtekening vereist. Bovendien erkent [gedaagde] zelf dat zij stilzwijgend akkoord is gegaan, door aan te geven dat zij haar stilzwijgende toestemming intrekt. Daarmee erkent zij het contract te hebben aanvaard. Innova heeft bovendien gemotiveerd en onderbouwd gesteld dat er sprake is van een contract, hetgeen onder meer blijkt uit het feit dat [gedaagde] gedurende het eerste jaar van het contract haar betalingsverplichtingen wél correct is nagekomen. In het licht van deze stellingen van Innova, heeft [gedaagde] haar verweer onvoldoende onderbouwd. De kantonrechter gaat daarom voorbij aan dat verweer.
2.6.
[gedaagde] voert verder aan dat zij haar rechten behoudt om niet gedwongen te worden te handelen in het kader van een commercieel contract dat zij niet willens en wetens, vrijwillig en opzettelijk is aangegaan. Voor zover zij hiermee bedoelt dat zij niet gebonden is aan de verplichtingen die op haar rusten conform het contract tussen haar en Innova, volgt de kantonrechter haar daarin niet. Nergens blijkt uit dat [gedaagde] het contract niet heeft willen aangaan of daartoe is gedwongen. Ook dit verweer wordt als onvoldoende onderbouwd verworpen.
2.7.
[gedaagde] voert bovendien aan dat het handelen van Innova en haar gemachtigde nietig is en dat zij niet naar wetten handelen. [gedaagde] motiveert niet waarom zij meent dat het handelen van deze partijen nietig is en in strijd met welke wetten zij zouden handelen. Ook dat verweer wordt daarom als onvoldoende gemotiveerd verworpen.
2.8.
De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] moet betalen voor de energie die is geleverd door Innova in het kader van de overeenkomst. Op basis van de energieovereenkomst moet [gedaagde] , conform de gespecificeerde vordering van Innova, in beginsel € 2.159,51 betalen. Innova kan echter geen aanspraak maken op het volledige bedrag, omdat zij bepaalde consumentenbeschermende bepalingen niet heeft nageleefd. Hierna zal de kantonrechter die beslissing verder uitleggen.
Informatieverplichtingen
2.9.
De overeenkomst is gesloten op afstand tussen een handelaar en een consument. De overeenkomst is namelijk gesloten via een website.
2.10.
Bij of voorafgaand aan het sluiten van deze overeenkomsten moet de handelaar bepaalde informatie aan de consument verstrekken [1] en deze informatie bevestigen op een duurzame gegevensdrager. Een duurzame gegevensdrager betekent dat de consument de informatie eenvoudig moet kunnen bewaren, zoals bijvoorbeeld een e-mail of een brief.
2.11.
De Hoge Raad heeft beslist dat de rechter ambtshalve moet onderzoeken of aan een aantal informatieverplichtingen is voldaan. Het gaat dan om de informatie waaraan de wet een specifieke sanctie verbindt als deze niet wordt gegeven en om de informatie waaraan extra gewicht moet worden toegekend. Dit zijn de essentiële informatieverplichtingen. De Hoge Raad heeft ook beslist dat de rechter de overeenkomst geheel of gedeeltelijk moet vernietigen in die zin dat de betalingsverplichting van de consument wordt verminderd als sprake is van een voldoende ernstige schending van zo’n verplichting. [2]
2.12.
De rechtbanken hebben naar aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad voor de schending van de essentiële informatieverplichtingen een sanctierichtlijn [3] opgesteld. Deze sanctierichtlijn houdt samengevat in dat de betalingsverplichting wordt verminderd met 25% bij maximaal drie voldoende ernstige schendingen en met 50% bij meer dan drie voldoende ernstige schendingen. Bij de precontractuele informatieverplichtingen geldt dat meerdere voldoende ernstige schendingen van de essentiële informatieverplichtingen die onder dezelfde letter van artikel 6:230m lid 1 BW vallen samen worden geteld als één schending. Eventuele schendingen van de verplichting om de informatie te bevestigen op een duurzame gegevensdrager worden gerekend als één schending.
2.13.
Hierna zal worden beoordeeld of aan de informatieverplichtingen is voldaan. Alleen als er sprake is van een voldoende ernstige schending van een informatieverplichting, zal die informatieverplichting hierna worden besproken. Voor zover dat in deze zaak aan de orde is zullen eerst de informatieverplichtingen met een specifieke sanctie worden beoordeeld. Daarna zullen de essentiële informatieverplichtingen zonder specifieke sanctie worden beoordeeld. Bij deze laatste categorie wordt steeds een onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van de informatie bij of voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst en het bevestigen van de informatie op een duurzame gegevensdrager.
De essentiële informatieverplichtingen verstrekken van informatie bij of voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst
De contactgegevens van de handelaar
2.14.
Op grond van artikel 6:230m lid 1 onder c BW moet contactinformatie van de handelaar worden verstrekt. Hierom moet ten minste een e-mailadres, telefoonnummer of een adres van een vestiging worden gegeven. Innova heeft niet aangetoond dat hieraan is voldaan. De kantonrechter is daarom van oordeel dat artikel 6:230m lid 1 onder c BW is geschonden.
De wijze van betaling
2.15.
Op grond van artikel 6:230m lid 1 onder g BW moet de wijze van betaling worden getoond. Het gaat daarbij om de wijze waarop de consument mag betalen en de termijn(en) waarbinnen moet worden betaald. Als de betaling loopt via een derde partij (niet zijnde een bank) dan moet dit ook worden vermeld. Innova heeft niet aangetoond dat hieraan is voldaan. De kantonrechter is daarom van oordeel dat artikel 6:230m lid 1 onder g BW is geschonden.
De duur van de overeenkomst en opzegtermijn na verlenging
2.16.
Op grond van artikel 6:230m lid 1 onder o BW moet voor de consument duidelijk zijn hoe lang de overeenkomst loopt als deze niet tussentijds wordt opgezegd. Daarnaast moet duidelijk zijn of de overeenkomst na die periode vanzelf afloopt of doorloopt. Als de overeenkomst doorloopt dan moet ook worden vermeld op welke termijn de consument de overeenkomst daarna kan opzeggen. Informatie over de duur van de overeenkomst en de vraag of de overeenkomst vanzelf eindigt of juist doorloopt moet tijdens het bestelproces aan de consument worden verstrekt zonder dat de consument de informatie zelf moet opzoeken. Niet voldoende is dus dat deze informatie ergens op de website staat of alleen in
de algemene voorwaarden. Informatie over de wijze van opzeggen na het verstrijken van de eerste periode mag wel in de algemene voorwaarden worden opgenomen. Innova heeft niet aangetoond dat aan deze informatieverplichting is voldaan. De kantonrechter is daarom van oordeel dat artikel 6:230m lid 1 onder o BW is geschonden.
De periode waarbinnen de consument de overeenkomst niet kan opzeggen
2.17.
Op grond van artikel 6:230m lid 1 onder p BW moet voor de consument duidelijk zijn voor welke periode zij ten minste aan de overeenkomst gebonden is. In dit geval dient te worden vermeld dat de consument de overeenkomst op elk moment mag opzeggen met een termijn van dertig dagen maar dat de consument – als dat is overeengekomen – dan wel een opzegvergoeding moet betalen. Dit volgt namelijk uit de wet. [4] De consument moet tijdens het bestelproces duidelijk op deze informatie worden gewezen. Niet voldoende is dat de informatie ergens op de website staat of alleen in de algemene voorwaarden. Alleen de hoogte van een eventuele opzegvergoeding mag wel in de algemene voorwaarden worden opgenomen. Innova heeft niet aangetoond dat aan deze informatieverplichting is voldaan. De kantonrechter is daarom van oordeel dat artikel 6:230m lid 1 onder p BW is geschonden.
Bevestiging van de informatie op een duurzame gegevensdrager
De duur van de overeenkomst en de opzegtermijn na verlenging
2.18.
Op grond van artikel 6:230m lid 1 onder o in combinatie met artikel 6:230v lid 7 BW moet op een duurzame gegevensdrager worden bevestigd hoe lang de overeenkomst loopt als deze niet tussentijds wordt beëindigd. Daarnaast moet duidelijk zijn of de overeenkomst na die periode vanzelf afloopt of doorloopt. Als de overeenkomst doorloopt dan moet ook worden vermeld met welke termijn de consument de overeenkomst daarna kan opzeggen. Innova heeft niet aangetoond dat deze informatie op een duurzame gegevensdrager aan de consument is verstrekt. De kantonrechter is daarom van oordeel dat bij de bevestiging van de informatie artikel 6:230m lid 1 onder o BW is geschonden.
De periode waarbinnen de consument de overeenkomst niet kan opzeggen
2.19.
Op grond van artikel 6:230m lid 1 onder p in combinatie met artikel 6:230v lid 7 BW moet op een duurzame gegevensdrager worden bevestigd voor welke periode de consument ten minste aan de overeenkomst gebonden is. In dit geval moest worden vermeld dat de consument de overeenkomst op elk moment mocht opzeggen met een termijn van dertig dagen maar dat de consument – als dat is overeengekomen – bij tussentijdse opzegging wel een opzegvergoeding moet betalen. Dit volgt namelijk uit de wet. [5] Innova heeft niet aangetoond dat deze informatie op een duurzame gegevensdrager aan de consument is verstrekt. De kantonrechter is daarom van oordeel dat bij de bevestiging van de informatie artikel 6:230m lid 1 onder p BW is geschonden.
De bestelknop
2.20.
De consument is de bestelling aangegaan door middel van een bestelknop. Innova heeft niet aangetoond dat de tekst op de knop voldoet aan de eisen van de wet. Uit de tekst op de knop zelf moet namelijk blijken dat de consument uitdrukkelijk erkent dat zij een betalingsverplichting aangaat. Dat betekent dat de tekst ook in de omgangstaal zonder twijfel in verband moet worden gebracht met het ontstaan van een betalingsverplichting. [6]
2.21.
Bij een onjuiste bestelknop geeft de wet aan de consument het recht om de overeenkomst te vernietigen. [7] Dit is gebaseerd op de Richtlijn Consumentenrechten waarin staat dat de consument in zo’n geval niet aan de overeenkomst is gebonden. Volgens de kantonrechter betekent niet gebonden zijn dat de consument ervoor kan kiezen de overeenkomst niet in werking te laten treden, maar dat in dat geval ook de handelaar zijn verplichtingen niet meer hoeft na te komen. De kantonrechter is van oordeel dat de rechter de overeenkomst alleen ambtshalve moet vernietigen als de consument - zo nodig nadat hem dat door de rechter is gevraagd - heeft aangegeven van dit recht gebruik te willen maken. Het zal niet altijd in het belang van de consument zijn om de overeenkomst te vernietigen, omdat vernietiging niet alleen tot gevolg heeft dat de consument niet hoeft te betalen maar ook dat de consument moet teruggeven wat zij op grond van de overeenkomst heeft ontvangen. Uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie en de Hoge Raad is af te leiden dat de rechten die de richtlijn aan consumenten geeft niet tegen de wil van de consument worden toegepast. Uit de verklaringen van [gedaagde] begrijpt de kantonrechter dat [gedaagde] niet gebonden wil zijn aan het contract, echter is niet gesteld dat zij de overeenkomst wil vernietigen.
2.22.
Vanwege de onjuiste bestelknop is sprake van een schending van artikel 6:230v lid 3 BW. Om de afschrikkende werking van de richtlijn te bewaken zal de kantonrechter deze schending daarom rekenen als één schending van de essentiële informatieverplichtingen bij de toepassing van de hiervoor genoemde sanctierichtlijn. De onjuiste bestelknop rechtvaardigt naar het oordeel van de kantonrechter namelijk geen zwaardere sanctie dan een schending van een essentiële informatieplicht. Bij vermindering van de betalingsverplichting mag de consument bestelde producten immers houden. De situatie is daarom niet vergelijkbaar met vernietiging van de overeenkomst in zijn geheel.
Conclusie essentiële informatieverplichtingen
2.23.
De kantonrechter zal op grond van de hiervoor vastgestelde schendingen van informatieverplichtingen de overeenkomst met toepassing van de sanctierichtlijn gedeeltelijk vernietigen in die zin dat de betalingsverplichting van de consument wordt verminderd met 50%. Er is in dit geval namelijk sprake van meer dan drie voldoende ernstige schendingen. Dat betekent dat € 1.079,75 aan hoofdsom toewijsbaar is (50% van
€ 2.159,51, de hoofdsom).
Geen onverschuldigde betaling
2.24.
Innova heeft subsidiair en meer subsidiair, voor het geval de overeenkomst (gedeeltelijk) vernietigd wordt, een beroep gedaan op onverschuldigde betaling. Omdat de levering van energie en gas niet ongedaan kan worden gemaakt is [gedaagde] , volgens Innova, een vergoeding verschuldigd ter hoogte van de op de nota’s in rekening gebrachte bedragen. Bij een onverschuldigde betaling is vereist dat de prestatie is verricht zonder rechtsgrond (artikel 6:203 lid 1 BW). Tussen partijen bestond wel een rechtsgrond voor het leveren van energie, te weten de gesloten energieovereenkomst. [gedaagde] is op basis van de gesloten energieovereenkomst de gevorderde voorschotnota’s en eindnota verschuldigd geworden. Het verschuldigde bedrag zal slechts verminderd worden. Er kan dan ook niet worden gezegd dat de rechtsgrond voor de geleverde energie is ontvallen, zodat de vordering niet op deze grondslag kan worden toegewezen.
Geen ongerechtvaardigde verrijking
2.25.
Innova heeft subsidiair en meer subsidiair, voor het geval de overeenkomst (gedeeltelijk) vernietigd wordt, een beroep gedaan op ongerechtvaardigde verrijking. Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 12 februari 2016 [8] , waarin de Hoge Raad een verrijkingsvergoeding onredelijk acht omdat zij in strijd zou komen met de strekking van de consument beschermende bepalingen, komt de vordering op die grondslag niet voor toewijzing in aanmerking.
Buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente
2.26.
Innova heeft recht op buitengerechtelijke kosten op basis van de toewijsbare hoofdsom. Daarom is € 161,96 aan buitengerechtelijke kosten toewijsbaar. De wettelijke rente wordt toegewezen steeds over het openstaande saldo aan hoofdsom voor zover [gedaagde] in verzuim is. Daarbij wordt opgemerkt dat als er meerdere termijnen verschuldigd zijn, steeds elke termijn met een gelijk percentage is verminderd.
(Tegen)vordering?
2.27.
[gedaagde] stelt in haar brief van 9 november 2024 dat de rechtbank haar handelsaanbod niet heeft nageleefd door haar post te sturen. Volgens [gedaagde] is haar rust en stilte verstoord door de ontvangst van dit poststuk en daarom moet de rechtbank de bij die brief gevoegde factuur betalen. De rechtbank is echter geen partij bij de onderhavige procedure, waardoor de kantonrechter aan dit verzoek voorbijgaat.
[gedaagde] moet € 947,04 aan proceskosten betalen
2.28.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij grotendeels ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan Innova moet betalen op € 113,54 aan dagvaardingskosten, € 496,00 aan griffierecht,
€ 270,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 135,00) en € 67,50 aan nakosten. Dat is in totaal € 947,04. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Innova te betalen € 1.241,71, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over het saldo dat aan hoofdsom telkens, na elke credit- en debetmutatie, heeft uitgestaan, tot de dag van algehele voldoening;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Innova worden begroot op € 947,04;
3.3.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
64266

Voetnoten

1.Zie de artikelen 6:230m e.v. van het Burgerlijk Wetboek
2.Hoge Raad 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677
3.Deze richtlijn is gepubliceerd op www.rechtspraak.nl
4.Zie artikel 95m lid 7 van de Elektriciteitswet en artikel 52b lid 7 van de Gaswet
5.Zie artikel 95m lid 7 van de Elektriciteitswet en artikel 52b lid 7 van de Gaswet
6.Hof van Justitie EU 7 april 2022, ECLI:EU:C:2022:269
7.Zie artikel 6:230v lid 3 BW
8.Hoge Raad 12 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:236, r.o. 3.16