ECLI:NL:RBROT:2025:1802

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 februari 2025
Publicatiedatum
12 februari 2025
Zaaknummer
ROT 24/7761
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een naturalisatieverzoek wegens twijfel over identiteit en nationaliteit

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 14 februari 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek tot naturalisatie beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had het verzoek afgewezen op 8 februari 2023, met als reden dat er twijfel bestond over de identiteit van eiser. Eiser, die in Nederland asiel had aangevraagd, had wisselende verklaringen afgelegd over zijn geboortedatum en -plaats, wat leidde tot twijfels over zijn identiteit. De rechtbank behandelt de feiten van de zaak, waaronder de eerdere afwijzingen van eisers asielaanvraag en de resultaten van een leeftijdsonderzoek. Eiser had op 21 december 2021 een verzoek tot naturalisatie ingediend, maar de staatssecretaris bleef bij zijn standpunt dat de identiteit en nationaliteit van eiser niet voldoende waren aangetoond. De rechtbank oordeelt dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om de twijfels weg te nemen. De rechtbank benadrukt dat het aan de verzoeker is om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen, en dat de staatssecretaris moet beoordelen of de overgelegde documenten voldoende zijn. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de afwijzing van de staatssecretaris in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/7761

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaatsnaam], eiser

(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. R.A.B. van Stijn).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek tot naturalisatie.
1.1.
De staatssecretaris heeft dit verzoek met het primaire besluit van 8 februari 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 2 juli 2024 op het bezwaar van eiser is de staatssecretaris daarbij gebleven. Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld.
1.2.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 20 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser heeft op 15 september 2000 in Nederland verzocht om asiel en om toelating als alleenstaande minderjarige vreemdeling. Eiser heeft tijdens het eerste gehoor op 15 september 2000 verklaard te zijn [eiser], geboren op [geboortedatum 1] 1985 in [geboorteplaats 1]. Eiser heeft daarbij verklaard Nederland te zijn ingereisd met een Soedanees paspoort. In dit paspoort staan de personalia [naam 1], geboren in 1980 te [geboorteplaats 1]. Tijdens het nader gehoor, gehouden op [geboortedatum 1] 2000, heeft eiser verklaard dat hij geboren is op [geboortedatum 2] 1985 te [geboorteplaats 2]. Vanwege twijfel over eisers leeftijd heeft op 5 oktober 2001 een leeftijdsonderzoek plaatsgevonden. De conclusie van dat onderzoek is dat rekening moet worden gehouden met dat eiser mogelijk minderjarig is geweest ten tijde van zijn asielaanvraag. Meerderjarigheid kan echter niet worden uitgesloten. Eisers asielaanvraag is op 26 januari 2004 afgewezen omdat eiser zijn identiteit en nationaliteit niet verder kon onderbouwen met identiteitspapieren of andere bescheiden en niet aannemelijk heeft gemaakt dat het ontbreken van die documenten niet aan hemzelf is toe te rekenen. Er is volgens de IND twijfel aan de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas. Bij uitspraak van 24 maart 2005 is eisers beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag gegrond verklaard. Vervolgens is eisers asielaanvraag bij besluit van 2 december 2005 nogmaals afgewezen. Er zijn volgens de IND tegenstrijdigheden in eisers afgelegde verklaringen. De IND heeft het standpunt ingenomen dat gelet op het leeftijdsonderzoek het onwaarschijnlijk is dat eisers geboortedatum [geboortedatum 1] 1985 is. Het beroep hiertegen is bij uitspraak van 18 mei 2006 ongegrond verklaard. Deze uitspraak staat in rechte vast. Eiser heeft met ingang van 15 juni 2007 een Ranov-verblijfsvergunning,
3. Eiser heeft op 21 december 2021 een verzoek tot naturalisatie ingediend en heeft zich daarbij bediend van de hierboven genoemde personalia. Met het primaire besluit heeft de staatssecretaris dit verzoek afgewezen. In het bestreden besluit is de staatssecretaris, met een wijziging van de grond van de afwijzing, daarbij gebleven. De staatssecretaris heeft het standpunt ingenomen dat ondanks dat eiser beschikt over een Ranov [1] -vergunning, geen twijfel mag bestaan over de juistheid van de door eiser opgegeven nationaliteit en identiteit. Volgens de staatssecretaris is dat wel het geval, gelet op wisselende verklaringen over eisers geboortedatum, -plaats en naam. De staatssecretaris gaat uit van de personalia in het echt bevonden Soedanese paspoort (met bijbehorende echt bevonden Soedanese nationaliteitsverklaring). Met de door eiser opgegeven personalia kan eiser volgens de staatssecretaris niet worden genaturaliseerd.

Het beroep van eiser

4. Eiser voert aan dat hij genoegzaam heeft aangetoond waarom er geen twijfel is over zijn identiteit en nationaliteit. Eiser stelt verder in bewijsnood te verkeren en kan geen nadere informatie uit Soedan verkrijgen vanwege de veiligheidssituatie ter plekke. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst eiser verder naar een medische verklaring van zijn GGZ-behandelaar van 1 mei 2024. Eiser vindt de staatssecretaris ten onrechte de hardheidsclausule niet heeft toegepast.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris het naturalisatieverzoek van eiser terecht heeft afgewezen omdat er twijfel bestaat over de identiteit en nationaliteit van eiser. De voor de beoordeling van het beroep relevante wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
6. Uit rechtspraak [2] volgt dat bij een verzoek om naturalisatie het aan de verzoeker is om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen en aan de staatssecretaris om te beoordelen of de identiteit en nationaliteit van die verzoeker met de door hem overgelegde stukken zijn komen vast te staan. De verlening van het Nederlanderschap is “een zaak van groot gewicht”. De identiteit en de nationaliteit van een verzoeker moeten buiten twijfel zijn. Volgens de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State moet de staatssecretaris eerst vaststellen of de verzoeker de juiste documenten heeft overgelegd. Als dat het geval is, moet de staatssecretaris nagaan of er aanleiding bestaat te twijfelen aan de door een verzoeker gestelde identiteit en nationaliteit. Deze twijfel kan onder meer ontstaan op grond van de inhoud van het vreemdelingenrechtelijk dossier van de verzoeker of op grond van andere bekende feiten en omstandigheden.
Als er twijfel bestaat over de identiteit en nationaliteit van een verzoeker, moet de staatssecretaris beoordelen of de verzoeker de gerezen twijfel met de overgelegde documenten heeft weggenomen. De staatssecretaris moet beoordelen of buiten twijfel is dat uit de door de verzoeker overgelegde documenten volgt dat de daarin vermelde identiteit en nationaliteit juist zijn. De staatssecretaris mag daarbij niet zonder deugdelijke motivering voorbijgaan aan de documenten die de verzoeker heeft overgelegd. De bewijswaarde van de overgelegde documenten is hierbij doorslaggevend.
7. Eiser beschikt over een Ranov-vergunning. Dat betekent dat hij is vrijgesteld van het overleggen van een geldig buitenlands paspoort (of anderszins een bewijs van het actuele bezit van een vreemde nationaliteit) en het overleggen van een (buitenlands) geboorteakte/geboorteregistratiebewijs. Dat neemt niet weg dat er geen twijfel mag bestaan aan de identiteit en nationaliteit die eiser bij zijn naturalisatieverzoek heeft opgegeven. [3]
Mocht de staatssecretaris twijfelen aan de identiteit van eiser?
8. Er is geen twijfel over het gegeven dat eiser afkomstig is uit Soedan. Volgens de staatssecretaris bestaat nog wel twijfel over de leeftijd en geboorteplaats van eiser. Eiser is Nederland ingereisd met een Soedanees echt bevonden paspoort met de personalia [naam 1], geboren in 1980 in [geboorteplaats 1]. Bij het paspoort bevindt zich ook een echt bevonden nationaliteitsverklaring.
Bij het eerste gehoor heeft eiser verklaard te zijn [eiser], geboren op [geboortedatum 1] 1985 in [geboorteplaats 1]. Bij een nader gehoor gaf eiser aan geboren te zijn op [geboortedatum 2] 1985. Daarnaast bevindt zich in het vreemdelingrechtelijke dossier van eiser een verklaring van het Ministry of Health, General Medical Commission waarop een geboortedatum van [geboortedatum 3] 1976 is vermeld. Verder wijst de staatssecretaris in het bestreden besluit nog op het vreemdelingrechtelijke dossier van eisers moeder, [naam 2], waarin zich een handgeschreven stuk bevindt met de naam [naam 3] met eveneens geboortedatum [geboortedatum 3] 1976. Gelet op de wisselende verklaringen over de leeftijd, geboortedatum, -plaats en naam en het echt bevonden Soedanese paspoort met bijbehorende nationaliteitsverklaring heeft de staatssecretaris terecht het standpunt ingenomen dat nog steeds twijfel bestaat over de identiteit van eiser. De staatssecretaris heeft de conclusies van het leeftijdsonderzoek uit 2001 (met een herbeoordeling op 19 december 2023) niet aan eiser tegengeworpen. Deze conclusies vormen ook geen hard bewijs dat eisers eigen verklaring over zijn leeftijd niet kan kloppen. De staatssecretaris heeft wel kunnen betrekken dat eiser op het moment van het maken van de röntgenfoto's (bij het eerste leeftijdsonderzoek) een leeftijd moet hebben gehad tussen de 14 en 32 jaar en het leeftijdsonderzoek er daarom ook niet voor zorgt dat de gerede twijfel over uw identiteit en nationaliteit niet langer bestaat.
Is de gerezen twijfel met de overgelegde documenten weggenomen?
9. Het is vervolgens de vraag of eiser de gerezen twijfel voldoende heeft weggenomen. De rechtbank oordeelt dat dit niet het geval is. Daarbij moet worden vooropgesteld dat in beginsel van de juistheid van een bevoegd afgegeven paspoort moet worden uitgegaan. Eisers stelling dat de personalia uit het Soedanese paspoort en nationaliteitsverklaring hem niet toebehoren, leidt naar het oordeel van de rechtbank niet tot de conclusie dat niet mag worden uitgegaan van de gegevens uit dat als echt bevonden paspoort. Eiser heeft dit standpunt niet aannemelijk gemaakt met nadere (officiële) stukken van de lokale autoriteiten.
Eiser heeft een beroep gedaan op bewijsnood. Eisers algemene stelling dat hij vanwege de veiligheidssituatie geen stukken kan verkrijgen leidt naar het oordeel van de rechtbank niet tot de conclusie dat eiser geen documenten kan verkrijgen. Uit vaste rechtspraak volgt verder dat de verzoeker die betoogt dat hij in bewijsnood verkeert, moet aantonen dat hij al het mogelijke heeft gedaan om in het bezit te komen van de gevraagde documenten. [4] Eiser heeft geen verklaring van de Soedanese dan wel Zuid-Soedanese autoriteiten overgelegd waarom hij niet in het bezit wordt gesteld van documenten. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit afdoende gemotiveerd en zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat niet is gebleken dat eiser niet in contact kan treden met de plaatselijke autoriteiten. Ten aanzien van de verklaring van eisers behandelaar van 1 mei 2024 overweegt de rechtbank dat voor zover eiser heeft aangevoerd fysiek of mentaal niet in staat is om te reizen, eiser niet heeft aangetoond dat hij niet via derden documenten kan verkrijgen. Eisers beroepsgrond dat dit ontoereikend is gemotiveerd in het bestreden besluit, slaagt niet.
10. Voor zover eiser een beroep heeft gedaan op de hardheidsclausule [5] overweegt de rechtbank dat de staatssecretaris terecht het standpunt heeft ingenomen dat van artikel 7 van de RWN niet kan worden afgeweken met toepassing van de hardheidsclausule. [6] Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: relevante wet- en regelgeving

Rijkswet op het Nederlanderschap
Artikel 7
1. Met inachtneming van de bepalingen van dit Hoofdstuk verlenen Wij op voordracht van Onze Minister het Nederlanderschap aan vreemdelingen die daarom verzoeken.
(…)
Artikel 10
Wij kunnen, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, in bijzondere gevallen het Nederlanderschap verlenen met afwijking van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, c en d, artikel 9, eerste lid, aanhef en onder c, en de termijn genoemd in artikel 11, derde, vierde en vijfde lid.
Artikel 23
1. Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur kunnen nadere regelen worden gesteld ter uitvoering van deze Rijkswet.
(…)
Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap
Artikel 31
1. Bij de indiening van een naturalisatieverzoek verstrekt de verzoeker betreffende zichzelf, voorzoveel mogelijk, gegevens met betrekking tot:
a. geslachtsnaam en voornaam of voornamen, onderscheidenlijk naam of namen;
b. geboortedatum, geboorteplaats en geboorteland;
(…)
e. nationaliteit of nationaliteiten;
(…)
5. De autoriteit die het naturalisatieverzoek in ontvangst neemt, alsook Onze Minister, kan verlangen dat de verzoeker de juistheid van de verstrekte gegevens bewijst door middel van zo nodig gelegaliseerde en eventueel inhoudelijk geverifieerde documenten. Hij kan tevens verlangen dat die aanvullende gegevens worden verstrekt indien dit naar zijn oordeel nodig is voor de beoordeling van het geval.
Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap
Paragraaf 3.5. Over te leggen documenten
Paragraaf 3.5.1. Algemeen
(…)
Zorgvuldige voorbereiding te nemen naturalisatiebesluit
Naast het zo goed mogelijk toepassen van de nationaliteitsbepalingen vloeit uit artikel 3:2 Awb voort dat het naturalisatiebesluit zo zorgvuldig mogelijk is voorbereid en genomen. Er bestaat bovendien een rechtsbelang bij het zoveel mogelijk zorgen dat naturalisatie tot Nederlander plaatsvindt op juiste persoonsgegevens en juiste nationaliteit. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is het aan verzoeker of optant om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen en aan de staatssecretaris om te beoordelen of de identiteit en nationaliteit van de desbetreffende verzoeker of optant met de door hem overgelegde stukken zijn aangetoond. Ook als een verzoeker is vrijgesteld van het documentenvereiste (zie paragraaf 3.5.5. bij artikel 7 RWN), kan gerede twijfel aan de gestelde identiteit of nationaliteit daarom een reden vormen voor afwijzing. Gerede twijfel aan de gestelde identiteit of nationaliteit kan bijvoorbeeld bestaan op grond van een taalanalyse door Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (TOELT), documentonderzoek door Team onderzoek en Expertise Documenten (TOED), een leeftijdsonderzoek of een combinatie van meerdere van voornoemde onderzoeken. Ook kan er gerede twijfel ontstaan op grond van de (overige) inhoud van het (vreemdelingrechtelijke) dossier van de verzoeker, dan wel op grond van andere bekende feiten en omstandigheden. De eerder genoemde onderzoeken worden aangemerkt als een deskundigenadvies aan de staatssecretaris ten behoeve van de uitvoering van zijn bevoegdheden. In beginsel mag op het advies van een deskundige worden afgegaan, nadat is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten.
(…)
Paragraaf 3.5.5. Verkrijging, vertaling en legalisatie van buitenlandse documenten
Voor zowel het verkrijgen van documenten als de vertalingen en eventuele legalisatie/apostillering van stukken, dient betrokkene zelf zorg te dragen. Indien de documenten zijn opgesteld in een andere taal dan het Nederlands, Engels, Duits of Frans, dient verzoeker zorg te dragen voor een door een beëdigd vertaler gemaakte vertaling, die gehecht moet zijn aan het originele (afschrift van het) document. De circulaire legalisatie en verificatie buitenlandse bewijsstukken (staat van personen en toepassing van DNA-onderzoek) is van toepassing.
Paragraaf 3.5.6. Bewijsnood of inwilliging met toepassing van art. 4:84 Awb: geldig buitenlands reisdocument (paspoort) en of geboorteakte
De houder van een reguliere verblijfsvergunning is op grond van artikel 7 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) en de lagere regelgeving, als hoofdregel verplicht om bij het indienen van een naturalisatieverzoek zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen. Dit moet hij doen met een gelegaliseerde of van een apostillestempel voorziene geboorteakte alsmede met een geldig buitenlands paspoort. Van deze hoofdregel wordt afgeweken als sprake is van bewijsnood dan wel als het in het individuele geval het onevenredig zou zijn om vast te houden aan de hoofdregel.
Bewijsnood akten van de burgerlijke stand
Inzake buitenlandse akten van de burgerlijke stand wordt bewijsnood aangenomen als:
  • Het bewuste document nooit is opgemaakt omdat in het desbetreffende land nimmer geboorteakten worden/werden opgemaakt;
  • Het bewuste document wel is opgemaakt, maar het register waarin het was opgenomen, is verloren gegaan;
  • Op basis van een ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is besloten om vanwege de politieke situatie in een land (tijdelijk) niet te verlangen dat in dat land akten (of andere bewijsstukken) worden overgelegd.
Bewijsnood geldig buitenlands paspoort
Inzake een buitenlands paspoort wordt bewijsnood aangenomen als:
  • Betrokkene staatloos is;
  • Op basis van een ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is besloten om vanwege de politieke situatie in een land (tijdelijk) niet te verlangen dat van dat land een geldig reisdocument wordt overgelegd.
De verzoeker, niet zijnde houder van een verblijfsvergunning asiel, die zich erop beroept dat hij door de autoriteiten van het land waarvan hij onderdaan is (of waar hij geboren is), niet of niet meer in het bezit kan worden gesteld van een geldig buitenlands reisdocument en/of geboorteakte, toont dat op volgende wijze aan. De verzoeker legt een schriftelijke verklaring over van de autoriteiten van het land waarvan hij onderdaan is (of waar hij geboren is), waarin gemotiveerd wordt aangegeven waarom de verzoeker niet in het bezit wordt gesteld van een geldig buitenlands reisdocument (paspoort) en/of geboorteakte.
Als er geen verklaring is van de buitenlandse autoriteiten waarom de verzoeker niet in het bezit wordt gesteld van een geldig buitenlands reisdocument en/of geboorteakte, toont hij met andere, objectieve en verifieerbare bewijsstukken aan wat hij heeft gedaan om in het bezit te komen van deze documenten. Deze bewijsstukken worden in het naturalisatiedossier gevoegd. De IND beslist vervolgens of voldoende is aangetoond dat de verzoeker niet of niet meer in het bezit kan worden gesteld van het gevraagde document. De bewijsstukken mogen bij de indiening van het verzoek om naturalisatie in principe niet ouder zijn dan zes maanden.
(…)
Geboorteakte en paspoort
Met ingang van 1 november 2021 is de verzoeker, die in 2007 of 2008 een Ranov-verblijfsvergunning heeft gekregen en meerderjarig was op de ingangsdatum van zijn Ranov-verblijfsrecht vrijgesteld van:
  • het overleggen van een geldig buitenlands paspoort (of anderszins een bewijs van het actuele bezit van een vreemde nationaliteit); en
  • het overleggen van een (buitenlands) geboorteakte/geboorteregistratiebewijs.
Om hiervoor in aanmerking te komen, moet de verzoeker sinds de Ranov-vergunning hoofdverblijf in Nederland hebben gehad. Dit omdat het huidige verblijfsrecht rechtstreeks moet kunnen worden herleid tot de eerder verstrekte Ranov-vergunning.
De verzoeker die in 2007 of 2008 een Ranov-vergunning heeft gekregen en minderjarig was op de ingangsdatum van zijn Ranov-verblijfsrecht kwam sinds 1 juni 2021 in aanmerking voor de genoemde vrijstellingen.
Geen vrijstelling overleggen documenten bij verzoekers met een regulier verblijfsrecht
In beginsel wordt geen vrijstelling van het overleggen van documenten verleend bij verzoekers met een regulier verblijfsrecht als blijkt dat sprake is van één van de onderstaande omstandigheden:
  • de verzoeker beschikt over een document (bijvoorbeeld een identiteitsbewijs) dat ná de datum van de verleende reguliere verblijfsvergunning aan hem in persoon is afgegeven door de autoriteiten van het land van herkomst;
  • op verzoek van de verzoeker ná de datum van de verleende reguliere verblijfsvergunning een rechtsfeit of rechtshandeling heeft plaatsgevonden waarbij de autoriteiten waarvan de verzoeker de nationaliteit bezit betrokken waren; of
  • de verzoeker ná de datum van de verleende reguliere verblijfsvergunning vrijwillig naar het land van herkomst is gereisd, waarvan hij de nationaliteit bezit.
Er kunnen echter omstandigheden zijn om een verzoeker toch vrijstelling van het overleggen van documenten te verlenen ondanks dat één van bovenstaande omstandigheden zich heeft voorgedaan.
Artikel 4:84 Awb
Indien er geen bewijsnood wordt aangenomen dan kan beoordeeld worden of de zaak ingewilligd kan worden met toepassing van artikel 4:84 Awb. Dit houdt in dat er bezien wordt in hoeverre het in het individuele geval bij reguliere vergunninghouders wegens bijzondere omstandigheden onredelijk is om vast te houden aan de hierbovenstaande beleidsregels.

Voetnoten

1.Regeling ter afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet
2.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2023:4302.
3.Dit volgt uit de Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap. Zie ook de uitspraak van de Afdeling van 5 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2330, onder 4.2.
4.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2024:1597.
5.Artikel 10 van de RWN
6.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2022:490, onder 4.1 en ECLI:NL:RVS:2012:BX1101, onder 2.4.1.