Conclusies en gevolgen
15. De rechtbank komt tot de conclusie dat het Huis de beslissing op het verzoek van eiser onzorgvuldig heeft voorbereid en op bepaalde onderdelen onvoldoende heeft gemotiveerd. Dat betekent dat het beroep gegrond is. Het bestreden besluit zal worden vernietigd. Gelet op de aard en omvang van het door het Huis te verrichten onderzoek, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het toepassen van een bestuurlijke lus. De rechtbank zal het Huis opdragen om, met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen, binnen 18 weken een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Daarin zal het Huis met name de verrichte zoekslag beter moeten motiveren (r.o. 13.2). Ook zal het Huis in dat besluit moeten beoordelen of, en zo ja, in hoeverre de e-mail van de woordvoerder van het Huis van 3 april 2019 (r.o. 12), de conceptbrieven aan de Tweede Kamer (r.o. 9.12) en de e-mailextensie uit het bericht van 27 mei 2019 (r.o. 9.6) openbaar gemaakt moeten worden.
16. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het Huis aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt. Niet is gebleken dat eiser proceskosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het Huis op binnen 18 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het Huis het griffierecht van € 178,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid) tot betaling van een schadevergoeding van € 3.500,- aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, voorzitter, en mr. M.G.L. de Vette en mr. J.J. Turenhout, leden, in aanwezigheid van mr. N.S.J. Letschert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 februari 2025.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage 1: Het verzoek van eiser van 27 juli 2019
“Hierbij verzoek ik op grond van art. 3 lid 1 en 2 Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om van u te ontvangen, en voor een ieder openbaar te maken, alle bij het Huis voor klokkenluiders berustende informatie neergelegd in documenten over de hierna bedoelde bestuurlijke aangelegenheden:
1. alle informatie over alle communicatie en uitwisseling van informatie tussen het Huis voor klokkenluiders en de Nationale ombudsman gedurende de periode van 1 juli 2018 tot heden, met inbegrip van datum, tijdstip en duur van alle telefonische en andere gesprekken en overleggen tussen [naam 3] en [naam 2] ;
2.
alle informatie over alle vormen van samenwerking of ideeën over en voorstellen voor
mogelijke samenwerking tussen het Huis voor klokkenluiders en de Nationale ombudsman,
met inbegrip van alle vormen van ondersteuning en ideeën over en voorstellen voor
mogelijke ondersteuning van Huis voor klokkenluiders door de Nationale ombudsman uit de
periode van 1 juli 2018 tot heden;
3.
alle informatie over de brief van 11 (ex-)medewerkers van het Huis voor klokkenluiders aan de Commissie-Biesheuvel van 12 februari 2019, met uitzondering van deze brief zelf en van conceptversies en van gedeelten daarvan, maar met inbegrip van iedere betrokkenheid
daarbij, met inbegrip van het kennis nemen van de brief of een conceptversie of een
gedeelte daarvan, het bespreken van de (beoogde) brief of het mondeling of schriftelijk doen
van suggesties voor de inhoud daarvan, en het geven van goedkeuring aan, faciliteren van of
aanmoedigen van het opstellen of versturen van de brief of meer in het algemeen van het
opstellen of versturen van een brief met een dergelijke strekking of van het afgeven van een
signaal met een dergelijke strekking, door de voorzitter, de andere bestuursleden, de
directeur de woordvoerder en/of enige andere medewerker van het Huis voor klokkenluiders
en/of enig ander persoon;
4.
alle informatie over de brief aan de 11 (ex-)medewerkers van het Huis voor klokkenluiders aan de Nationale ombudsman van 6 maart 2019 met als onderwerp "alternatieve zienswijze op het gebrekkig functioneren van het HvK", met uitzondering van deze brief zelf en van conceptversies en van gedeelten daarvan, maar met inbegrip van iedere betrokkenheid daarbij, met inbegrip van het kennis nemen van de brief of een conceptversie of een gedeelte daarvan, het bespreken van de (beoogde) brief of het mondeling of schriftelijk doen van suggesties voor de inhoud daarvan, en het geven van goedkeuring aan, faciliteren van of aanmoedigen van het opstellen of versturen van de brief of meer in het algemeen van het opstellen of versturen van een brief met een dergelijke strekking of van het afgeven van een signaal met een dergelijke strekking, door de voorzitter, de andere bestuursleden, de directeur de woordvoerder en/of enige andere medewerker van het Huis voor klokkenluiders en/of enig ander persoon;
5.
alle informatie over de brief van 15 februari 2019 van de minister van BZK aan de Tweede Kamer en de daarin bedoelde remmende werking van de meldingen over het Huis voor klokkenluiders op het functioneren van het Huis voor klokkenluiders, met inbegrip van alle daaraan voorafgaande de informatie en signalen van de voorzitteer, het bestuur of een of
meer medewerkers van het Huis voor klokkenluiders aan (ambtenaren werkzaam voor) de
minister van BZK over de gevolgen van de meldingen op het Huis voor klokkenluiders;
6. alle informatie over de brief van de Nationale ombudsman aan de Tweede Kamer van 13 maart 2019, met uitzondering van deze brief zelf, maar met inbegrip van de behandeling
daarvan en de besluitvorming daarover door de Nationale ombudsman, het door de
Nationale ombudsman sturen van een afschrift van deze brief aan de voorzitter van het Huis
voor klokkenluiders, het doorsturen van dat afschrift aan de medewerkers van het Huis voor
klokkenluiders en de interne en externe gevolgen daarvan voor het Huis voor klokkenluiders;
7.
alle informatie over het besluit van maandag 1 april 2019, dat door de woordvoerder en de voorzitter van het Huis voor klokkenluiders is omschreven als het besluit van het bestuur om medewerkers van het Huis -desgevraagd - toestemming te geven voor het benaderen van de Vaste Kamercommissie voor BiZa met een tegengeluid, en het daaraan ten grondslag liggende verzoek van een of meer medewerkers van het Huis, met inbegrip van de
behandeling daarvan, de besluitvorming daarover, de interne en externe gevolgen daarvan
voor het Huis voor klokkenluiders;
8.
alle informatie over dat, naar in de middag van 3 april 2019 uit vragen van het AD bekend
werd, (de inhoud van) een brief van 4 adviseurs van het Huis voor klokkenluiders bij het AD bekend was, en dat dit tot publicatie zou leiden, met inbegrip van het door de voorzitter, de andere bestuursleden, de directeur en/of de woordvoerder van het Huis informeren van een of meer andere medewerkers van het Huis daarover;
9. alle informatie over het besluit van woensdag 3 april 2019, dat door de woordvoerder en de voorzitter van het Huis voor klokkenluiders is omschreven als het besluit van het bestuur om medewerkers van het Huis - desgevraagd - vrij baan te geven om ook in de media een tegengeluid te laten horen, en het daaraan ten grondslag liggende verzoek van een of meer medewerkers van het Huis, met inbegrip van de behandeling daarvan en de interne en externe gevolgen daarvan voor het Huis voor klokkenluiders;
10. alle informatie over het gesprek van de voorzitter en de andere bestuursleden, de directeur en de woordvoerder van het Huis voor klokkenluiders met de Vaste Kamercommissie voor BiZa van 3 april 2019, met inbegrip van de voorbereiding, de inhoud, de nabespreking en de interne terugkoppeling daarvan aan een of meer medewerkers van het Huis voor klokkenluiders, in ieder geval voor wat betreft de inbreng van de voorzitter en de andere bestuursleden, de directeur en de woordvoerder van het Huis tijdens het gesprek;
11. alle informatie over de brief aan de 8 medewerkers en 3 niet met naam genoemde oud medewerkers van het Huis voor klokkenluiders aan de Vaste Kamercommissie voor BiZa van 3 april 2019 met als onderwerp "alternatieve zienswijze op het gebrekkig functioneren van her HvK", met uitzondering van deze brief zelf en van conceptversies en van gedeelten
daarvan, maar met inbegrip van iedere betrokkenheid daarbij, met inbegrip van het kennis
nemen van de brief of een conceptversie of een gedeelte daarvan, het bespreken van de (beoogde) brief of het mondeling of schriftelijk doen van suggesties voor de inhoud daarvan, en het geven van goedkeuring aan, faciliteren van of aanmoedigen van het opstellen of versturen van de brief of meer in het algemeen van het opstellen of versturen van een brief met een dergelijke strekking of van het afgeven van een signaal met een dergelijke strekking, door de voorzitter, de andere bestuursleden, de directeur de woordvoerder en/of enige andere medewerker van het Huis voor klokkenluiders en/of enig ander persoon;
12. alle eventuele informatie over alle communicatie, met inbegrip van datum, tijdstip,
inkomend of uitgaand zijn en duur van telefoongesprekken, tussen de woordvoerder van het
Huis voor klokkenluiders en een of meer journalisten en/of media op 3 en 4 april 2019; en
13. alle informatie over het zoeken, het inschakelen, de werkzaamheden, urenspecificaties en kosten van een advocaat of advocaten die de voorzitter, het bestuur en/of de directeur
juridisch advies geven over de opstelling van het Huis voor klokkenluiders tegenover mij.”
Bijlage 2: precisering onderdeel 1 van het verzoek door eiser
[…]
“Subsidiair, derhalve alleen voor het geval zou moeten worden geoordeeld dat een of meer aspecten van punt 1 van mijn Wob-verzoek wél verduidelijking of precisering zouden vergen, merk ik op dat punt 1 onder meer ziet op alle in documenten neergelegde informatie over alle communicatie en uitwisseling van informatie tussen het Huis voor klokkenluiders en de Nationale ombudsman over en naar aanleiding van:
a. het Samenwerkingsprotocol tussen de Nationale ombudsman en het Huis voor klokkenluiders, met inbegrip van alle overleg daarover en de uitvoering daarvan,
b. het eerdere en mogelijk hernieuwde voornemen tot en de eventuele uitvoering daarvan met betrekking tot het tegenlezen van (pre)conceptrapporten van de afdeling Onderzoek door (medewerkers van) de Nationale ombudsman,
c. de meldingen bij de minister van BZK en de Nationale ombudsman, zoals bedoeld in de brief van 19 december 2018 van de minister van BZK aan de voorzitter van de Tweede Kamer,
d. de behandeling van klachten over het Huis voor klokkenluiders door het Huis voor klokkenluiders,
e. de behandeling van klachten over het Huis voor klokkenluiders door de Nationale ombudsman,
f. het rapport en de aanbevelingen van [naam 4] , alsmede de uitvoering daarvan,
g. de besloten gesprekken en algemene overleggen van de Vaste Kamercommissie voor BiZa over het Huis voor klokkenluiders, en
h. het naar aanleiding daarvan door de minister van BZK en/of de Vaste Kamercommissie voor BiZa aan de Nationale ombudsman gedane verzoek om een advies uit te brengen over het Huis voor klokkenluiders, alsmede
i. de in de punten 2 t/m 13 van het Wob-verzoek bedoelde bestuurlijke aangelegenheden, een en ander met inbegrip van datum, tijdstip en duur van alle telefonische en andere gesprekken en overleggen tussen [naam 3] en [naam 2] over een of meer van de onder a t/m i hierboven bedoelde bestuurlijke aangelegenheden.”
Bijlage 3: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Wet openbaarheid van bestuur
Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. document: een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat;
b. bestuurlijke aangelegenheid: een aangelegenheid die betrekking heeft op beleid van een bestuursorgaan, daaronder begrepen de voorbereiding en de uitvoering ervan;
c. intern beraad: het beraad over een bestuurlijke aangelegenheid binnen een bestuursorgaan, dan wel binnen een kring van bestuursorganen in het kader van de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor een bestuurlijke aangelegenheid;
f. persoonlijke beleidsopvatting: een opvatting, voorstel, aanbeveling of conclusie van een of meer personen over een bestuurlijke aangelegenheid en de daartoe door hen aangevoerde argumenten;
1. Een ieder kan een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
2. De verzoeker vermeldt bij zijn verzoek de bestuurlijke aangelegenheid of het daarop betrekking hebbend document, waarover hij informatie wenst te ontvangen.
3. De verzoeker behoeft bij zijn verzoek geen belang te stellen.
4. Indien een verzoek te algemeen geformuleerd is, verzoekt het bestuursorgaan de verzoeker zo spoedig mogelijk om zijn verzoek te preciseren en is het hem daarbij behulpzaam.
5. Een verzoek om informatie wordt ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11.
2. Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
1. In geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, wordt geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen.
2. Over persoonlijke beleidsopvattingen kan met het oog op een goede en democratische bestuursvoering informatie worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm. Indien degene die deze opvattingen heeft geuit of zich erachter heeft gesteld, daarmee heeft ingestemd, kan de informatie in tot personen herleidbare vorm worden verstrekt.