ECLI:NL:RBROT:2025:1386

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
C/10/679740 / FA RK 24-4010
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing van minderjarigen afgewezen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 januari 2025 een beschikking gegeven in een geschil tussen een vrouw en een man over de vervangende toestemming voor verhuizing van de minderjarigen. De vrouw verzocht om toestemming om met de minderjarigen naar Nieuwediep (Drenthe) te verhuizen, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de vrouw onvoldoende noodzaak heeft aangetoond voor de verhuizing, aangezien de minderjarigen geworteld zijn in hun huidige omgeving in Rotterdam, waar zij naar school gaan en sociale contacten hebben. De rechtbank benadrukte dat de belangen van de minderjarigen en de man, die een belangrijke rol speelt in hun leven, zwaarder wegen dan de wensen van de vrouw om te verhuizen.

De rechtbank heeft ook het verzoek van de vrouw om vervangende toestemming voor de inschrijving van de minderjarigen op een nieuwe school afgewezen, omdat dit verzoek afhankelijk was van de goedkeuring van de verhuizing. Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek van de man om de vrouw te verbieden om met de minderjarigen naar Nieuwediep te verhuizen, afgewezen bij gebrek aan belang, omdat de vrouw heeft verklaard niet zonder de minderjarigen te verhuizen. De rechtbank heeft ook de verzoeken van beide partijen om een zorgregeling vast te stellen afgewezen, omdat het onduidelijk is waar de vrouw zal wonen en hoe de communicatie tussen de ouders zal verlopen. De rechtbank heeft bepaald dat elke partij zijn eigen proceskosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/679740 / FA RK 24-4010
Beschikking van 29 januari 2025 over vervangende toestemming op grond van artikel 1:253a BW betreffende verhuizing en inschrijving school, het hoofdverblijf en de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van:
[naam 1], hierna: de vrouw,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat mr. M.M.J. Bos te Dordrecht,
t e g e n
[naam 2], hierna: de man,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat mr. C.J.H. Anker te Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 27 mei 2024;
  • het bericht met bijlagen van de vrouw van 13 juni 2024;
  • het bericht van de vrouw van 30 september 2024;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek met bijlagen, ingekomen op 10 december 2024;
  • het bericht met bijlagen van de vrouw (akte wijziging petitum), ingekomen op 12 december 2024;
  • het bericht van de man (akte wijziging petitum), ingekomen op 16 december 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 18 december 2024. Daarbij zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), als adviseur, vertegenwoordigd door [naam 3] .
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is door de advocaat van de man een pleitnotitie overgelegd.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
2.2.
Partijen zijn de ouders van de minderjarigen:
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum ] 2016 te [geboorteplaats] ;
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum ] 2016 te [geboorteplaats] .
2.3.
De man heeft de minderjarigen erkend.
2.4.
Het ouderlijk gezag over de minderjarigen wordt door de ouders gezamenlijk uitgeoefend.

3.De beoordeling

3.1.
Vervangende toestemming verhuizing
3.1.1.
De vrouw verzoekt haar vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarigen per 1 juni 2024 naar Nieuwediep (Drenthe) te verhuizen.
3.1.2.
De man voert gemotiveerd verweer.
Juridisch kader
3.1.3.
Op grond van artikel 1:253a BW kunnen in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hieromtrent aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van de betreffende minderjarige(n) wenselijk voorkomt. Bij de beantwoording van de vraag of een ouder vervangende toestemming moet krijgen om met een minderjarige te verhuizen, staan de belangen van de minderjarige(n) weliswaar voorop, maar, naar vaste rechtspraak moet de rechter bij de beslissing in een geschil als dit alle omstandigheden van het geval in acht nemen en alle betrokken belangen afwegen (zie ook HR 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5901).
3.1.4.
Tegenover het belang van een ouder bij wie de minderjarige hoofdverblijfplaats heeft om de gelegenheid te krijgen om met de minderjarige elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, kunnen andere belangen van de minderjarige of van de andere ouder staan. In de afweging van alle belangen kunnen onder meer de volgende omstandigheden worden betrokken:
  • de noodzaak om te verhuizen;
  • een goede voorbereiding van de verhuizing;
  • het aanbieden van alternatieven of compensatie voor de verminderingen van de contactmogelijkheden met de andere ouder;
  • de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
  • de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
  • de extra kosten van contact na de verhuizing;
  • de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen.
De noodzaak om te verhuizen en geworteldheid minderjarigen
3.1.5.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vrouw de noodzaak om met de minderjarigen naar Nieuwediep te verhuizen onvoldoende onderbouwd. De rechtbank begrijpt dat het voor de vrouw lastig is om een geschikte woonruimte met een tuin en ten minste drie slaapkamers te vinden in de omgeving van Rotterdam. Hieruit volgt echter geen noodzaak om naar Nieuwediep te moeten verhuizen, wat ongeveer 250 kilometer van de huidige woonplaats ligt. Niet is gebleken dat de vrouw langdurig niet in aanmerking kan komen voor een geschikte woning in de omgeving van Rotterdam of dat zij haar zoekregio heeft uitgebreid.
Daarnaast stelt de vrouw dat zij niet kan aarden in Rotterdam en dat wonen in de Randstad negatieve invloed heeft op haar gezondheid. Ook stelt zij geen netwerk in Rotterdam te hebben, wat ze in de omgeving van Nieuwediep wel heeft. Ook hieruit blijkt onvoldoende noodzaak voor een verhuizing. De vrouw kan misschien, ondanks dat zij er al geruime tijd woont, niet aarden in Rotterdam, maar het is wel de plek waar de minderjarigen zijn geworteld, naar school gaan en hun vriendjes en vriendinnetjes hebben. Bij een verhuizing zullen de minderjarigen afscheid moeten nemen van het leven dat zij kennen. Dat de vrouw stelt dat de minderjarigen makkelijk kunnen wennen aan nieuwe situaties en Nieuwediep voor hen bekend is omdat hun opa en oma er wonen, verandert dit niet. Een verhuizing is immers anders dan af en toe op bezoek gaan bij opa en oma. De vrouw heeft daarbij onvoldoende onderbouwd dat het wonen in de Randstad negatieve invloed heeft op haar gezondheid. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de gestelde noodzaak onvoldoende is om de verhuizing te rechtvaardigen.
Voorbereiding, frequentie van het contact en compensatie
3.1.6.
De rechtbank is verder van oordeel dat de vrouw onvoldoende rekening heeft gehouden met de invloed die de verhuizing zal hebben op de relatie van de man met de minderjarigen. Hoewel de vrouw de verhuizing voldoende heeft doordacht en voorbereid, weegt dit niet op tegen het belang van de man en de minderjarigen om hun relatie te houden zoals deze is. Deze relatie zou sterk wijzigen vanwege het beperktere contact dat er dan tussen de minderjarigen en de vader zal zijn.
Als voorbereiding op de verhuizing heeft de vrouw een huurcontract getekend voor een woning in Nieuwediep, een school gevonden voor de minderjarigen die aansluit bij het huidige onderwijs van de minderjarigen en ervoor gezorgd dat de minderjarigen hun sporten (beeball en turnen) kunnen voortzetten. Daarentegen heeft de vrouw onvoldoende compensatie geboden voor het contactverlies tussen de man en de minderjarigen. Dat het contact door de scheiding zal verminderen is een feit, maar door te verhuizen naar Nieuwediep zal het contact tussen de man en de minderjarigen sterk worden verminderd. De man zal ten gevolge van deze verhuizing geen onderdeel meer uitmaken van het schoolleven van de minderjarigen. Ook de kleinere flexibele contactmomenten buiten een zorgregeling om zijn niet meer mogelijk. Zijn vaderrol wordt dan beperkt tot een rol in de weekenden en dat is een andere rol dan de man tot dusverre had. De door de vrouw aan de man geboden compensatie van een zorgregeling van één weekend in de veertien dagen met vakantiedagen acht de rechtbank in dat licht dan ook onvoldoende. Het aanbod van de vrouw dat zij zich zal inspannen om de minderjarigen in de vakanties langer bij de man te laten verblijven, kan evenmin de compensatie bieden. Daarnaast heeft de vrouw ter compensatie van de extra reistijd van het halen en brengen van de minderjarigen aangeboden de overdracht op de helft van de reisafstand te laten plaatsvinden. De vrouw stelt dat de man de minderjarigen op deze manier ook eerder bij zich heeft en dus meer tijd met hen kan doorbrengen, dan wanneer de vrouw de minderjarigen moet halen en brengen. Naar het oordeel van de rechtbank is deze compensatie van contact in een auto eveneens onvoldoende. Bovendien miskent de vrouw hiermee dat zij de man belast met een veel langere reistijd terwijl zij tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard niet de hele afstand zelf te willen afleggen omdat het zo ver is.
Verder heeft de vrouw tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij de man op de hoogte zal houden en dat andere mogelijkheden van betekenisvol contact mogelijk zijn zoals bellen, beeldbellen en appen. De rechtbank begrijpt de bezwaren van de man dat deze mogelijkheden van contact niet even betekenisvol zijn als het contact dat de man met de minderjarigen zou hebben als ze bij hem zouden verblijven. Een verhuizing naar Nieuwediep zal met zich brengen dat het contact tussen de man en de minderjarigen niet ongestoord kan worden voortgezet, wat naar het oordeel van de rechtbank niet in het belang van de minderjarigen is.
Conclusie
3.1.7.
Hoewel de wens van de vrouw om te verhuizen naar de regio waar zij is opgegroeid en waar haar ouders wonen invoelbaar is, acht de rechtbank het belang van de vrouw bij deze verhuizing onvoldoende om op te wegen tegen de belangen van de man en de minderjarigen. De rechtbank zal dan ook, in overeenstemming met het advies van de raad, het verzoek van de vrouw om aan haar vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarigen naar Nieuwediep te verhuizen afwijzen.
3.2.
Vervangende toestemming inschrijving school
3.2.1.
De vrouw verzoekt – na wijziging – haar vervangende toestemming te verlenen voor de inschrijving van de minderjarigen op [naam school] te [plaatsnaam] , gevestigd te [adres] , met ingang van datum beschikking.
3.2.2.
De man voert gemotiveerd verweer.
3.2.3.
Omdat het verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing naar Nieuwediep van de vrouw wordt afgewezen, zal de rechtbank het voorwaardelijk verzoek om aan de vrouw vervangende toestemming te verlenen om de minderjarigen in te schrijven op [naam school] afwijzen bij gebrek aan belang.
3.3.
Verhuisverbod
3.3.1.
De man verzoekt – aanvullend en bij wijze van zelfstandig verzoek – de vrouw te verbieden om met de minderjarigen naar Nieuwediep te verhuizen en daar te verblijven, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag.
3.3.2.
De vrouw voert gemotiveerd verweer.
3.3.3.
Uit de stukken en hetgeen de vrouw tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard blijkt dat zij niet naar Nieuwediep zal verhuizen zonder de minderjarigen. De rechtbank zal het verzoek van de man daarom afwijzen bij gebrek aan belang.
3.4.
Hoofdverblijfplaats
3.4.1.
De vrouw verzoekt het hoofdverblijf van de minderjarigen bij haar te bepalen.
3.4.2.
De man verzoekt in het geval dat de vrouw alleen (zonder de minderjarigen) zal verhuizen naar Nieuwediep, te bepalen dat de minderjarigen hun hoofdverblijf bij de man zullen hebben en de minderjarigen op zijn adres zullen worden ingeschreven.
Juridisch kader
3.4.3.
Op grond van artikel 1:253a BW kunnen geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag, waaronder een geschil over de hoofdverblijfplaats, op verzoek van de ouders of één van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Bij een dergelijke beslissing moeten alle omstandigheden van het geval in acht worden genomen, wat er soms ook toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde moet zijn bij de afweging van belangen.
3.4.4.
De rechtbank wijst de verzoeken van partijen om het hoofdverblijf van de minderjarigen bij de vrouw danwel de man te bepalen af. Het is onduidelijk waar de vrouw komt te wonen en de rechtbank kan hier niet op vooruitlopen. Dit betekent dat de kinderen op hun huidige adres ingeschreven zullen blijven staan.
3.5.
Zorgregeling
3.5.1.
De vrouw verzoekt een regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) vast te stellen, waarbij:
I. de minderjarigen minimaal eenmaal in de veertien dagen in het weekend vanaf vrijdag na school tot zondagmiddag laat in de middag bij de man zijn;
II. de vakanties en feestdagen minimaal bij gelijke helfte worden verdeeld. Waarbij de vrouw zich zal inspannen om – in onderling overleg met de man en minderjarigen – de minderjarigen tijdens vakanties, feestdagen en andere lesvrije dagen vaker en langer dan op basis van gelijke verdeling bij de man te laten zijn.
3.5.2.
Daarnaast verzoekt de vrouw te bepalen dat de overdracht van de minderjarigen van de ene ouder naar de andere ouder op de vrijdag plaatsvindt (ongeveer) halverwege het traject van het huidige adres van de man en het adres van de vrouw te [plaatsnaam] , op een door partijen in overleg te bepalen locatie.
3.5.3.
De man voert gemotiveerd verweer en verzoekt – bij wijze van zelfstandig verzoek – eveneens een zorgregeling vast te stellen. De man onderscheidt hierbij de volgende situaties, in het geval dat:
I. vervangende toestemming wordt verleend om de minderjarigen met ingang van 1 juni 2024 (of een andere datum) in te laten schrijven op het adres van de vrouw in Nieuwediep en de vrouw vervangende toestemming wordt verleend voor inschrijving van de minderjarigen op [naam school] te [plaatsnaam] , de navolgende zorgregeling vast te stellen:
- ieder weekend van vrijdag 17:00 uur tot zondag 19:00 uur;
- de schoolvakanties, feestdagen en overige vrije dagen bij helfte te verdelen;
- te bepalen dat de vrouw zal worden belast met het halen en brengen van de
minderjarigen van en naar de woning van de man.
II. de verzoeken van de vrouw om haar vervangende toestemming te verlenen om naar Nieuwediep te verhuizen en de minderjarigen in te schrijven op [naam school] worden afgewezen en dat de vrouw niet alleen zal verhuizen naar Nieuwediep, de navolgende zorgregeling vast te stellen:
- een zorgregeling waarbij de kinderen de ene week bij de man zijn en de andere bij de vrouw met een wisselmoment op zondagavond 19:00;
- de schoolvakanties, feestdagen en overige vrije dagen bij helfte te verdelen.
III. de verzoeken van de vrouw om haar vervangende toestemming te verlenen om naar Nieuwediep te verhuizen en de minderjarigen in te schrijven op [naam school] worden afgewezen en dat de vrouw wel alleen zal verhuizen naar Nieuwediep, de navolgende zorgregeling vast te stellen:
- een zorgregeling waarbij de kinderen om het weekend een weekend bij de vrouw zullen zijn vanaf vrijdag 17:00 tot zondag 19:00, waarbij partijen samen zorgdragen voor het halen en brengen van de kinderen;
- de schoolvakanties, feestdagen en overige vrije dagen bij helfte te verdelen.
Juridisch kader
3.5.4.
Op grond van artikel 1:253a BW kan de rechtbank op verzoek van de gezaghebbende ouders of een van hen een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vaststellen.
3.5.5.
Nu de rechtbank het verzoek van de vrouw om met de minderjarigen te verhuizen zal afwijzen en de vrouw heeft laten weten niet zonder te minderjarigen te zullen verhuizen, zullen de verzoeken van de man onder I en III worden afgewezen bij gebrek aan belang.
3.5.6.
De rechtbank wijst ook de overgebleven verzoeken van de vrouw en de man om een zorgregeling vast te stellen af. Het is op dit moment onduidelijk waar de vrouw komt te wonen en hoe de onderlinge communicatie tussen partijen zal zijn als dat wel duidelijk wordt. De rechtbank kan hierop niet vooruitlopen. Het is aan ouders om daar te zijner tijd zelf afspraken over te maken waarbij het uitgangspunt is dat de zorg- en opvoedingstaken gelijkwaardig tussen de ouders worden verdeeld. Deze gelijkwaardigheid betekent echter niet dat een zorgregeling dient te worden vastgesteld waarbij de verdeling exact bij helfte is. Daarnaast is het, zoals tijdens de mondelinge behandeling is besproken, aan partijen als ouders dat zij hun communicatie verbeteren. De rechtbank geeft partijen in overweging daarvoor het wijkteam te betrekken. Omwille van het belang van de minderjarigen is verbetering van de communicatie tussen partijen wenselijk.
3.6.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.6.1.
Nu alle verzoeken over en weer zullen worden afgewezen is een expliciete uitspraak over de uitvoerbaar bij voorraad, zoals door partijen verzocht, niet meer nodig.
3.7.
Proceskosten
3.7.1.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst alle verzoeken af;
4.2.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.Y.A. van Meersbergen, voorzitter en (kinder)rechter, en mr. S. Wierink en mr. K.C.J.M. Hageraats-Bouwens, (kinder)rechters, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. L. van Doesburg, griffier, op 29 januari 2025.
Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, staat tegen deze beschikking hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.