ECLI:NL:RBROT:2025:13068

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 november 2025
Publicatiedatum
11 november 2025
Zaaknummer
ROT 24/8320 V
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak over beslistermijn en dwangsom in bestuursrechtelijke procedure

Op 10 november 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een verzetprocedure van een opposante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. De opposante had verzet aangetekend omdat zij vond dat de geboden nadere beslistermijn te lang was en de opgelegde dwangsom te laag. De rechtbank oordeelde dat het verzet niet kon worden aangemerkt als een verkapt hoger beroep en dat de beslistermijn en de hoogte van de dwangsom een discretionaire bevoegdheid van de rechter zijn. De rechtbank stelde vast dat de eerdere uitspraak in overeenstemming was met de vaste lijn van de rechtbank en dat er geen rekening kon worden gehouden met nieuwe rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank concludeerde dat het verzet ongegrond was en dat de eerdere uitspraak in stand bleef. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/8320 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 november 2025 op het verzet van

[opposante], uit [plaats] , opposante [1]
(gemachtigde: mr. L.A.E. Timmer),
tegen de uitspraak van de rechtbank van 22 oktober 2024 (de uitspraak) in het geding tussen
opposante
en

Dienst Toeslagen

Inleiding

1. Deze uitspraak op het verzet van opposante gaat over de uitspraak waarin de rechtbank het beroep van opposante gegrond heeft verklaard.
2. Opposante heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak uitsluitend of in de uitspraak terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel [2] is dat het beroep kennelijk gegrond is geacht, verweerder is opgedragen binnen 35 weken alsnog een besluit te nemen en verweerder een dwangsom is opgelegd van € 50 voor elke dag dat verweerder de gegeven beslistermijn overschrijdt met een maximum van € 15.000.
4. Opposante stelt dat er geen sprake is van een behandeling van haar bezwaar binnen een redelijke termijn en dat verweerder door de uitspraak van de rechtbank geen prikkel ervaart om nog tijdig te beslissen. Dit komt omdat de rechtbank verweerder een lange termijn geeft om alsnog te beslissen en voorts de daarop volgende dwangsom op slechts € 50 per dag heeft gesteld. De rechtbank wijkt daarmee af van een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 augustus 2023. [3] Daardoor ontstaat rechtsongelijkheid.
5. In navolging van haar uitspraken van 30 juni 2025 en 4 juli 2025 oordeelt de rechtbank in verzet als volgt. [4]
6. Voorop staat dat de rechtbank uitspraak zonder zitting mag doen als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. Dat was hier het geval. Het verzet ziet uitsluitend op de door de rechtbank geboden nadere beslistermijn en de daaraan verbonden hoogte van de dwangsom als bedoeld in artikel 8:55d van de Algemene wet bestuursrecht. Het vaststellen van de hoogte van een dwangsom is een discretionaire bevoegdheid van de rechter. De nadere beslistermijn en de dwangsomhoogte zijn voorts in overeenstemming met uitspraken van een meervoudige kamer van de rechtbank. [5] De rechtbank is van oordeel dat hiermee toereikend is gemotiveerd waarom voortaan door de rechtbank in deze zaken de dwangsom wordt bepaald op € 50 per dag met een maximum van € 15.000. De verzetrechter concludeert dan ook dat het verzetschrift in feite een verkapt hoger beroepschrift is, kennelijk omdat opposante het niet eens is met het oordeel van de rechtbank. Daarvoor is de verzetprocedure echter niet bedoeld.
7. De verzetrechter voegt hier aan toe dat de rechtbank geen acht heeft kunnen slaan op ontwikkelingen na haar uitspraak, zoals de uitspraak van de Afdeling van 26 maart 2025, [6] terwijl daar niet uit volgt dat de rechtbank destijds niet zonder zitting tot haar uitspraak heeft kunnen komen.
8. Gelet op het voorgaande zal het verzet ongegrond worden verklaard.

Conclusie en gevolgen

9. De grond van het verzet slaagt niet. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat die uitspraak in stand blijft.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Vogtschmidt, rechter, in aanwezigheid van
mr. R. Stijnen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 10 november 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen in de bodemzaak op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met opposante wordt bedoeld de indiener van het verzetschrift.
2.Dit volgt uit artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht.