In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 7 november 2025, zijn vier werknemers betrokken die hun arbeidsovereenkomsten hebben opgezegd om in dienst te treden van een concurrent van hun ex-werkgever. De werkgever, een uitzendbureau opgericht door twee broers, stelt dat de werknemers onrechtmatig handelen door de concurrentie- en relatiebedingen te schenden. De werknemers zijn door hun ex-werkgever, aangeduid als Werkgever, in kort geding gedaagd. De kantonrechter oordeelt dat de werknemers zich moeten houden aan de bedingen in hun arbeidsovereenkomst en dat zij geheimhouding moeten betrachten over vertrouwelijke informatie van Werkgever. De kantonrechter legt een dwangsom op voor het geval de werknemers zich niet aan deze voorwaarden houden. De eis van Werkgever om een voorschot op verbeurde boetes te betalen wordt afgewezen, omdat niet is aangetoond dat de werknemers daadwerkelijk de bedingen hebben overtreden. De proceskosten worden toegewezen aan Werkgever, waarbij de werknemers hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor de kosten. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt aangetekend.