Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[gedaagde 2],
[gedaagde 3],
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- de dagvaarding van 15 augustus 2023, met producties 1 tot en met 29;
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid van [gedaagde 1 & 2 c.s.] en [gedaagde 3] ;
- de conclusie van antwoord in incident, met één productie;
- het vonnis in incident van de kantonrechter van 9 februari 2024, waarbij de zaak is verwezen naar de handelskamer van de rechtbank;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende eis in reconventie van [gedaagde 1 & 2 c.s.] , met producties 1 tot en met 43;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde 3] , met producties 1 tot en met 17;
- de brieven van de rechtbank van 19 april 2024, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald op 9 oktober 2024;
- de conclusie van antwoord in reconventie, houdende een wijziging van eis van [eiseres 1] , met producties 30 tot en met 35;
- de akte aanvulling wijziging van de eis (in conventie) van [eiseres 1] ;
- de akte overlegging aanvullende producties van [gedaagde 1 & 2 c.s.] , met producties 44 tot en met 48;
- de spreekaantekeningen van [eiseres 1] en [gedaagde 1 & 2 c.s.] voor de mondelinge behandeling op 9 oktober 2024;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 9 oktober 2024, welk proces-verbaal alleen ziet op de procedure tussen [eiseres 1] en [gedaagde 3] ;
- het bericht van de curator van [bedrijf 1] van 15 oktober 2024 dat hij het geding in conventie overneemt van [bedrijf 1] ,
- de akte in conventie ex artikelen 225 en 227 Rv van [eiseres 2] ;
- de akte uitlaten overname vordering door [eiseres 2] van [gedaagde 1 & 2 c.s.] ;
- de akte uitlaten van [gedaagde 3] , met productie 18;
- het bericht van de rechtbank van 18 december 2024, waarin [eiseres 2] , [gedaagde 1 & 2 c.s.] en [gedaagde 3] zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 6 februari 2025;
- de akte voor de zitting van 6 februari 2025 van [eiseres 2] met (1) een wijziging van de eis en aanvulling van de gronden van de eis, (2) reactie op producties en elementaire stellingen van gedaagden en (3) inbreng nieuwe producties 36 tot en met 41;
- producties 49 tot en met 52 van [gedaagde 1 & 2 c.s.] ;
- de akte overlegging productie 19 (abusievelijk genummerd 18) van [gedaagde 3] ;
- de akte van [gedaagde 1 & 2 c.s.] ten behoeve van de zitting op 6 februari 2025;
- de antwoordakte van [gedaagde 3] ;
- de spreekaantekeningen van [eiseres 2] , [gedaagde 1 & 2 c.s.] en [gedaagde 3] voor de mondelinge behandeling op 6 februari 2025;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 6 februari 2025.
3.De feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
zou kunnen beïnvloeden. De uitlatingen van [gedaagde 2] komen er immers op neer dat het bedrijf volgens haar niet in goede handen is bij de nieuwe eigenaar. [gedaagde 1 & 2 c.s.] hebben aangevoerd dat de uitlatingen over het redden van [bedrijf 1] betrekking hadden op het bod dat [gedaagde 2] op 20 mei 2021 heeft gedaan om de aandelen in [bedrijf 1] en [bedrijf 2] terug te kopen. Dat doet niet af aan het feit dat de uitlating onder artikel 15.1 onder e niet is toegestaan; als [gedaagde 2] inderdaad uitsluitend heeft bedoeld iets te zeggen over het uitbrengen van een bod, dan had ze zich anders moeten uitdrukken.
kunnenbeïnvloeden.
dat [bedrijf 3] de declaraties niet te snel zou betalen”. [gedaagde 2] heeft verder verklaard dat zij ook met [persoon I] heeft gesproken over vertraging van de uitbetaling van facturen. Daarnaast bespraken [gedaagde 2] en [gedaagde 3] op 29 november 2021 dat het verstandig was om [persoon I] en [persoon J] in te lichten over de toenmalige situatie bij [bedrijf 1] . [gedaagde 2] zocht na haar vertrek bij [bedrijf 1] dus actief contact met twee medewerkers van [bedrijf 3] , een belangrijke opdrachtgever van [bedrijf 1] , om hen te informeren over [persoon C] en hun te verzoeken facturen van [bedrijf 1] later te betalen. Hiermee heeft [gedaagde 2] bewerkstelligd dat de relatie tussen [bedrijf 1] en [bedrijf 3] nadelig beïnvloed kon worden. Of dit de bedoeling van [gedaagde 2] was, is niet relevant. Datzelfde geldt voor de argumenten van [gedaagde 2] dat [bedrijf 3] haar verzoeken heeft genegeerd en de facturen wel direct heeft betaald en dat [bedrijf 3] om andere redenen is gestopt met het plaatsen van orders bij [bedrijf 1] . Van daadwerkelijke negatieve beïnvloeding hoeft geen sprake te zijn. Het verzoek om facturen later te betalen impliceert dat er iets mis is bij [bedrijf 1] en daarmee is sprake van een mogelijke negatieve beïnvloeding van de relatie tussen [bedrijf 1] en [bedrijf 3] . Dat wordt versterkt door het feit dat het verzoek twee keer is gedaan, aan twee verschillende medewerkers van [bedrijf 3] . De rechtbank ziet hierin aanleiding om uit te gaan van twee afzonderlijke overtredingen, waarvoor twee boetes verschuldigd zijn.
[persoon K] denkt ook zo over hem”. Hieruit volgt evenwel niet dat [gedaagde 2] zich heeft uitgelaten op een manier die zou kunnen leiden tot negatieve beïnvloeding van de relatie tussen [bedrijf 1] en [bedrijf 3] . Een schending van artikel 15.1 onder c van de koopovereenkomst is in relatie tot [persoon K] dan ook niet komen vast te staan.
request for quotation,later aangevuld met een gewijzigde specificatie. Tijdens een managementoverleg van 19 november 2021 is besproken dat [gedaagde 3] , die onder meer met deze offerte bezig was, dit samen met [persoon L] (de op dat moment nieuw aangestelde commercieel manager, hierna: [persoon L] ) zou doen. [bedrijf 1] heeft uiteindelijk geen offerte voor dit project uitgebracht en (dus) ook geen werk voor [order A] binnengehaald. Tot zover verschillen partijen niet van opvatting.
request for quotation, niet eens de aanvulling. De (concept) offerte en andere relevante stukken stonden niet op de USB-stick en zaten niet in de map. [gedaagde 3] wist als enige dat de offerte op 8 december 2021 bij [bedrijf 3] moest zijn, hij heeft dat opzettelijk verzwegen. Hierdoor was [bedrijf 1] zich er niet van bewust dat de offerte op korte termijn af moest zijn. [bedrijf 1] heeft in december 2021 voorrang gegeven aan het factureren voor andere, lopende projecten. Pas daarna werd duidelijk dat de deadline voor [order A] was verstreken. Ook werd toen pas duidelijk dat [gedaagde 3] informatie – waaronder met name de concept offerte – had achtergehouden.
request for quotationaan, aldus [persoon B] .
kanhebben. Dat is op zich juist en is ook de reden dat verschillende boetes zijn verbeurd. Echter, voor een vordering tot schadevergoeding is causaal verband tussen handelingen van [gedaagde 2] en de door [eiseres 2] gestelde schade wel vereist.
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
op grond van de koopovereenkomstnog verschuldigd is aan [gedaagde 1] onmiddellijk opeisbaar. Het bedrag van € 750.000,00 is echter niet (meer) verschuldigd op grond van de koopovereenkomst. Artikel 3.2 onder (b) verplicht [eiseres 1] om € 750.000,00 aan [gedaagde 1] te voldoen door dit bedrag te verrekenen met de uitgifte van 750 obligaties met een nominale waarde van € 1.000,00 per obligatie. Aan die verplichting heeft [eiseres 1] voldaan. Over (onder meer) de opeisbaarheid van de obligatielening zijn vervolgens aparte afspraken gemaakt in het kader van de uitgifte van die lening. Daarmee is geen sprake meer van een betalingsverplichting op grond van de koopovereenkomst; [gedaagde 1] bevindt zich na de uitgifte van de obligaties – voor wat betreft haar rechten ten aanzien van die obligaties – in dezelfde positie als andere obligatiehouders. Het beroep van [gedaagde 1] op artikel 3.7 van de koopovereenkomst kan daarom niet slagen.
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)