Uitspraak
RECHTBANK Rotterdam
1.De procedure
- het getuigenverhoor van 8 augustus 2024;
- het getuigenverhoor van 3 maart 2025 ;
3.De verdere beoordeling in conventie en in reconventie
bewijstdat dit het geval is.
aannemelijkis dat de bedrijfsmiddelen van de eenmanszaak zijn gefinancierd uit niet-verrekenplichtig vermogen, te weten de opbrengst van het café, omdat partijen begin 2007, toen de man zijn onderneming startte, niet over enig vermogen beschikten, anders dan de opbrengst van het café, en het onaannemelijk is dat de man zijn onderneming is gestart zonder enige middelen. De vrouw betoogt daartegenover dat de opbrengst van het café begin 2007 al geheel was opgegaan aan het huishouden en dat de bedrijfsmiddelen van de eenmanszaak zijn gekocht met de omzet van de eenmanszaak.
dat deel van de - gereserveerde - winst wat in het maatschappelijk verkeer als redelijk wordt beschouwd”, vormt verrekenplichtig inkomen volgens de huwelijkse voorwaarden.