Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaardingen van 13 en 14 december 2024, met bijlagen;
- de conclusie van antwoord in incident van [persoon A] en [persoon B] van 22 januari 2025;
- het vonnis in incident van 5 maart 2025;
- de conclusie van antwoord van [persoon A] en [persoon B] van 16 april 2025, met bijlagen;
- de door [eiseres] op 15 mei 2025 overgelegde producties;
- de pleitaantekeningen van mr. Mers en van mr. Noordhof.
2.Het geschil en beoordeling in de hoofdzaak
kunnenverstrekken en dat [eiseres] ook geen gerechtvaardigd belang heeft bij het ontvangen van de bankafschriften vanaf maart 2018, omdat zij wel beschikt over de bankafschriften van 19 juli 2022 tot en met 17 oktober 2023. Uit die bankafschriften blijkt het saldo van de nalatenschap ten tijde van het overlijden van erflaatster.
dit geld van erflaatster betrof en daar niet bevoegdelijk bij leven over kon worden beschikt door [persoon A].” [eiseres] (en [persoon C] ) wil(len) deze betalingen nu als onverschuldigde betalingen ontvangen. Deze stellingname wordt niet gevolgd. In de wet is weliswaar bepaald dat degene die zonder rechtsgrond een geldsom heeft betaald, het recht heeft om een gelijk bedrag als onverschuldigd betaald terug te vorderen van de ontvanger [2] , maar dit geldt niet bij schenkingen. Wanneer een schenking niet aanvaard wordt, wordt de schenker ook aan niets gebonden en wordt de schenking gezien alsof deze nooit heeft plaatsgevonden. Een weigering is definitief, dat betekent dat de begiftigde een eenmaal geweigerde schenking niet meer kan aanvaarden. [eiseres] en [persoon C] kunnen daarom geen aanspraak meer maken op de in 2022 ‘geweigerde’ schenkingen.