ECLI:NL:RBROT:2025:1201
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde vaststelling van onroerende zaak in Dordrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 28 januari 2025, wordt het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Dordrecht beoordeeld. Eiser, eigenaar van een woning in Dordrecht, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van € 370.000,- per 1 januari 2022, welke waarde was gebruikt voor de onroerendezaakbelastingen van 2023. De heffingsambtenaar had het bezwaar ongegrond verklaard en de WOZ-waarde gehandhaafd. Eiser stelde dat de heffingsambtenaar in strijd met artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) had gehandeld door niet alle relevante stukken over te leggen, met name het indexeringspercentage van de vergelijkingsobjecten. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar inderdaad artikel 8:42 had geschonden, maar dat dit geen gevolgen had voor de uitkomst van de zaak. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar voldoende had aangetoond dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld, en dat de waarde was bepaald door middel van een systematische vergelijking met vergelijkbare woningen. Eiser kreeg geen gelijk en het beroep werd ongegrond verklaard, zonder terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.