ECLI:NL:RBROT:2025:11822

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2025
Publicatiedatum
13 oktober 2025
Zaaknummer
11681633 VZ VERZ 25-3186
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging ontslag op staande voet en toewijzing loonvordering na faillissement werkgever

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 oktober 2025 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [verzoekster] tegen haar werkgever, Ohm Y B.V., die failliet is verklaard. De verzoekster, woonachtig in Delfgauw en vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M. Degelink, heeft verzocht om vernietiging van een ontslag op staande voet dat op 7 april 2025 zou zijn gegeven. De werkgever is niet verschenen in de procedure, en de kantonrechter heeft de zaak voortgezet ondanks het faillissement van Ohm Y.

De procedure begon met een mondelinge behandeling op 19 augustus 2025, waarbij de verzoekster aanwezig was, maar de werkgever niet. De gemachtigde van de verzoekster heeft op 3 september 2025 meegedeeld dat Ohm Y failliet was verklaard en dat hij als curator was benoemd. De curator heeft echter laten weten niet te zullen verschijnen en de procedure niet over te nemen. De kantonrechter heeft de verzoeken van de verzoekster beoordeeld, waarbij de primaire verzoeken betrekking hadden op de vernietiging van het ontslag en de betaling van loon.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat het ontslag op staande voet ongeldig was, omdat niet aan de voorwaarden voor een dergelijk ontslag was voldaan. De verzoekster heeft niet ingestemd met de opzegging en er was geen dringende reden voor het ontslag. De kantonrechter heeft Ohm Y veroordeeld om het loon van de verzoekster vanaf 2 september 2025 te betalen, aangezien dit een boedelschuld is na het faillissement. De proceskosten zijn voor rekening van Ohm Y, die in deze zaak ongelijk heeft gekregen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de uitspraak onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt aangetekend.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11681633 VZ VERZ 25-3186
datum uitspraak: 10 oktober 2025
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[verzoekster],
woonplaats: Delfgauw,
verzoekster,
gemachtigde: mr. M. Degelink,
tegen
Ohm Y B.V.,
vestigingsplaats: Spijkenisse,
verweerster,
die niet is verschenen.
De partijen worden hierna ‘[verzoekster]’ en ‘Ohm Y’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift van [verzoekster], met bijlagen;
  • de brieven namens [verzoekster] van 30 juli 2025 en 22 augustus 2025;
  • de mail namens [verzoekster] van 2 september 2025, met een bijlage;
  • de mail namens mr. M.P.J. van der Linden van 3 september 2025, met een bijlage;
  • de mail namens [verzoekster] van 3 september 2025, met een bijlage;
  • de brief namens [verzoekster] van 4 september 2025;
  • de mail namens mr. M.P.J. van der Linden van 15 september 2025;
  • de mail namens [verzoekster] van 15 september 2025, met bijlagen.
1.2.
Op 19 augustus 2025 heeft een mondelinge behandeling van deze zaak plaatsgevonden. [verzoekster] is daar verschenen met haar gemachtigde en haar dochter. Namens Ohm Y is niemand verschenen. De kantonrechter heeft daarom een nieuwe zitting gepland op 4 september 2025 en [verzoekster] verzocht om Ohm Y met een exploot op te laten roepen voor die zitting. Dat heeft [verzoekster] op 25 augustus 2025 laten doen.
1.3.
Op 3 september 2025 heeft mr. M.P.J. van der Linden meegedeeld dat Ohm Y failliet is verklaard en dat hij als curator is benoemd. Hij heeft als bijlage bij die mail een vonnis van deze rechtbank gevoegd waaruit dit blijkt. Kort voor de zitting heeft de gemachtigde van [verzoekster] gevraagd om de procedure te schorsen, om de curator te kunnen oproepen.
1.4.
De curator heeft laten weten dat hij niet zal verschijnen en de procedure dus niet zal overnemen.

2.De beoordeling

De kantonrechter doet uitspraak over een deel van de verzoeken
2.1.
De primaire verzoeken van [verzoekster] zien volgens het oorspronkelijke verzoek op:
vernietiging van het op 7 april 2025 gegeven ontslag op staande voet;
betaling van het loon vanaf 1 maart 2025, met vakantiebijslag en overige emolumenten en vermeerderd met de wettelijke verhoging en wettelijke rente;
veroordeling van Ohm Y tot het afdragen van de op het loon ingehouden premie aan het Pensioenfonds Metaal en Techniek vanaf 1 december 2024 onder verbeurte van een dwangsom.
Bij wege van voorlopige voorziening tijdens de procedure heeft [verzoekster] doorbetaling van haar loon en – na hersteldmelding – wedertewerkstelling verzocht.
2.2.
Vanwege het faillissement van Ohm Y is de procedure ambtshalve geschorst voor zover het gaat om verzoeken die zien op voldoening van een verbintenis uit de boedel (zoals betaling van een geldsom). Deze vorderingen moeten ter verificatie bij de curator worden ingesteld. Dat volgt uit artikel 26 van de Faillissementswet (hierna: Fw). Het gaat in deze procedure daarom alleen nog om de verzoeken die niet geverifieerd kunnen worden. De verzochte voorlopige voorziening komt – voor zover het verzoek niet ziet op het deel van de procedure dat is geschorst – niet voor toewijzing in aanmerking omdat in deze beschikking een eindoordeel wordt gegeven. Het gaat daarom nu alleen om het verzoek onder ’primair’ sub 1 en onder 2 en 3 voor zover dit ziet op de periode na het faillissement. Omdat de curator niet is verschenen, wordt deze procedure voortgezet tegen Ohm Y (artikel 28 Fw). Ohm Y is op 19 augustus 2025 niet verschenen. Ze is met een exploot opgeroepen voor 4 september 2025 en ook toen niet verschenen. De kantonrechter oordeelt dat Ohm Y niet nog een keer hoeft te worden opgeroepen en zij doet nu direct uitspraak.
De kantonrechter gaat uit van het oorspronkelijke verzoek
2.3.
In haar brieven van 30 juli en 22 augustus 2025 heeft [verzoekster] haar verzoeken aangepast. De kantonrechter laat die aanpassingen buiten beschouwing en oordeelt over het oorspronkelijke verzoek. Ohm Y is namelijk niet verschenen in de procedure en uit het exploot van 25 augustus 2025 blijkt niet dat deze aanpassingen van het verzoek betekend zijn (artikel 283 en 130 Rv).
Het ontslag op staande voet wordt vernietigd
2.4.
[verzoekster] werkte bij Ohm Y op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Op 7 april 2025 heeft [naam] namens Ohm Y een mail gestuurd naar [verzoekster]. Daarin schrijft hij onder andere: “
Zoals eerder gesteld, is cliënte sinds 18 maart 2025 zonder enige formele kennisgeving afwezig gebleven. Zij heeft daarbij aan derden verklaard dat zij niet langer werkzaam is bij OHM Y. Ook heeft zij na herhaald verzoek geen stukken overgelegd en was zij niet bereikbaar voor overleg. Gezien deze feiten achten wij dat cliënte zelf feitelijk geen uitvoering meer wenste te geven aan de arbeidsovereenkomst. Wij beschouwen deze daarom als beëindigd per 18 maart 2025, wegens werkweigering en het zonder opgaaf van reden niet verschijnen op de werkplek.
2.5.
Volgens [verzoekster] moet deze mail worden geïnterpreteerd als een ontslag op staande voet per 18 maart 2025. Omdat Ohm Y niet heeft gereageerd gaat de kantonrechter ervan uit dat dit inderdaad het geval is. [verzoekster] vraagt de kantonrechter om dit ontslag te vernietigen.
2.6.
De opzegging van de arbeidsovereenkomst wordt vernietigd (artikel 7:681 lid 1 onder a en artikel 7:671 BW). [verzoekster] is namelijk niet akkoord gegaan met de opzegging en er is niet voldaan aan alle voorwaarden voor een ontslag op staande voet. Die voorwaarden zijn kort gezegd een dringende reden, onverwijld opzeggen en onverwijld meedelen van de reden (artikel 7:677 lid 1 BW).
2.7.
Uit de mail van 7 april 2025 blijkt dat de reden van het ontslag is dat [verzoekster] volgens Ohm Y na 18 maart 2025 geweigerd heeft om te werken. Volgens [verzoekster] klopt dit niet en heeft zij wel gewoon gewerkt. Zij stelt dat ze steeds beschikbaar was voor werk, maar dat er alleen weinig te doen was. Omdat Ohm Y niet heeft gereageerd heeft de kantonrechter geen reden om daar anders over te denken. Dat betekent dat er geen sprake was van een dringende reden. Alleen al om die reden is het ontslag ongeldig.
Ohm Y moet het loon vanaf 2 september 2025 betalen
2.8.
Ohm Y is op 2 september 2025 failliet verklaard. Vanaf die datum is het loon van [verzoekster] een boedelschuld (artikel 40 lid 2 Fw). Het geding kan in dat opzicht worden voortgezet tegen Ohm Y, omdat de curator de procedure niet heeft overgenomen. [1]
2.9.
Het verzoek om het loon te betalen wordt vanaf 2 september 2025 toegewezen. Omdat Ohm Y niet is verschenen gaat de kantonrechter ervan uit dat het brutoloon € 7.900,- per maand bedraagt, zoals [verzoekster] stelt.
2.10.
Op 7 april 2025 heeft [verzoekster] zich ziekgemeld. Zij schrijft zelf in het verzoekschrift dat zij na zes maanden ziekte recht heeft op 90% van haar loon. Voor zover zij op 7 oktober 2025 nog steeds arbeidsongeschikt is, hoeft Ohm Y dus vanaf dan slechts 90% van het loon door te betalen.
2.11.
Uit de arbeidsovereenkomst volgt dat de vakantietoeslag in mei wordt uitbetaald. [verzoekster] heeft niet uitgelegd waarom zij eerder aanspraak kan maken op de vakantietoeslag. Dit deel van het verzoek wordt daarom afgewezen. Datzelfde geldt voor haar verzoek tot betaling van “de overige emolumenten” omdat dit te onbepaald is. De verzochte wettelijke rente en wettelijke verhoging worden toegewezen.
Het verzochte onder sub 3 is, voor zover dit ziet op de periode vanaf 2 september 2025, niet toewijsbaar
2.12.
De gemachtigde van [verzoekster] heeft in haar brief van 30 juli 2025 geschreven dat sprake is van een verplicht gesteld pensioenfonds zodat het fonds de partij is die een vordering heeft op Ohm Y. Vervolgens staat in die brief dat het verzoek wordt aangepast. Die aanpassing wordt – zoals hiervoor overwogen – niet toegestaan. Uit de brief leidt de kantonrechter wel af het oorspronkelijke verzoek niet langer wordt gehandhaafd zodat dit, voor zover dit ziet op de periode na het faillissement, niet voor toewijzing in aanmerking komt.
De procedure is verder geschorst
2.13.
Alle overige verzoeken van [verzoekster] komen erop neer dat Ohm Y wordt veroordeeld om iets te betalen vanuit de failliete boedel. De procedure is ten aanzien van die verzoeken van rechtswege geschorst (artikel 29 Fw [2] ).
De proceskosten komen voor rekening van Ohm Y
2.14.
De proceskosten komen voor rekening van Ohm Y, omdat zij ongelijk krijgt. De kantonrechter begroot de kosten die Ohm Y aan [verzoekster] moet betalen op € 90,- aan griffierecht, € 543,- aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dit is totaal € 768,-. Hier kan nog een bedrag bij komen als de uitspraak wordt betekend. De kantonrechter overweegt voor de volledigheid dat alleen de nakosten een boedelschuld vormen. De overige kosten moeten dus worden aangemeld voor verificatie. [3]
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.15.
Deze beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 288 Rv). Dat betekent dat de beschikking meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
vernietigt de opzegging van de arbeidsovereenkomst van 7 april 2025;
3.2.
veroordeelt Ohm Y om aan [verzoekster] vanaf 2 september 2025 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd € 7.900,- bruto per maand te betalen, te verminderen tot 90% voor zover [verzoekster] op 7 oktober 2025 nog steeds arbeidsongeschikt is en te vermeerderen met de wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7:625 BW en de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de respectieve vervaldata van het loon;
3.3.
veroordeelt Ohm Y in de proceskosten, die aan de kant van [verzoekster] tot vandaag worden vastgesteld op € 768,-;
3.4.
wijst af de verzochte voorlopige voorziening en het onder primair sub 2 en 3 meer of anders verzochte, voor zover het ziet op de periode na 2 september 2025;
3.5.
stelt vast dat deze procedure voor het overige is geschorst;
3.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. van Kalmthout en in het openbaar uitgesproken.
33394

Voetnoten

1.Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 31 maart 2025, ECLI:NL:GHSHE:2015:1106, 3.8.3
2.Hoge Raad 18 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:2100, 3.2.2
3.Hoge Raad 26 april 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2052, 3.7