Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[verweerster 1],
[verweerster 2],
1.De procedure
- het verzoekschrift van [verzoeker], met bijlagen;
- het verweerschrift van [verweerster 1], met bijlagen;
- het e-mailbericht namens [verweerster 1] van 11 augustus 2025, met bijlagen;
- de brieven namens [verzoeker] van 12 en 13 augustus 2025, met bijlagen;
- de spreekaantekeningen van de gemachtigde van [verzoeker].
2.De beoordeling
Ik heb iets aan een raad die zich informeel opstelt en samen zoekt naar oplossingen, een sparringpartner.(…)
wat is de bevestiging die de raad zoekt? De gedetailleerde plannen en uitwerkingen die nooit uitkomen en toch verantwoord moeten worden, of vertrouwen op de bestuurder met een uitgewerkt idee (2 A4 ongeveer) met en mondelingen toelichting. Wil je alle scenario’s uitgewerkt? Ze lopen altijd anders!(…)
Het is niet zo dat het planmatige er niet mag zijn, want het kan houvast en richting geven, een moment om even bij zaken stil te staan in alle hectiek, maar mag niet beperkend zijn, of stroperig uitwerken. Plannen en leiding geven zijn in mijn optiek als een snelweg, links en rechts een vangrail, daartussen kun je verantwoord bewegen.(…)
Het heeft er de schijn van dat cijfers en budget belangrijker worden gemaakt, en de raad niet op hoofdlijnen maar in detail wil mee-besluiten. Ik stel voor dit alleen bij de eerder genoemde ‘majeure besluiten’ te doen.”
Zoals het nu loopt gaat het niet langer goed. Ik ben teveel bezig met uitvoerende taken en bijzaken die ook moeten gebeuren, en minder dan goed is voor [verweerster 1] met toekomstig beleid en samenwerkingen.” In die zin onderschrijft hij de visie van de RvT. Ook in zijn reactie op het ontslagvoornemen van de RvT heeft hij over de plannen van de RvT geschreven: “
Ten aanzien van vele zaken is dat overigens begrijpelijk en ook helemaal prima.”
[verzoeker] structureel in strijd handelde en bleef handelen met zijn verplichtingen overeenkomstig artikel 8 van de statuten van [verweerster 1].” Dat artikel gaat over de verplichting van [verzoeker] om de RvT te informeren. Zij heeft echter niet concreet gemaakt welk handelen van [verzoeker] zij dan precies bedoelt. Voor zover zij daarmee bedoelt dat hij het meerjarenplan nog steeds niet had aangeleverd slaagt dit betoog niet. [verzoeker] heeft namelijk onbetwist gesteld dat dit met goedkeuring van de RvT op de planning stond voor het jaar 2024. Dat jaar was nog niet voorbij op het moment van het ontslag. De rechtbank concludeert dat [verweerster 1] onvoldoende heeft onderbouwd waarom het verschil van inzicht en voorkeur tot een onwerkbare situatie leidde in 2024.
Daarbij kwam dat [verzoeker] de door de RvT voorgestelde nieuwe formele wijze van toezichthouden ook niet altijd goed begreep. Bij [verzoeker] ontstond de indruk dat de RvT vooraf gestelde doelen wilde gaan “afvinken” om op basis daarvan te beoordelen of de organisatie er goed voor staat. Terwijl volgens [verzoeker] het enkel “op papier” hebben gehaald van de gestelde doelen lang niet alles zegt over hoe het daadwerkelijk gaat met de organisatie.” Ook schrijft hij verschillende keren dat de RvT “
de weerbarstigheid van de praktijk van alledag miskent.” Kennelijk is hij nog steeds van mening dat de RvT onredelijke eisen aan hem stelt. Dat zit de samenwerking met de RvT wel in de weg. Het komt op de rechtbank over alsof [verzoeker] schoorvoetend tegemoetkomt aan de eisen van RvT, terwijl hij het voor een deel overdreven formeel vindt wat zij van hem vraagt. Dat maakt de samenwerking moeizaam en de kans is groot dat dit voor wrijving en wederzijdse irritaties blijft zorgen.
‘zeer ondermijnend over de RvT heeft uitgelaten’. Het is de rechtbank niet duidelijk wat zij daarmee bedoelt. Dat laat de rechtbank daarom buiten beschouwing.
een gespannen situatie” hebben opgeleverd die “
inmiddels de trekken heeft van een verstoorde relatie.” De rechtbank ziet dat ook zo. De verhoudingen hadden echter in onderlinge gesprekken of met mediation waarschijnlijk nog wel verbeterd kunnen worden.
“gelet op de hele gang van zaken”de opzegging ernstig verwijtbaar is. Wat hij daarmee bedoelt, heeft hij niet concreet gemaakt. De rechtbank ziet dat ook zelf niet in. Zoals uit het voorgaande volgt oordeelt de rechtbank namelijk dat van [verweerster 1] in redelijkheid niet kon worden gevergd om de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
€ 33.369,56 bruto toe. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen aanleiding om die vergoeding op een lager bedrag vast te stellen, mede gezien het langdurig dienstverband van [verzoeker] en het feit dat tot 2022 de toenmalige RvT geen klachten heeft geuit over zijn functioneren. [verzoeker] heeft daarnaast onbetwist gesteld dat [verweerster 1] er financieel heel goed voor staat. Aangezien [verzoeker] geruime tijd bestuurder is geweest, heeft hij hier ook een belangrijke rol in gehad. Hij heeft zelf onbetwist gesteld dat [verweerster 1] in die periode een groei heeft doorgemaakt van 50%. Ook deze omstandigheid komt niet tot uitdrukking in de transitievergoeding, maar acht de rechtbank wel van belang.