Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[gedaagde 1] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 24 april 2025, met bijlagen;
- de aantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord;
- de akte van Hef Wonen van 8 juli 2025;
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 augustus 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Hef Wonen en twee gedaagden, die gezamenlijk een woning en parkeerplaats huren. De eiseres, Hef Wonen, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning en parkeerplaats wegens huurachterstand. De gedaagden, die zelf procederen, hebben aangegeven in financiële problemen te verkeren en hebben schuldhulpverlening aangevraagd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagden een huurachterstand hebben van € 6.350,17, maar heeft ook geoordeeld dat een huurprijswijzigingsbeding in de huurovereenkomst oneerlijk is en daarom vernietigd moet worden. Dit heeft geleid tot een lagere huurachterstand dan door Hef Wonen was gevorderd. De kantonrechter heeft de huurovereenkomst ontbonden, omdat de gedaagden niet tijdig huur hebben betaald, wat in strijd is met artikel 6:265 BW. De rechter heeft ook geoordeeld dat de gedaagden de woning en parkeerplaats binnen veertien dagen na betekening van het vonnis moeten ontruimen en dat zij een gebruiksvergoeding moeten betalen. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat de betreffende bepaling in de huurovereenkomst als oneerlijk werd beschouwd. Tot slot zijn de proceskosten aan de gedaagden opgelegd, omdat zij grotendeels ongelijk hebben gekregen.