ECLI:NL:RBROT:2025:1060

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
ROT 23/6841
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake openbaarmaking van Woo-stukken door de Sociale Verzekeringsbank

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 28 januari 2025, gaat het om een beroep van eisers tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) inzake de gedeeltelijke openbaarmaking van documenten op basis van de Wet open overheid (Woo). Eisers hadden op 14 april 2023 een Woo-verzoek ingediend, maar de SVB had slechts een deel van de gevraagde informatie openbaar gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit een zorgvuldigheidsgebrek vertoonde, omdat de SVB niet alle relevante documenten had verstrekt. De rechtbank oordeelde dat de SVB ten onrechte bepaalde documenten had achtergehouden en dat de SVB had moeten zorgen voor volledige openbaarmaking van de documenten die eerder in een andere procedure waren vrijgegeven. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand omdat de SVB had toegezegd de documenten alsnog openbaar te maken. De rechtbank heeft de SVB ook veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eisers. De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en zorgvuldigheid in bestuursprocedures, vooral met betrekking tot de openbaarmaking van informatie.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/6841

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 januari 2025 in de zaak tussen

[eiser 1]en
[eiser 2], uit Rotterdam, eisers
(gemachtigde: mr. R. Küçükünal),
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, de SVB

(gemachtigden: mr. A.N.R. Nurmohamed en mr. B.C.A. Buskens).

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over een gedeeltelijk toegewezen Woo [1] -verzoek van eisers.
1.1.
Met het primaire besluit van 7 juni 2023 heeft de SVB beslist op een Woo-verzoek van eisers en informatie gedeeltelijk openbaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 11 oktober 2023 op het bezwaar van eisers is de SVB (met een aanvullende motivering) bij het primaire besluit gebleven. Tegen dit besluit hebben eisers beroep ingesteld.
1.2.
De SVB heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Eisers hebben op 15 november 2023 gronden van beroep ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 17 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eisers en de gemachtigden van de SVB.

Totstandkoming van het besluit

2. Eisers hebben op 14 april 2023 (door de SVB ontvangen op 19 april 2023) een Woo-verzoek ingediend en verzocht om openbaarmaking van:
“1. Alle documenten waaruit blijkt welke afspraken tussen de Sociale Verzekeringsbank gemaakt zijn met advocatenkantoren in Turkije (correspondentie/documenten/brieven/mails/communicatie);
2. Alle documenten waarbij te zien is welke zoektermen er zijn gebruikt met betrekking tot advocatenkantoren in Turkije (correspondentie/documenten/brieven/mails/communicatie);
3. Alle documenten met betrekking tot het aanbestedingsstraject voor het voeren van incasso werkzaamheden voor de Sociale Verzekeringsbank door advocatenkantoren in Turkije. Gevraagd wordt om alle documenten inzake het openbaar aanbesteden ofwel het onderhands aanbesteden/gunnen van de opdracht door de Sociale Verzekeringsbank aan advocatenkantoren in Turkije. (correspondentie/documenten/brieven/mails/communicatie).”
3. De SVB heeft dit verzoek, onder verwijzing naar een eerder gedaan verzoek tot openbaarmaking van 4 maart 2022, aangemerkt als een herhaald verzoek. Met het primaire besluit, dat met het bestreden besluit wordt gehandhaafd, heeft de SVB de verzochte informatie over de periode van 4 maart 2022 tot en met 19 april 2023 gedeeltelijk verstrekt. Bepaalde informatie is op grond van het belang van het goed functioneren van de SVB niet aan eisers verstrekt. [2] De SVB heeft zich op het standpunt gesteld dat het belang van vertrouwelijkheid een voorwaarde is voor het goed functioneren van de SVB. De SVB heeft advocaten en notarissen in Turkije nodig om de wettelijke taken te kunnen uitoefenen. Het belang van vertrouwelijkheid van deze gegevens weegt volgens de SVB zwaarder dan het algemene belang van openbaarmaking. De SVB heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de namen van advocaten niet hoeven te worden verstrekt, omdat deze advocaten niet in het kader van hun functie in de openbaarheid treden en openbaarmaking dan in strijd zou zijn met de persoonlijke levenssfeer van die advocaten. De SVB heeft die informatie daarom ook niet verstrekt. [3] In het bestreden besluit heeft de SVB nog aanvullend gemotiveerd dat het verstrekken van de namen van advocaten ook niet mogelijk is vanwege het belang van het goed functioneren van de SVB.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van het bestreden besluit waarmee opgevraagde stukken deels openbaar zijn gemaakt. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers
.
Zijn er meer documenten?
5. Eisers voeren aan dat de SVB informatie achterhoudt. Er zijn volgens eisers meer documenten dan die de SVB reeds heeft verstrekt. Bij vorige Wob [4] - en Woo-procedures vond en verschafte de SVB mondjesmaat steeds meer documenten tijdens de bezwaarprocedure. Eisers betogen dat de SVB een buitenlandse advocaat de opdracht heeft gegeven om grensoverschrijdend onderzoek te verrichten in Turkije. Deze opdracht had Europees aanbesteed moeten worden. Het is dan ook niet aannemelijk dat de SVB niet meer documenten heeft die openbaar moeten worden gemaakt.
5.1.
Op basis van rechtspraak [5] geldt het volgende. Wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat er niet meer documenten onder hem berusten dan de documenten die zijn gevonden en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, is het in beginsel aan de Woo-verzoeker om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust.
5.2.
De rechtbank overweegt het volgende. Eisers stellingen dat de SVB informatie achterhoudt en in andere procedures steeds nieuwe stukken vond, kunnen niet leiden tot de conclusie dat de SVB bij dit Woo-verzoek documenten ten onrechte niet heeft verstrekt. In deze procedure heeft de SVB toegelicht dat tijdens de bezwaarfase geen nadere stukken zijn gevonden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de SVB met de toelichting op zitting aannemelijk gemaakt dat geen aanbesteding heeft plaatsgevonden, zodat daarvan dus geen documenten zijn die openbaar moeten worden gemaakt. De rechtbank heeft kennisgenomen van de ongelakte versie van de verstrekte stukken [6] en ziet ook op basis daarvan geen aanleiding voor de conclusie dat stelselmatig informatie door de SVB zou worden achtergehouden. Dit neemt echter niet weg dat de SVB naar aanleiding van dit verzoek ten onrechte een aantal documenten niet openbaar heeft gemaakt. Tijdens de zitting is namelijk besproken dat de gemachtigde van eisers op 4 maart 2022 al een Wob-verzoek over dit onderwerp bij de SVB heeft ingediend, dit eerdere verzoek blijkt echter namens andere personen te zijn gedaan. De SVB heeft in die procedure met een besluit van 31 maart 2022 en een beslissing op bezwaar van 4 augustus 2022 bepaalde documenten openbaar gemaakt, die ook vallen onder het Woo-verzoek van 14 april 2023. Partijen hebben dit verzoek dan ook abusievelijk als herhaald verzoek opgevat. De SVB heeft tijdens de zitting toegegeven dat een aantal stukken die met de besluitvorming op het verzoek van 4 maart 2022 openbaar zijn gemaakt (voor zover die stukken betrekking hebben op het Woo-verzoek van 14 april 2023) ook bij dit verzoek openbaar hadden moeten worden gemaakt. Gelet hierop slaagt de beroepsgrond dat er meer documenten zijn die openbaar hadden moeten worden gemaakt.
Is de gedeeltelijke openbaarmaking terecht?
6. Eisers betogen verder het niet eens te zijn met de weggelakte passages. Het gaat dan om (1) informatie die kennelijk inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer (artikel 5.1, tweede lid, onder e, van de Woo) en (2) informatie die is weggelakt in het belang van het goed functioneren van de SVB (artikel 5.1, tweede lid, onder i, van de Woo). De SVB heeft de ongelakte versie van deze stukken aan de rechtbank overgelegd en de rechtbank heeft deze documenten ingezien.
6.1.
Voor wat betreft 1 overweegt de rechtbank het volgende. De SVB stelt zich op het standpunt dat namen van advocaten in dit geval niet openbaar hoeven te worden gemaakt omdat de advocaten met e-mails over overeenkomsten, interne e-mails en ondertekende contracten niet in het kader van hun functie in de openbaarheid treden. Op grond van artikel 5.1, tweede lid, onder e, van de Woo blijft het openbaar maken van informatie achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer verzet zich tegen openbaarmaking van namen van medewerkers [7] (en ook advocaten en notarissen) die niet vanwege hun functie in de openbaarheid treden, tenzij de indiener van het desbetreffende verzoek aannemelijk heeft gemaakt dat het belang van de openbaarheid in een concreet geval zwaarder weegt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de SVB zich in redelijkheid op het standpunt gesteld dat de genoemde advocaten en notarissen niet in het kader van hun functie in de openbaarheid zijn getreden. De omstandigheid dat zij namens een advocatenkantoor brieven of e-mails hebben verstuurd, maakt dat niet anders. De door eisers op zitting gegeven verwijzing naar rechtspraak [8] gaat daarom dan ook niet op. Eisers betogen verder dat advocaten in het kader van hun functie in de openbaarheid treden bij het aanhangig maken van een juridische procedure, omdat hun namen bekend worden gemaakt in de processtukken. Naar het oordeel van de rechtbank is dit niet gelijk te stellen aan het in de openbaarheid treden. Deze stelling kan dan ook niet leiden tot de conclusie dat de namen zonder meer openbaar moeten worden gemaakt. De beroepsgrond dat de SVB deze informatie ten onrechte niet openbaar heeft gemaakt, slaagt niet.
6.2.
De rechtbank overweegt voor wat betreft 2 het volgende. De SVB heeft één document geheel (document 11, een volmacht van een notaris) en één document gedeeltelijk (document 10, een e-mailbericht) niet openbaar gemaakt onder verwijzing naar artikel 5.1, tweede lid, onder i van de Woo. Dit artikel bepaalt dat het openbaar maken van informatie achterwege blijft voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van het goed functioneren van de Staat, andere publiekrechtelijke lichamen of bestuursorganen. De rechtbank is van oordeel dat de SVB zich ten aanzien van deze documenten in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat het belang van het goed functioneren van de SVB zwaarder weegt dan het belang van openbaarmaking. De SVB heeft daarbij de bedenkingen die de betrokkenen hadden bij het openbaar maken van deze informatie mogen betrekken en dit afdoende gemotiveerd. De wijze waarop de betrokkenen hun bedenkingen zouden hebben geformuleerd, maakt dit oordeel niet anders. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de SVB zich in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat advocaten en notarissen zich zouden kunnen terugtrekken (en geen samenwerking willen aangaan met de SVB) vanwege openbaarmaking van zulke gegevens.

Conclusie en gevolgen

7. Gelet op de onder 5.2 weergegeven conclusie is het beroep gegrond. De SVB heeft in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een aantal documenten niet openbaar gemaakt. De SVB had die documenten wel openbaar moeten maken. De rechtbank zal het bestreden besluit daarom vernietigen. De gemachtigde van eisers heeft tijdens de zitting medegedeeld dat deze documenten niet alsnog aan eisers hoeven te worden verstrekt, omdat hij deze zelf al heeft ontvangen in het kader van het eerder door hem namens andere personen ingediende Wob-verzoek. Daar komt bij dat de SVB tijdens de zitting heeft toegezegd alle documenten alsnog (voor zover dat nog niet is gebeurd) op de voorgeschreven wijze openbaar te maken. Hiermee is het gebrek hersteld. De rechtbank zal daarom de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand laten.
8. Omdat het beroep gegrond is, bepaalt de rechtbank dat de SVB het griffierecht aan eisers vergoedt.
9. De rechtbank veroordeelt de SVB ook in de door eisers gemaakte proceskosten in bezwaar en beroep. De rechtbank stelt deze kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt vast. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgen eisers een vast bedrag (een forfaitaire vergoeding) per proceshandeling (punt). In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 647,-. Voor wat betreft de bezwaarprocedure heeft de gemachtigde een bezwaarschrift ingediend (1 punt). In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 907,-. Voor wat betreft de beroepsprocedure heeft de gemachtigde een beroepschrift (1 punt) ingediend en aan de zitting van de rechtbank deelgenomen (1 punt). De vergoeding bedraagt in totaal € 2.461,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- laat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand;
- bepaalt dat de SVB aan eisers het betaalde griffierecht van € 184,- vergoedt;
- veroordeelt de SVB in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 2.461,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 januari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Wet open overheid
2.Als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, onder i, van de Woo.
3.Op grond van artikel 5.1, tweede lid, onder e, van de Woo.
4.Wet openbaarheid van bestuur
6.Met toepassing van artikel 8:29, zesde lid, van de Awb.