ECLI:NL:RBROT:2025:10293

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 augustus 2025
Publicatiedatum
26 augustus 2025
Zaaknummer
ROT 24/11188
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herziening aanvraag Wajong-uitkering door UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 augustus 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en het UWV over de afwijzing van een herhaalde aanvraag voor een Wajong-uitkering. Eiser, geboren in 1990, had eerder een aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend die in 2019 was afgewezen op basis van arbeidsvermogen. Na een eerdere afwijzing heeft eiser op 24 augustus 2023 opnieuw een aanvraag ingediend, maar het UWV heeft deze aanvraag afgewezen op 31 oktober 2023, en het bezwaar van eiser ongegrond verklaard op 31 oktober 2024. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft op 5 augustus 2025 de zaak behandeld. Eiser voerde aan dat er nieuwe feiten en omstandigheden waren die niet in de eerdere beoordeling waren meegenomen, waaronder mentale retardatie en onvoldoende ziekte-inzicht. De rechtbank oordeelde echter dat het UWV terecht had vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven om terug te komen op de eerdere beslissing. De verzekeringsarts had alle relevante medische informatie in zijn beoordeling betrokken en de rechtbank concludeerde dat het UWV zorgvuldig had gehandeld. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor eiser geen griffierecht terugkreeg en ook geen proceskostenvergoeding ontving.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/11188

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. J. Heek),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, UWV,

(gemachtigde: [naam] ).

Samenvatting

Het UWV heeft met toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het verzoek om herziening van een beschikking tot afwijzing van een eerdere aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wet Wajong) terecht afgewezen.

Procesverloop

Met het besluit van 31 oktober 2023 (het primaire besluit) heeft het UWV eisers herhaalde aanvraag om een uitkering op grond van de Wet Wajong afgewezen.
Met het besluit van 31 oktober 2024 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 5 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV.

Totstandkoming van het besluit

1. Eiser, geboren op [geboortedatum] 1990, heeft eerder een (laattijdige) aanvraag beoordeling arbeidsvermogen ten behoeve van een Wajong-uitkering bij het UWV ingediend. Met het besluit van 4 april 2019 heeft het UWV die aanvraag om een Wajong-uitkering afgewezen, omdat sprake was van arbeidsvermogen. Eiser is hiertegen in bezwaar gegaan en met het besluit van 4 december 2019 heeft het UWV zijn bezwaar ongegrond verklaard. Eiser is vervolgens in beroep gegaan. Op 23 november 2020 heeft eiser zijn beroep ingetrokken, waardoor het besluit van 4 december 2019 in rechte vaststaat.
2. Eiser heeft op 24 augustus 2023 nogmaals een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen om een Wajong-uitkering bij het UWV ingediend. Naar aanleiding hiervan heeft een verzekeringsgeneeskundig onderzoek plaatsgevonden. De arts, onder contraseign van een verzekeringsarts, komt in zijn rapport tot de conclusie dat er geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden. Het UWV heeft vervolgens het primaire besluit genomen en geweigerd terug te komen van het besluit van 4 april 2019.
3. Met het bestreden besluit heeft het UWV zijn standpunt gehandhaafd en hieraan het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten grondslag gelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep komt tot de conclusie dat er geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden die ten tijde van de vorige beoordeling niet bekend waren, of hadden kunnen zijn.

Standpunt eiser

4. Eiser voert in beroep aan dat wél sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden. Het onderzoek heeft onzorgvuldig plaatsgevonden omdat er geen medisch spreekuur heeft plaatsgevonden. Uit de door eiser aangeleverde informatie blijkt dat sprake is van mentale retardatie, ernstig verminderd psychisch functioneren en onvoldoende ziekte-inzicht, hetgeen nieuwe feiten en omstandigheden zijn die in de eerdere Wajong-beoordeling niet zijn meegenomen waarbij met name de fysieke beperkingen zijn beoordeeld. De nieuwe feiten en omstandigheden hadden dan ook door de verzekeringsarts bezwaar en beroep nader moeten worden onderzocht.

Beoordeling door de rechtbank

5. De aanvraag van eiser is een herhaalde aanvraag als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb. In verschillende uitspraken heeft de Centrale Raad van Beroep (de Raad) uitgemaakt hoe het bestuursorgaan, specifiek in arbeidsongeschiktheidszaken een herhaalde aanvraag moet beoordelen en hoe de rechtbank vervolgens een besluit over een herhaalde aanvraag behoort te toetsen. [1]
5.1.
Het UWV heeft er in dit geval voor gekozen het verzoek van eiser om herziening voor het verleden af te wijzen onder verwijzing naar zijn eerdere besluit, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn gebleken. Dit betekent dat de rechtbank aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden moet toetsen of het UWV zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd, op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn.
5.2.
Onder nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Als het bestreden besluit die toets doorstaat, kan de rechtbank niettemin aan de hand van de aangevoerde gronden tot het oordeel komen dat het besluit op de herhaalde aanvraag of het verzoek om terug te komen van een besluit evident onredelijk is.
6. Naar het oordeel van de rechtbank is, anders dan eiser betoogt, het bestreden besluit gebaseerd op zorgvuldig onderzoek.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het medische dossier bestudeerd en daarbij alle beschikbare medische informatie van de behandelend sector in zijn beoordeling betrokken. Er is sprake van een herhaalde laattijdige aanvraag, waardoor bij de beoordeling ver moet worden teruggekeken in de tijd, reden waarom hij heeft kunnen afzien van een nieuw medisch onderzoek. Daarbij ligt volgens vaste rechtspraak van de Raad de bewijslast en dus ook het bewijsrisico bij een laattijdige Wajong-aanvraag bij de aanvrager. [2] Het is dus aan eiser om zijn standpunt met stukken te onderbouwen. Voor zover onvoldoende gegevens beschikbaar zijn over de gezondheidstoestand van eiser op de van belang zijnde data en het medisch beeld met het verstrijken van de tijd steeds moeilijker is vast te stellen, komen deze omstandigheden voor risico van eiser.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het UWV zich, onder verwijzing naar het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 14 oktober 2024, terecht op het standpunt gesteld dat er geen nieuwe feiten of veranderende omstandigheden zijn gebleken die maken dat zou moeten worden teruggekomen van het eerdere besluit. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in dat rapport deugdelijk gemotiveerd dat geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden die de eerder beschreven belastbaarheid van eiser rond zijn achttiende jaar en de vijf jaren erna doen wijzigen. Met de luchtwegproblematiek, evenals de aanwezige mentale beperkingen, werd rekening gehouden bij de eerdere Wajong-beoordeling. In de aanvraag en tijdens de bezwaarprocedure heeft eiser medische informatie van de reumatoloog, een brief van de huisarts en een brief van een adviserend arts van de gemeente van 28 april 2021 overgelegd. Deze medische stukken zien echter op de periode na 2019 en gaan derhalve niet over de voor de Wajong verzekerde periode van [geboortedatum] 2009 tot [geboortedatum] 2013. Ook de brief van de arts van de gemeente heeft geen betrekking op de voor de Wajong verzekerde periode, maar op de situatie per datum van het spreekuur. Uit de stukken van de huisarts blijkt dat eiser in de voor de Wajong verzekerde periode slechts eenmalig contact heeft gehad met de huisarts wegens verdenking virale infectie en dat de huisarts toen flixotide en serevent voorgeschreven heeft. In de episodelijst van de huisarts wordt mentale retardatie genoemd, maar dat is pas het geval vanaf april 2021, jaren na de voor de Wajong verzekerde periode. Bij de eerdere Wajong-beoordeling was daarbij dus ook al rekening gehouden met mentale beperkingen.
De bij de laatste Wajong-aanvraag ontvangen stukken kunnen dan ook niet gezien worden als nieuwe feiten of omstandigheden die aanleiding geven om de voorgaande beoordeling in het kader van de Wajong te herzien. Ook kan op basis van deze stukken niet vastgesteld worden dat de belastbaarheid zoals aangegeven bij de eerdere Wajong-beoordeling onjuist is geweest. Het UWV heeft met toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Awb het verzoek om herziening terecht afgewezen.

Conclusie en gevolgen

8. Het voorgaande betekent dat het UWV op goede gronden heeft vastgesteld dat er geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden. Daarom heeft het UWV terecht de herhaalde aanvraag van eiser van een Wajong-uitkering afgewezen.
9. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Haan, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Damen, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dat volgt uit onder meer de uitspraak van de Raad van 14 januari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 12 juni 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1162.