ECLI:NL:RBROT:2024:9420

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 september 2024
Publicatiedatum
25 september 2024
Zaaknummer
ROT 23/5075
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete opgelegd aan eiseres wegens overtreding van de Wet dieren met betrekking tot het vervoeren van een varken met een ernstige open wond

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 26 september 2024, wordt het beroep van eiseres tegen een bestuurlijke boete van € 6.000,- beoordeeld. De boete is opgelegd door de [naam verweerder] omdat eiseres een varken heeft vervoerd dat een ernstige open wond vertoonde, wat in strijd is met de Wet dieren. De rechtbank concludeert dat het varken al voor het transport een ernstige open wond had, zoals vastgesteld door een toezichthoudend dierenarts van de NVWA. Eiseres betwist de aanwezigheid van de wond en stelt dat deze slechts een schaafplek was, maar de rechtbank volgt deze redenering niet. De rechtbank oordeelt dat de boete evenredig is, gezien de ernst van de overtreding en het feit dat eiseres eerder voor een vergelijkbare overtreding is beboet. De rechtbank wijst erop dat de wetgever een verhoging van de boete bij recidive heeft voorzien en dat de opgelegde boete in lijn is met de doelstellingen van de wetgeving ter bescherming van dierenwelzijn. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en de boete blijft in stand.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/5075

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 september 2024 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.J.J.E. Stassen),
en
[naam verweerder], voorheen [voormalige naam verweerder]
(gemachtigden: mr. F. Peters van Neijenhof en mr. E.M. Scheffer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de door de [naam verweerder] aan haar opgelegde bestuurlijke boete vanwege overtreding van bij of krachtens de Wet dieren gestelde voorschriften. Hiertoe heeft de [naam verweerder] op 24 maart 2023 besloten.
1.1.
Met het bestreden besluit van 12 juni 2023 op het bezwaar van eiseres is de [naam verweerder] bij dat besluit gebleven.
1.2.
De [naam verweerder] heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 22 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [persoon A] namens eiseres, [persoon B] , als chauffeur werkzaam voor eiseres, de gemachtigde van eiseres, de gemachtigden van de [naam verweerder] , vergezeld door [persoon C] , werkzaam als toezichthoudend dierenarts bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).

Totstandkoming van het besluit

2. De [naam verweerder] heeft zijn besluit gebaseerd op het rapport van bevindingen van 19 september 2022 ( [rapportnummer] ), opgemaakt door een toezichthoudend dierenarts van de NVWA. In het rapport van bevindingen staat onder meer het volgende:
“(…)
Bevinding(en):
Datum en tijdstip van de bevinding: 22 januari 2022, omstreeks 07:10 uur.
(…) Ik zag in het RL-categorie-3-hok een vleesvarken van het vrouwelijke geslacht met slachtbliknummer [nummer] (zie foto's 1 en 5). Op de achterzijde van het slachtblik stond het [kenmerknummer] . Het varken was volgens het VKI Aanvoerdocument in de nacht aangevoerd (zie foto 6, VKI Aanvoerdocument). Ik besloot het varken nader te bekijken.
Ik zag onderaan de buik van het varken een navelbreuk groter dan 15-20 cm met een lokale afwijking aan de onderkant van de navelbreuk. Deze lokale afwijking betrof een ernstige open wond aan de onderkant van de navelbreuk (zie foto's 2, 3 en 4). Ik zag dat het om een ernstige open wond ging, omdat hier granulatieweefsel (rood ontstekingsweefsel) te zien was (zie rode pijlen foto's 3 en 4).
Door veelvuldig op de navelbreuk te liggen en tegendruk van de darmen op een harde ruwe vloer, ontstaan er doorligplekken. Het lichaam probeert door middel van het aanmaken van nieuw tijdelijk weefsel (granulatieweefsel) de wond dicht te maken. De vorming van granulatieweefsel is de tweede fase van de wondgenezing (zie bijlage grafiek tijdsindeling wondgenezing).
De vorming van granulatieweefsel duurt enkele dagen. De vorming van granulatieweefsel vindt bij een normale wondgenezing plaats tussen de 5 en 7 dagen (zie bijlage grafiek tijdsindeling wondgenezing).
Bovengenoemd varken is de avond voor mijn inspectie geladen en vervoerd (zie foto 6, VKI aanvoerdocument). Hieruit bleek mij dat de ernstige open wond was ontstaan voor het transport van dit varken.
Gelet op de ernst van de aandoening had het varken niet op transport gemogen. Tijdens transport is de kans aanwezig dat het varken op de wond gaat liggen, wat naast pijn een risico op verergering van de ernstige open wond geeft.
(…)
Deze bevindingen worden [naam eiseres] . aangerekend. (…)
Ik bracht de heer [persoon B] , chauffeur, telefonisch van mijn bevindingen op de hoogte en deelde hem mede dat de [voormalige naam verweerder] naar aanleiding hiervan een bestuurlijke boete kan opleggen.
Tevens zei ik hem, of de rechtspersoon die hij vertegenwoordigde, ingevolge het bepaalde in artikel 5:10a van de Algemene wet bestuursrecht, dat hij niet tot antwoorden verplicht was. Hierop verklaarde hij mij zoveel mogelijk weergegeven in zijn eigen woorden, het volgende:
"Ik heb de varkens nog goed bekeken en dacht dat alles nog dicht zat. Heb niet gezien dat dit varken een zweer had anders had ik deze ook niet meegenomen. De veehouder zei dat de varkens geen zweren of open wonden hadden. Ik heb dit nog expliciet gevraagd."(…)”
2.1.
Op 23 februari 2023 heeft de [naam verweerder] zijn voornemen kenbaar gemaakt om aan eiseres een bestuurlijke boete op te leggen. Eiseres heeft op 9 maart 2023 een zienswijze op dit voornemen naar voren gebracht.
2.2.
Bij besluit van 24 maart 2023 heeft de [naam verweerder] aan eiseres een bestuurlijke boete van € 6.000,- opgelegd vanwege het vervoeren van een varken dat niet geschikt was voor het voorgenomen transport, omdat het varken een ernstige open wond vertoonde.
Volgens de [naam verweerder] heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, in verbinding met artikel 4.8, van de Regeling houders van dieren, in verbinding met artikel 3, aanhef en onder b en artikel 6, derde lid, bijlage I, hoofdstuk I, paragraaf 1 en 2, onder b, van de Verordening (EG) nr. 1/2005 (Transportverordening). De [naam verweerder] heeft het standaardboetebedrag verhoogd, omdat de eiseres op 22 november 2019 (boetezaaknummer 201902607) eerder beboet is voor eenzelfde overtreding en er
nog geen vijf jaar verlopen zijn sinds die eerdere boete onherroepelijk is geworden.
2.3.
Het bestreden besluit berust - samengevat - op de volgende overwegingen. De stelling van eiseres, dat er geen sprake was van een open wond, kan de [naam verweerder] niet volgen. Het betrof niet alleen een grote navelbreuk, maar een grote navelbreuk met een ernstige open wond. Dit blijkt uit het feit dat de huid ernstig beschadigd was. De toezichthouder heeft verder geconcludeerd dat deze open wond ook al voor het transport aanwezig was. Dieren met een ernstige open wond zijn per definitie niet geschikt voor transport. Deze overtreding wordt op grond van het specifiek interventiebeleid [1] altijd bestraft met een bestuurlijke boete omdat er sprake is van een (risico op) ernstige aantasting van het dierenwelzijn. Er is geen reden om aan te nemen dat eiseres door het tijdsverloop is geschaad in haar verdediging. Van een verminderde verwijtbaarheid of een beperkte ernst van een overtreding is geen sprake. De wetgever heeft op grond van de ernst van de overtreding de boetehoogte bepaald. Er is niet gebleken van geringe financiële draagkracht. Ook de door eiseres aangevoerde omstandigheden, te weten het vervoeren van grote aantallen dieren, een subjectieve interpretatie van een norm zoals transportwaardigheid en 100% controle van alle dieren op de slachterij, zijn geen omstandigheden die zouden moeten leiden tot matiging van de boete. Dit zijn namelijk omstandigheden die voor de meeste vervoerders gelden en daardoor niet bijzonder zijn voor dit specifieke geval. Op grond van het bovenstaande is de aan eiseres opgelegde boete volgens de [naam verweerder] niet onevenredig.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid en de evenredigheid van de aan eiseres opgelegde bestuurlijke boete. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Heeft eiseres een varken vervoerd met een ernstige open wond?
5. Eiseres betoogt dat de wet geen definitie kent van een ernstige open wond. Het gaat hier om een al langer bestaande aandoening, een navelbreuk, die schuurt over de grond waardoor een schaafplek is ontstaan. Dat is iets anders dan een ernstige open wond. Eiseres verwijst naar een uitspraak van deze rechtbank, waarin een open navelbreuk als een prolaps wordt gezien en niet als een ernstige én open wond. [2] Daarom is de discussie over het granulatieweefsel niet meer aan de orde. Dit betekent meteen ook dat eiseres wel degelijk heeft gehandeld conform de "Praktische richtsnoeren voor het bepalen van de geschiktheid voor vervoer van varkens". Immers, het dier is gescheiden en met een lagere beladingsdichtheid vervoerd en er is geen sprake van zweren of laesies. De boete kan daarom niet in stand blijven.
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
5.1.1.
Uit vaste rechtspraak [3] van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) volgt dat in gevallen als deze, waarin een boete is opgelegd, de bewijslast dat sprake is van overtredingen, gelet op het vermoeden van onschuld, rust op het bestuursorgaan dat de boete heeft opgelegd. In beginsel mag een bestuursorgaan uitgaan van de bevindingen in een rapport van bevindingen, indien de controle is verricht en het rapport is opgemaakt door een hiertoe bevoegde toezichthouder en het rapport zelf geen grond biedt om aan de juistheid van de bevindingen te twijfelen. Een toezichthouder wordt geacht te beschikken over de benodigde expertise om het wettelijk geregelde toezicht te houden. Aan de bevindingen van een toezichthouder van de NVWA kan daarom niet lichtvaardig worden voorbijgegaan. Indien de bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd. Daarbij zal doorgaans van belang zijn de wijze waarop de bedoelde waarnemingen in het rapport zijn weergegeven en onderbouwd, alsmede de aard van de waarneming en daarbij in het bijzonder in welke mate die waarneming waarderende elementen kent.
5.1.2.
Eiseres heeft de constateringen van de toezichthoudend dierenarts op zich niet gemotiveerd betwist, maar betwist diens conclusie dat sprake is van een open wond. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om aan de juistheid van de bevindingen in het rapport, waaronder de conclusie van de toezichthoudend dierenarts, te twijfelen. De toezichthoudend dierenarts heeft in het rapport duidelijk beschreven dat het varken onderaan de buik een navelbreuk had groter dan 15-20 cm met een ernstige open wond aan de onderkant van die navelbreuk. Zij zag dat het om een ernstige open wond ging, omdat hier granulatieweefsel (rood ontstekingsweefsel) te zien was. Ter zitting heeft de toezichthoudend dierenarts nog toegelicht dat een wond in de eerste periode nog kwetsbaar is en dat die weer open kan gaan, maar dat in deze wond zowel verse bloedplekjes, als granulatieweefsel als nieuwe huid zat. Dit betekent volgens de toezichthoudend dierenarts dat de wond verschillende stadia van wondgenezing kende. Gelet hierop en op basis van de foto’s ziet de rechtbank geen aanleiding om eiseres te volgen in haar standpunt dat slechts sprake was van een schaafplek of van een geheel nieuwe open wond die tijdens het transport is ontstaan. Ook heeft de toezichthoudend dierenarts in het rapport voldoende gemotiveerd dat tijdens transport de kans aanwezig is dat het varken op de wond gaat liggen, wat naast pijn een risico op verergering van de ernstige open wond geeft, en dat gelet op de ernst van de aandoening had het varken dus niet op transport had gemogen omdat het niet geschikt was voor transport.
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is dus in het rapport van bevindingen voldoende gemotiveerd dat het varken de ernstige open wond al voorafgaande aan het transport had en daarom ongeschikt was voor transport. Hoewel de rechtbank begrijpt dat de locatie van de wond deze minder goed zichtbaar maakt, ontslaat dat eiseres niet van haar verplichting er zorg voor te dragen dat er geen varkens vervoerd worden die daartoe niet geschikt zijn omdat deze een open wond hebben. [4]
Is eiseres door het tijdsverloop in haar verdediging geschaad?
6. Eiseres betoogt dat een termijn van dertien maanden tussen de bevindingen en het voornemen in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het beginsel van een zorgvuldige voorbereiding van het besluit. Een enkel telefoontje op de dag van de constateringen naar de chauffeur, en dus niet naar eiseres die de boete krijgt, doet daar niets aan af. Al die tijd is onduidelijk of er een boete komt, en wat de juridische basis voor de boete zal zijn. Pas na dertien maanden krijgt eiseres voor de eerste keer de gelegenheid verweer te voeren. Dat is te lang. Op geen enkele wijze is gemotiveerd waarom de toezichthouder een halfjaar later nog herinneringen aan dit ene dier zou moeten hebben, laat staan aan de aandoening en de mate van de beweerdelijke ontsteking. Ook het argument dat het slechts een termijn van orde betreft snijdt geen hout: het zijn in casu maar liefst dertien maanden in plaats van de wettelijke dertien weken. Dan kun je niet meer volstaan met de mededeling dat er slechts sprake is van een termijn van orde. Gezien al deze punten is eiseres wel degelijk geschaad in haar verdediging en kan de boete niet in stand blijven.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
6.1.1.
Voor zover eiseres met deze grond een beroep doet op de termijn van dertien weken genoemd in artikel 5:51 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), stelt de rechtbank voorop dat deze termijn ziet op de periode tussen het rapport van bevindingen en het boetebesluit en niet op de periode tussen de constateringen en het rapport van bevindingen. In dit geval zitten er echter ruim zes maanden tussen het rapport van bevindingen en het boetebesluit en is de termijn van artikel 5:51 van de Awb dus overschreden, maar de termijn is een termijn van orde. Uit vaste rechtspraak [5] volgt verder dat een overschrijding ervan niet leidt tot het vervallen van de bevoegdheid om een boete op te leggen.
6.1.2.
Verder stelt de [naam verweerder] zich in het verweerschrift terecht op het standpunt dat uit de rechtspraak [6] volgt dat hij met het met het telefoontje naar de chauffeur heeft voldaan aan de verplichting om eiseres tijdig op de hoogte te stellen van de bevindingen van de toezichthoudend dierenarts. De toezichthoudend dierenarts heeft dit telefoontje gepleegd op dezelfde datum als zijn bevindingen.
6.1.3.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de [naam verweerder] niet te volgen in diens standpunt dat de omstandigheid dat het rapport van bevindingen op een bepaalde datum is ondertekend niet betekent dat de toezichthoudend dierenarts het rapport van bevindingen pas op die datum heeft opgesteld, maar dat het slechts aangeeft dat het rapport van bevindingen op die datum is afgerond door de toezichthoudend dierenarts.
7. Op grond van het voorgaande is komen vast te staan dat eiseres in strijd heeft gehandeld met artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, in verbinding met artikel 4.8, van de Regeling houders van dieren, alsmede in verbinding met artikel 3, aanhef en onder b, en artikel 6, derde lid, gelet op Bijlage I, hoofdstuk I, paragrafen 1 en 2, aanhef en onder b, van de Transportverordening. De [naam verweerder] was daarom bevoegd eiseres daarvoor een boete op te leggen.
Hoogte en evenredigheid van de boete
8. Eiseres betoogt dat de verhoging van de standaardboete niet conform de regelgeving is. Immers, er is in 2019 een boete opgelegd van € 4.500,-. Gezien het feit dat er in dit soort zaken boetes van € 1.500,- worden opgelegd betekent dit dat de boete in 2019 ook al twee keer verhoogd is. Boetebedragen die langer dan vijf jaar geleden zijn opgelegd, worden nu toch weer meegenomen om de huidige boete maar liefst vier keer over de kop te laten gaan. Dat is niet evenredig en dat is niet hetgeen de wetgever heeft bedoeld. Verder is niet gekeken naar de grootte van het bedrijf en het aantal vervoersbewegingen, en het feit dat er een 100% controle op het bedrijf van eiseres is. Met andere woorden: het gaat bijna altijd wél goed. Dan past een boete van € 6.000,- niet. Eiseres heeft in 2022 meer dan 1,5 miljoen dieren vervoerd met negen transportmiddelen en veertien fte’s. Iedereen die er werkt heeft hart voor het vak en voor het dier, het betreffende dier is keurig apart aangevoerd. Er is slechts 1,5 kg van het dier afgekeurd, de rest is gewoon meegenomen in het slachtproces. Daar komt bij dat dit soort boetes uit de pas lopen met boetes die in het strafrecht worden opgelegd.
8.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
8.1.1.
Ten aanzien van de hoogte van de boete stelt de rechtbank voorop dat de wetgever een afweging heeft gemaakt welke boete bij deze overtreding passend moet worden geacht. De rechtbank acht het standaardbedrag van € 1.500,- voor deze overtreding niet onredelijk. Het met de Transportverordening gediende doel - het waarborgen van dierenwelzijn - staat voorop.
8.1.2.
In dit geval heeft de [naam verweerder] de boete verhoogd naar € 6.000,- omdat eiseres eerder een boete van € 4.500,- heeft gekregen voor eenzelfde overtreding. Deze verhoging is in overeenstemming met artikel 2.5 van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren. De rechtbank sluit zich aan bij de uitspraak van de meervoudige kamer van 13 juni 2023 [7] waarin toepassing van deze recidiveregeling op zichzelf niet onevenredig wordt geacht. De wetgever ziet recidive als een strafverzwarende omstandigheid en heeft er daarom nadrukkelijk voor gekozen om herhaling van een overtreding zwaarder te beboeten door het op te leggen bedrag te verhogen. Het doel van de boete is immers ook het afdoende voorkomen van herhaling in het specifieke geval (speciale preventie). Eiseres heeft opnieuw een overtreding begaan waarbij een dier pijn is berokkend. Juist die herhaling van de overtreding is een ernstige situatie en biedt grond voor het verhogen van de boete. De wetgever heeft geen maximum vastgesteld voor verhoging van de boetes vanwege recidive. Dat neemt niet weg dat op een gegeven moment de conclusie kan zijn dat een boete na veelvuldige verhoging niet meer redelijk is te achten, gelet op de aard, ernst en omstandigheden van het geval. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval geen sprake. Eiseres is een professionele partij die dagelijks met dieren werkt en het niet naleven van de voorschriften leidt ertoe dat dieren lijden is berokkend. De rechtbank vindt in dit geval de opgelegde boete van € 6.000,- evenredig, gelet op de aard en ernst van de geconstateerde overtreding en de omstandigheid dat eiseres deze overtreding herhaaldelijk heeft begaan. De rechtbank is bovendien niet gebleken dat het voor eiseres onmogelijk zou zijn om overtreding van deze norm te voorkomen en daarmee een verhoging van een boete voor een herhaalde overtreding te voorkomen.
8.1.3.
De [naam verweerder] is in het bestreden besluit gemotiveerd ingegaan op de in bezwaar aangevoerde omstandigheden door te overwegen dat het vervoeren van grote aantallen dieren, een subjectieve interpretatie van een norm zoals transportwaardigheid en 100% controle van alle dieren op de slachterij, geen omstandigheden zijn die zouden moeten leiden tot matiging van de boete, omdat die omstandigheden voor de meeste vervoerders gelden en daardoor niet bijzonder zijn voor dit specifieke geval. Verder heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank geen bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 5:46, derde lid, van de Awb aangevoerd op grond waarvan de [naam verweerder] de boete had moeten matigen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de bestuurlijke boete van € 6.000,- in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.M. Goossens, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M.J. Bos, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 september 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 5:41
Het bestuursorgaan legt geen bestuurlijke boete op voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten.
Artikel 5:46, eerste en derde lid
1. De wet bepaalt de bestuurlijke boete die wegens een bepaalde overtreding ten hoogste kan worden opgelegd.
3. Indien de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, legt het bestuursorgaan niettemin een lagere bestuurlijke boete op indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.
Verordening (EG) nr. 1/2005 (Transportverordening)
Artikel 3, aanhef en onder b
Het is verboden dieren te vervoeren of te laten vervoeren op zodanige wijze dat het de dieren waarschijnlijk letsel of onnodig lijden berokkent.
Bovendien moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
b) de dieren zijn geschikt voor het voorgenomen transport.
Artikel 6, derde lid
De vervoerders vervoeren de dieren in overeenstemming met de technische voorschriften in bijlage I.
Bijlage I TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN
Hoofdstuk I GESCHIKTHEID VOOR VERVOER
1. Alleen dieren die geschikt zijn voor het voorgenomen transport mogen worden vervoerd, en de vervoersomstandigheden moeten van dien aard zijn dat de dieren geen letsel of onnodig lijden kan worden berokkend.
2. Gewonde, zwakke en zieke dieren worden niet in staat geacht te worden vervoerd, met name in de volgende gevallen:
b) wanneer zij ernstige open wonden of een prolaps vertonen.
Wet dieren
Artikel 6.2, eerste lid
Het is verboden in strijd te handelen met bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften van EU-verordeningen betreffende onderwerpen waarop deze wet van toepassing is.
Artikel 8.7
Onze [naam verweerder] kan een overtreder een bestuurlijke boete opleggen.
Artikel 8.8, eerste lid
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de hoogte van de bestuurlijke boete die voor een overtreding of voor categorieën van overtredingen kan worden opgelegd.
Regeling houders van dieren
Artikel 4.8
Als voorschriften als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van de wet, worden aangewezen de artikelen 3 tot en met 9 en 12, van verordening (EG) nr. 1/2005.
Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren
Artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder b, en derde lid
1. De hoogte van de bestuurlijke boete die Onze [naam verweerder] aan een overtreder voor een overtreding kan opleggen wordt overeenkomstig de volgende boetecategorieën vastgesteld:
b. categorie 2: € 1500.
3. Bij ministeriële regeling worden de bepalingen waarvoor in geval van overtreding een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, ingedeeld overeenkomstig de daarbij aangewezen boetecategorie.
Artikel 2.5, eerste lid
Indien ten tijde van het begaan van een overtreding nog geen vijf jaren zijn verstreken sinds een eerder aan de overtreder opgelegde bestuurlijke boete voor eenzelfde overtreding onherroepelijk is geworden, is de bestuurlijke boete gelijk aan de som van de op grond van de artikelen 2.2, 2.3 en 2.4 voor de overtreding op te leggen bestuurlijke boete en de voor die eerdere overtreding opgelegde bestuurlijke boete.
Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren
Artikel 1.2
De hoogte van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, van het besluit, wordt vastgesteld overeenkomstig de bedragen die horen bij de boetecategorieën die in de bijlage bij deze regeling voor desbetreffende overtredingen zijn vastgelegd.
Bijlage als bedoeld in artikel 1.2 van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren
Regeling houders van dieren Categorie
Artikel 4.8, voor zover dat artikel betrekking heeft op de artikelen 2
3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 12 alsmede Bijlagen I, II en IV, voor zover
genoemd in de genoemde artikelen, van verordening (EG) nr. 1/2005

Voetnoten

1.Specifiek interventiebeleid NVWA dierenwelzijn tijdens transport (IB02-SPEC 17, versie 04).
2.Uitspraak van 14 januari 2022, ECLI:NL:RBROT:2022:149, r.o. 5.3.
3.Bijvoorbeeld de uitspraak van 11 juni 2024, ECLI:NL:CBB:2024:390.
4.Uitspraak van 15 april 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:3139
5.Bijvoorbeeld de uitspraak van het CBb van 14 december 2021, ECLI:NL:CBB:2021:1079.
6.Bijvoorbeeld de uitspraak van het CBb van 23 juni 2015, ECLI:NL:CBB:2015:218.
7.Uitspraak van 13 juni 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:4949.