6.1.1.Voor zover eiseres met deze grond een beroep doet op de termijn van dertien weken genoemd in artikel 5:51 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), stelt de rechtbank voorop dat deze termijn ziet op de periode tussen het rapport van bevindingen en het boetebesluit en niet op de periode tussen de constateringen en het rapport van bevindingen. In dit geval zitten er echter ruim zes maanden tussen het rapport van bevindingen en het boetebesluit en is de termijn van artikel 5:51 van de Awb dus overschreden, maar de termijn is een termijn van orde. Uit vaste rechtspraakvolgt verder dat een overschrijding ervan niet leidt tot het vervallen van de bevoegdheid om een boete op te leggen.
6.1.2.Verder stelt de [naam verweerder] zich in het verweerschrift terecht op het standpunt dat uit de rechtspraakvolgt dat hij met het met het telefoontje naar de chauffeur heeft voldaan aan de verplichting om eiseres tijdig op de hoogte te stellen van de bevindingen van de toezichthoudend dierenarts. De toezichthoudend dierenarts heeft dit telefoontje gepleegd op dezelfde datum als zijn bevindingen.
6.1.3.De rechtbank ziet geen aanleiding om de [naam verweerder] niet te volgen in diens standpunt dat de omstandigheid dat het rapport van bevindingen op een bepaalde datum is ondertekend niet betekent dat de toezichthoudend dierenarts het rapport van bevindingen pas op die datum heeft opgesteld, maar dat het slechts aangeeft dat het rapport van bevindingen op die datum is afgerond door de toezichthoudend dierenarts.
7. Op grond van het voorgaande is komen vast te staan dat eiseres in strijd heeft gehandeld met artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, in verbinding met artikel 4.8, van de Regeling houders van dieren, alsmede in verbinding met artikel 3, aanhef en onder b, en artikel 6, derde lid, gelet op Bijlage I, hoofdstuk I, paragrafen 1 en 2, aanhef en onder b, van de Transportverordening. De [naam verweerder] was daarom bevoegd eiseres daarvoor een boete op te leggen.
Hoogte en evenredigheid van de boete
8. Eiseres betoogt dat de verhoging van de standaardboete niet conform de regelgeving is. Immers, er is in 2019 een boete opgelegd van € 4.500,-. Gezien het feit dat er in dit soort zaken boetes van € 1.500,- worden opgelegd betekent dit dat de boete in 2019 ook al twee keer verhoogd is. Boetebedragen die langer dan vijf jaar geleden zijn opgelegd, worden nu toch weer meegenomen om de huidige boete maar liefst vier keer over de kop te laten gaan. Dat is niet evenredig en dat is niet hetgeen de wetgever heeft bedoeld. Verder is niet gekeken naar de grootte van het bedrijf en het aantal vervoersbewegingen, en het feit dat er een 100% controle op het bedrijf van eiseres is. Met andere woorden: het gaat bijna altijd wél goed. Dan past een boete van € 6.000,- niet. Eiseres heeft in 2022 meer dan 1,5 miljoen dieren vervoerd met negen transportmiddelen en veertien fte’s. Iedereen die er werkt heeft hart voor het vak en voor het dier, het betreffende dier is keurig apart aangevoerd. Er is slechts 1,5 kg van het dier afgekeurd, de rest is gewoon meegenomen in het slachtproces. Daar komt bij dat dit soort boetes uit de pas lopen met boetes die in het strafrecht worden opgelegd.