Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De kern van het geschil en de beslissing
2.De procedure
- de dagvaarding van 28 september 2022, met producties 1 tot en met 18;
- de akte van [gedaagde] strekkende tot schorsing ex artikel 225 Rv in verband met het faillissement van [gedaagde] in Denemarken, met producties 1 tot en met 3;
- de reactie van [eiseres] op het schorsingsverzoek, met bijlagen 1 tot en met 3;
- de beslissing van de rolrechter van 20 januari 2023, dat zich geen grond voor schorsing voordoet;
- de incidentele conclusie tot onbevoegdheid van [gedaagde] ;
- de conclusie van antwoord ten aanzien van exceptie van onbevoegdheid;
- het bezwaar van [eiseres] tegen het verzoek van [gedaagde] om een mondelinge behandeling, met bijlage 1;
- de spreekaantekeningen van [gedaagde] in het incident;
- de spreekaantekeningen van [eiseres] in het incident;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in het incident op 7 september 2023;
- het vonnis in incident van 22 november 2023;
- het herstelvonnis van 20 december 2023;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde] ;
- de spreekaantekeningen van [eiseres] ;
- de akte overlegging producties 19 tot en met 23 van [eiseres] ;
- de mondelinge behandeling op 25 juni 2024.
3.De feiten
€ 400.000,00) en de notariële kosten (€ 86.032,00), samen een bedrag van € 1.236.032,00, is op 8 januari 2010 betaald voor [eiseres] door [naam bedrijf] .
Article 6: Acknowledgement of claim against [naam 2] , IDIK and [naam 3]
Debts of the estate
Debt [gedaagde] with regard to [naam villa]
Transfer of shares Right of Leasehold
payment debt 32 debt 23”.
CURRENT ASSETS” onder vermelding van “
Current account [gedaagde]” een saldo per 31 december 2010 van € 1.236.032,00. In de toelichting op de balans staat:
3. Current account [gedaagde]
We have accounted this now as a receivable from [gedaagde][onderstreping rb.];
CURRENT ASSETS” onder vermelding van “
Current account receivable [gedaagde]” een saldo van € 1.636.032,00 (het in de jaarrekening 2010 genoemde bedrag van € 1.236.032,00 vermeerderd met het bedrag van € 400.000,00 voor de door [eiseres] voor [gedaagde] betaalde koopsom voor de aandelen van [naam 4] en [naam 3] in de erfpachtrechten).
Current account receivable” opgenomen van € 1.841.528,00. In de toelichting bij deze post staat het volgende:
2. Current account receivable
4.Het geschil
5.De beoordeling
Rechtsmacht en toepasselijk recht
As is known to the management of [ [eiseres] ], (…) the shareholders of [eiseres] (…) have signed [VSO 2013] in order to bring an end to all disputes and points of dispute between the Settling Parties with regard to the decease of the later [gedaagde] , but also with regard to the events that took place prior to his decease as well as in the period after his decease)”. Dit betekent dat de verjaring op 3 mei 2013 rechtsgeldig is gestuit en dat op deze datum een nieuwe verjaringstermijn is gaan lopen.
In this respect, [naam 2] stated that [gedaagde] never agreed on any interest due on the claims of the Company and is therefore not in agreement with such”). Het had op de weg van [eiseres] gelegen om concreet te maken dat, waarom en hoe met [gedaagde] een rentepercentage van 5% is overeengekomen. Dat heeft [eiseres] niet gedaan. [eiseres] heeft volstaan met algemene stellingen waaruit die overeenstemming niet kan worden afgeleid. Zo betekent het feit dat met de zussen van [gedaagde] 5% rente is overeengekomen – met hen is kennelijk een schriftelijke overeenkomst daarover gesloten – niet dat ook [gedaagde] met dit percentage heeft ingestemd. Het enkele feit dat in de rekening-courantoverzichten in de jaarrekening vanaf enig moment rente is verwerkt betekent als zodanig niet dat die rente ook is verschuldigd, mede in aanmerking genomen het feit dat [gedaagde] daar steeds tegen heeft geprotesteerd. De algemene stelling dat 5% een gebruikelijk percentage is binnen het concern, is niet onderbouwd en bovendien onvoldoende om daarmee aan te nemen dat [gedaagde] daarmee heeft ingestemd. Datzelfde geldt voor de verwijzing naar het arrest van het Gerechtshof Den Bosch. [eiseres] heeft nog naar voren gebracht dat in het memorandum namens [naam 2] van 1 februari 2021 wordt gesteld dat de zussen dezelfde rente verschuldigd moeten zijn als de rente die [gedaagde] is verschuldigd. In datzelfde memorandum wordt echter herhaaldelijk naar voren gebracht dat geen rente is overeengekomen en wordt de verschuldigdheid van rente betwist. Hieruit kan dus geen erkenning van de verschuldigdheid van een overeengekomen rentepercentage worden afgeleid. Voor zover contractuele rente is gevorderd wordt die vordering dus afgewezen.
- Explootkosten dagvaarding € 103,33
- Griffierecht € 8.519,00
- Advocaatkosten € 8.714,00 (2 punten × tarief VIII à € 4.357,-)
- Nakosten