Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, te weten het plegen van ontucht terwijl diegene aan in gezondheidszorg of aan de maatschappelijke zorg van verdachte was toevertrouwd;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar.
4.Waardering van het bewijs
Uit de aangifte volgt dat de aangeefster deel heeft genomen aan het programma van [naam zelfhulpprogramma] omdat zij eenzaam was en hoopte op herstel en op de verwerking van haar verleden. De rechtbank is gelet daarop – anders dan de verdediging – van oordeel dat de aangeefster daar met een concrete hulpvraag kwam, waarbij zij behoefte had aan psychische ondersteuning.
De rechtbank is bovendien van oordeel dat deze hulpverleningsrelatie niet in november 2021 beëindigd is met het afleggen van de zogeheten getuigenis door de aangeefster. De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte haar in de periode daarna op dezelfde manier bleef ondersteunen en dat haar klachten niet waren verdwenen. Deze verklaring wordt ondersteund door de e-mail en WhatsAppcorrespondentie die de verdachte en de aangeefster na november 2021 hebben gevoerd.
NJ1997/485).
De rechtbank is van oordeel dat van een dergelijke uitzondering in dit geval geen sprake is. De verdachte had als coach een psychisch overwicht over de aangeefster en er bestond een afhankelijkheidsrelatie tussen de verdachte en de aangeefster. De verdachte was er van op de hoogte dat de aangeefster een zeer kwetsbare vrouw was die kampte met eenzaamheid en erg gehecht was aan het contact met de verdachte. Ook was de aangeefster voor haar woonruimte afhankelijk van de verdachte en was er een aanzienlijk leeftijdsverschil. De verdachte was immers toen 64 en de aangeefster was 24 jaar oud. Uit de aangifte blijkt dat de verdachte vanuit zijn positie als coach seksuele handelingen heeft geïnitieerd door te zeggen dat dit kon helpen bij de menstruatieklachten en de zelfbeschadiging waar de aangeefster mee worstelde. De aangeefster wilde hier graag vanaf en wilde bovendien de verdachte niet teleurstellen. Ook was zij bang dat zij haar woonruimte zou verliezen. De aangeefster heeft hierdoor telkens haar grenzen verlegd, hetgeen uiteindelijk heeft geresulteerd in geslachtsgemeenschap. Gelet hierop is de rechtbank – anders dan de verdediging – van oordeel dat de hulpverlenersrelatie tussen de verdachte en de aangeefster wel degelijk een rol heeft gespeeld bij de seksuele handelingen en dat er niet gesproken kan worden van vrijwilligheid aan de zijde van aangeefster.
inde periode van 1 februari 2021 tot en met 30 december 2022 te Giessenburg, gemeente Molenlanden,
5.Strafbaarheid feit
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straf
8.Vordering benadeelde partij
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Bijlagen
11.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaren;
algemene voorwaardedat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
€ 5.183,04 (zegge: vijfduizend honderddrieëntachtig euro en vier cent),bestaande uit € 183,04 aan materiële schade en
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer] te betalen
€ 5.183,04 (hoofdsom, zegge: vijfduizend honderddrieëntachtig euro en vier cent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;