In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 14 februari 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de definitieve vaststelling van de tegemoetkoming op grond van de NOW-1 beoordeeld. Eiseres, een schoonmaakbedrijf, had eerder een voorschot van € 27.351,- ontvangen, maar de definitieve tegemoetkoming werd vastgesteld op € 0,-, waarna een terugvordering van € 18.234,- volgde. Na bezwaar werd de tegemoetkoming herzien naar € 3.672,-. Eiseres betwistte deze vaststelling en stelde dat de loonsom in de referentiemaand gecorrigeerd moest worden vanwege een verschil in het aantal werkdagen. De rechtbank oordeelde dat de loonsom over januari 2020, die als basis diende voor de subsidie, niet gecorrigeerd kon worden voor het aantal werkdagen, omdat dit in strijd was met de wet. De rechtbank concludeerde dat de minister bewust had gekozen voor deze berekeningswijze om een snelle en uniforme afhandeling van aanvragen te waarborgen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht had op terugbetaling van griffierecht of proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een generieke aanpak in de NOW-regeling, waarbij maatwerk niet altijd mogelijk is.