ECLI:NL:RBROT:2024:8203
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak in Rotterdam
In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 28 augustus 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam beoordeeld. Eiseres, eigenaar van een twee-onder-een-kapwoning in de buurt Groot-IJsselmonde, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van haar woning, die op 31 januari 2022 was vastgesteld op € 299.000,-. De heffingsambtenaar had het bezwaar gegrond verklaard en de waarde verlaagd naar € 275.000,-. Eiseres stelde dat de waarde te hoog was en dat deze niet hoger kon zijn dan € 265.000,-, mede vanwege de specifieke ligging van de woning naast het spoor en nabij een industrieterrein.
De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ heeft geschonden en of de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar niet in strijd heeft gehandeld met de wet, omdat eiseres geen specifiek verzoek heeft gedaan om bepaalde gegevens te verstrekken. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde correct is vastgesteld, door gebruik te maken van vergelijkingsobjecten die voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van eiseres.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en biedt informatie over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof Den Haag.