ECLI:NL:RBROT:2024:8159

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 augustus 2024
Publicatiedatum
29 augustus 2024
Zaaknummer
11149376 VV EXPL 24-296
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallig salaris en vakantiegeld in kort geding met discussie over werkgeverschap

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 augustus 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [persoon A], vertegenwoordigd door zijn bewindvoerder, en ALPHA CLIMATE SERVICES B.V. De bewindvoerder vorderde dat Alpha, al dan niet hoofdelijk met Bens Climate Services B.V., werd veroordeeld tot betaling van achterstallig salaris en vakantiegeld van [persoon A]. De kern van de vordering was de vraag of Alpha de werkgever van [persoon A] was. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen, omdat de bewindvoerder onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat Alpha de werkgever is van [persoon A].

De achtergrond van de vordering is dat [persoon A] op 1 juli 2020 in dienst is getreden bij Bens Climate Services B.V. Na het niet ontvangen van salaris heeft de bewindvoerder een kort geding aangespannen tegen Bens, waarbij Bens is veroordeeld tot betaling van achterstallig salaris. In het huidige kort geding vordert de bewindvoerder nu hetzelfde van Alpha, die wordt bestuurd door dezelfde personen als Bens. De kantonrechter oordeelt dat de bewindvoerder niet voldoende heeft onderbouwd dat er een arbeidsovereenkomst met Alpha is ontstaan, en dat het niet mogelijk is om voor dezelfde arbeid twee werkgevers te hebben.

De kantonrechter concludeert dat de bewindvoerder ook niet heeft aangetoond dat de arbeidsovereenkomst met Bens is overgegaan op Alpha, en dat het beroep op ongerechtvaardigde verrijking niet voldoende is onderbouwd. De bewindvoerder wordt veroordeeld in de proceskosten, die aan de kant van Alpha zijn begroot op € 678,00. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11149376 VV EXPL 24-296
datum uitspraak: 29 augustus 2024
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser] h.o.d.n. [handelsnaam], in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van
[persoon A],
kantoorhoudende te Spijkenisse,
eiser,
gemachtigde: mr. L.A. Alderlieste, advocaat te Rotterdam,
tegen
ALPHA CLIMATE SERVICES B.V.,
gevestigd te Hoogvliet Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R.H. Steensma, advocaat te Rotterdam.
Partijen worden hierna ‘de bewindvoerder’ en ‘Alpha’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 13 juni 2024, met bijlagen;
  • de brief van 17 juli 2024 van mr. Steensma, met bijlagen;
  • de spreekaantekeningen van mr. Steensma.
1.2.
Op 19 juli 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig:
  • [persoon A] met mr. Alderlieste;
  • [persoon B] (indirect bestuurder) namens Alpha met mr. Steensma.
1.3.
De zaak is aangehouden voor overleg tussen partijen. Bij brief van 19 augustus 2024 heeft mr. Steensma laten weten dat partijen geen schikking hebben weten te treffen. De kantonrechter heeft vervolgens bepaald dat vonnis zal worden gewezen, waarvan de uitspraak op vandaag is bepaald.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
De bewindvoerder vordert dat Alpha wordt veroordeeld, al dan niet hoofdelijk met Bens Climate Services B.V., om (achterstallig) salaris en vakantiegeld van [persoon A] te betalen. De bewindvoerder stelt dat Alpha de werkgever is van [persoon A] , maar Alpha is het daar niet mee eens. De kantonrechter wijst de vordering af. Hierna wordt de beslissing toegelicht.
De achtergrond van de vordering
2.2.
[persoon A] is op 1 juli 2020 in dienst getreden bij Bens Climate Services B.V. (hierna: Bens). Nadat hij geen salaris meer kreeg, is de bewindvoerder een kort geding gestart tegen Bens. Bij vonnis van 17 mei 2024 is Bens veroordeeld om achterstallig salaris van [persoon A] te betalen met wettelijke verhoging, rente en kosten en om het salaris van [persoon A] vanaf april 2024 door te betalen totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd. De bewindvoerder heeft daarna geprobeerd beslag te laten leggen onder Bens, maar dat heeft geen doel getroffen. In het onderhavige kort geding tegen Alpha vordert [persoon A] vrijwel hetzelfde als in het kort geding tegen Bens, maar dan nu van Alpha. Deze onderneming wordt bestuurd door de heren [persoon C] en [persoon D] , die ook de bestuurders zijn van Bens. [persoon A] heeft na zijn indiensttreding bij Bens ook werkzaamheden uitgevoerd voor (de rechtsvoorganger van) Alpha en stelt zich nu op het standpunt dat Alpha feitelijk zijn werkgever is en daarom zijn salaris moet betalen.
Het toetsingskader in kort geding
2.3.
Een vordering in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de vordering in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat de bewindvoerder heeft bij toewijzing van de vordering worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor Alpha als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
Is Alpha de werkgever van [persoon A] ?
2.4.
De vordering wordt afgewezen, omdat onvoldoende aannemelijk is dat die in een bodemprocedure wordt toegewezen. De bewindvoerder heeft namelijk onvoldoende aannemelijk gemaakt dat Alpha de werkgever is van [persoon A] . Dat oordeel wordt hierna verder toegelicht.
2.4.1.
Het is niet helemaal duidelijk of de bewindvoerder bedoelt dat Bens én Alpha werkgevers zijn van [persoon A] , of dat van meet af aan Alpha de werkgever is in plaats van Bens of dat in de loop van de tijd de arbeidsovereenkomst met Bens is overgegaan op Alpha. Wat daar ook van zij, geen van die stellingen is voldoende onderbouwd.
2.4.2.
Het is onmogelijk om op hetzelfde moment voor dezelfde arbeid twee werkgevers te hebben. Slechts één daarvan kan feitelijk de werkgever zijn. De bewindvoerder heeft onvoldoende onderbouwd dat Alpha (en dus niet Bens) feitelijk de werkgever is van [persoon A] . Het enige dat in die richting kan wijzen, is de stelling dat [persoon A] vanaf het begin van zijn indiensttreding bij Bens (óók) werkzaamheden heeft verricht voor (de rechtsvoorganger van) Alpha, dat hij vanaf december 2023 alleen nog werkzaamheden heeft verricht voor Alpha en de overgelegde mails met klantcontact van [persoon A] namens (de rechtsvoorganger van) Alpha. Echter, dat alléén is, afgezet tegen de schriftelijke arbeidsovereenkomst met Bens, de salarisbetalingen en salarisstroken van Bens, het feit dat [persoon A] zowel voor Bens als voor Alpha werkzaamheden heeft uitgevoerd en het feit dat de bewindvoerder in eerste instantie alleen Bens in kort geding heeft gedagvaard, onvoldoende om aan te nemen dat een arbeidsovereenkomst is ontstaan met Alpha. Bovendien heeft Alpha de stelling van de bewindvoerder over het uitvoeren van werkzaamheden voor Alpha betwist en aangevoerd dat die slechts incidenteel waren. De kantonrechter kan daarom niet uitgaan van de juistheid van de stelling van de bewindvoerder.
2.4.3.
De bewindvoerder heeft onvoldoende onderbouwd dat de arbeidsovereenkomst met Bens is overgegaan op Alpha. Een schriftelijke arbeidsovereenkomst met de één kan niet zomaar geruisloos overgaan op een ander waarbij niemand weet op welk moment dat zou zijn gebeurd. De rechtszekerheid verzet zich daartegen. [1] Een arbeidsovereenkomst kan wel overgaan bij een overgang van een onderneming zoals bedoeld in artikel 7:662 e.v. BW, maar dat daarvan sprake is, heeft de bewindvoerder onvoldoende onderbouwd. De bewindvoerder heeft weliswaar gewezen op de e-mailberichten van 7 februari 2024 en
8 april 2024, maar daaruit kan niet worden afgeleid dat Alpha activiteiten van Bens heeft overgenomen in de zin van artikel 7:662 e.v. BW. In de mail van 7 februari 2024 staat alleen dat [persoon A] “de nieuwe bedrijfsgegevens” doorstuurt aan een klant en in de mail van 8 april 2024 van [persoon A] aan een klant van Bens is te lezen dat Alpha een project van Bens overneemt. Alpha heeft tijdens de zitting toegelicht dat dit specifieke project bij wijze van oplossing werd overgenomen door Alpha vanwege planningsproblemen bij Bens en een anders boze klant. In de mail van 8 april 2024 wordt inderdaad aan planningsproblematiek gerefereerd als reden voor overname van het project. De bewindvoerder heeft dan wel gesteld dat de heren Benseamar tijdens de zitting in het eerdere kort geding hebben gezegd dat alle activiteiten van Bens worden overgedragen aan Alpha, maar Alpha betwist dat. Van de juistheid van de stelling van de bewindvoerder kan daarom niet worden uitgegaan. Daarbij komt dat uit de stelling van de bewindvoerder niet kan worden afgeleid of er al sprake is van een overname van activiteiten en zo ja, wanneer dat dan is gebeurd volgens hem.
2.5.
Het beroep op ongerechtvaardigde verrijking is onvoldoende onderbouwd. De enkele stelling dat Alpha ten koste van [persoon A] is verrijkt kan niet leiden tot toewijzing van de vordering. Alpha heeft aangevoerd dat de inzet van [persoon A] bij Alpha door Alpha aan Bens moet worden betaald en dat die inzet is gerechtvaardigd door de overeenkomst tussen Alpha en Bens. De bewindvoerder heeft daar verder niets tegenin gebracht.
De bewindvoerder moet de proceskosten betalen
2.6.
De bewindvoerder moet de proceskosten betalen, omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van Alpha op € 543,00 aan salaris voor de gemachtigde en € 135,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 678,00. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.7.
Dit vonnis wordt wat de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 258 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt de bewindvoerder in de proceskosten, die aan de kant van Alpha worden begroot op € 678,00;
3.3.
verklaart dit vonnis wat de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
34286

Voetnoten

1.Vgl. HR 5 april 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD8186, JAR 2002/100