ECLI:NL:RBROT:2024:8108
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.G.L. de Vette
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening n.a.v. woningsluiting op grond van de Opiumwet
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 augustus 2024 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in verband met de sluiting van een woning op grond van de Opiumwet. De burgemeester van Rotterdam had op 25 juli 2024 besloten om de woning van verzoeker voor drie maanden te sluiten, omdat er in de woning 1,5 gram amfetamine was aangetroffen en er meerdere meldingen waren gedaan over drugshandel en overlast vanuit de woning. Verzoeker, die huurder en bewoner van de woning is, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening om de sluiting te voorkomen totdat er op zijn bezwaarschrift was beslist.
De voorzieningenrechter heeft de zaak op 15 augustus 2024 behandeld. Tijdens de zitting waren de gemachtigden van verzoeker, de burgemeester en de woningcorporatie aanwezig. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is en heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld. Uit de bestuurlijke rapportage bleek dat er een ernstig vermoeden bestond van drugshandel vanuit de woning, wat werd ondersteund door observaties van de politie en verklaringen van getuigen. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat de aangetroffen drugs voor eigen gebruik waren en dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de sluiting van de woning noodzakelijk was om de openbare orde te beschermen, gezien de ernst van de overtredingen en de ligging van de woning in een kwetsbare wijk. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, waardoor de sluiting van de woning voor de duur van drie maanden kon doorgaan. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.