ECLI:NL:RBROT:2024:8108

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2024
Publicatiedatum
28 augustus 2024
Zaaknummer
ROT 24/7485
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.G.L. de Vette
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening n.a.v. woningsluiting op grond van de Opiumwet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 augustus 2024 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in verband met de sluiting van een woning op grond van de Opiumwet. De burgemeester van Rotterdam had op 25 juli 2024 besloten om de woning van verzoeker voor drie maanden te sluiten, omdat er in de woning 1,5 gram amfetamine was aangetroffen en er meerdere meldingen waren gedaan over drugshandel en overlast vanuit de woning. Verzoeker, die huurder en bewoner van de woning is, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening om de sluiting te voorkomen totdat er op zijn bezwaarschrift was beslist.

De voorzieningenrechter heeft de zaak op 15 augustus 2024 behandeld. Tijdens de zitting waren de gemachtigden van verzoeker, de burgemeester en de woningcorporatie aanwezig. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is en heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld. Uit de bestuurlijke rapportage bleek dat er een ernstig vermoeden bestond van drugshandel vanuit de woning, wat werd ondersteund door observaties van de politie en verklaringen van getuigen. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat de aangetroffen drugs voor eigen gebruik waren en dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten.

De voorzieningenrechter concludeerde dat de sluiting van de woning noodzakelijk was om de openbare orde te beschermen, gezien de ernst van de overtredingen en de ligging van de woning in een kwetsbare wijk. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, waardoor de sluiting van de woning voor de duur van drie maanden kon doorgaan. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/7485

uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 augustus 2024 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [plaatsnaam], verzoeker

(gemachtigde: mr. J. Verheij),
en

de burgemeester van Rotterdam, de burgemeester

(gemachtigden: mr. R. Duivenvoorde en mr. R. Aghabalazadeh).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Stichting Woonstad Rotterdam uit Rotterdam, de woningcorporatie
(gemachtigde: [naam 1]).

Inleiding

1. Met het bestreden besluit van 25 juli 2024 heeft de burgemeester bepaald dat de woning van verzoeker aan [adres] (de woning) moet worden gesloten voor drie maanden vanwege een overtreding van de Opiumwet. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 15 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoeker, de gemachtigden van de burgemeester en de gemachtigde van de woningcorporatie.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Waar gaat deze zaak over?
3. Verzoeker is huurder en bewoner van de woning. De woningcorporatie is de eigenaar en verhuurder van de woning. De woning is een appartement gelegen op de eerste verdieping, aan de rechterzijde van het pand.
4. Uit de bestuurlijke rapportage van 17 juni 2024 en de daarbij behorende onderzoeksbevindingen van 29 februari 2024 blijkt het volgende.
Verzoeker staat als enige ingeschreven op het adres van de woning. Op 9 mei 2023 heeft de woningcorporatie een melding bij de politie gemaakt, inhoudende dat bewoners vermoeden dat de bewoner van de woning in verdovende middelen handelt. Verder ontving de politie verschillende meldingen dat naast de hoofdbewoner ook een andere, vermoedelijk Marokkaanse, man op het adres woont. Uit verschillende meldingen die bij de wijkagent zijn gemaakt, is gebleken dat er veel in- en uitloop is op het adres van de woning, onder meer in de nachtelijke uren.
Op 31 mei 2023 heeft de wijkagent in de woning met verzoeker gesproken. Verzoeker verklaarde dat [naam 2] al een tijd bij hem inwoont. De wijkagent zag op verschillende tafels in de woonkamer aluminiumfolie liggen met zwarte vlekken erop. Daarnaast zag hij meerdere basepijpen op de tafels liggen. Dit zijn attributen om verdovende middelen mee toe te dienen.
Op 20 juni 2023 kreeg de wijkagent een melding dat vanuit een portiek van de nummers 11 tot en met 19 aan de [straatnaam 1] in verdovende middelen werd gehandeld. De wijkagent kreeg foto’s van een vermoedelijke dealer toegestuurd. De wijkagent herkende de man op de foto als [naam 2] Uit de meldingen bleek dat de hele dag door korte bezoeken door drugsverslaafden werden gedaan.
Op 10 september 2023 heeft de politie een anonieme melding ontvangen dat verzoeker drugs vanuit de woning en op straat in en rondom Rotterdam verkoopt. Diezelfde dag kreeg de wijkagent een melding van de woningcorporatie dat bewoners van de [straatnaam 1] in de periode van 2 september tot en met 10 september 2023 in totaal vijf meldingen hadden gemaakt van het dealen van drugs door de bewoner van de woning. Deze drugsoverdrachten zouden hebben plaatsgevonden in de omgeving van de woning.
Op 11 maart 2024 kreeg de politie een melding dat in de omgeving van de [straatnaam 1]
gedeald zou worden. Ter hoogte van de woning trof de politie onder meer [naam 2] aan. Hij voldeed aan het opgegeven signalement van de dealer. [naam 2] is ter plaatse gefouilleerd, maar er zijn geen verdovende middelen bij hem aangetroffen. [naam 2] had wel 70 euro aan contant geld bij zich. De politie vermoedt dat dit geld afkomstig is van de handel in verdovende middelen. De twee personen die bij B. stonden zijn bij de politie ambtshalve bekend als drugsgebruikers.
Op 27 maart 2024 zagen politiemedewerkers twee drugsverslaafden op de [straatnaam 1]
ter hoogte van de woning. Eén van de twee personen schreeuwde hard naar boven, waarna het raam van de woning werd geopend. De twee drugsverslaafden liepen vervolgens weg in de richting van de [straatnaam 2]. Daarna liep [naam 2] de portiekdeur van de woning uit in de richting van de [straatnaam 2]. Hij maakte contact met de twee drugsverslaafden die in de [straatnaam 2] stonden te wachten. Na ongeveer 15 seconden liep [naam 2] weer terug en ging hij de portiek van de woning in. Kort daarna zagen de politiemedewerkers dat één van de twee drugsverslaafden op het trottoir ging zitten en zichzelf verdovende middelen toediende middels een basepijp. Gelet op het voorgaande vermoedt de politie dat de verdovende middelen zijn gekocht bij [naam 2]
Op 5 april 2024 zagen politiemedewerkers [naam 2] uit de woning komen. Op [straatnaam 3] maakte hij contact met een aantal drugsverslaafden. Kort daarna liep hij samen met één van de drugsverslaafden in de richting van de [straatnaam 1]. Zij namen samen plaats in een portiek en er werd iets overgedragen. Hierop zijn zij allebei weggelopen. De drugsverslaafde is in een portiek op [straatnaam 3] gaan zitten. Zij is enige momenten later door politiemedewerkers aangehouden. Zij verklaarde dat ze zojuist drugs had gekocht van een Turkse man, in een zijstraat van de kruising waar de Turkse man in de buurt zou wonen. Naar aanleiding van het voorgaande vermoedt de politie dat [naam 2] de verdovende middelen heeft verkocht aan de aangehouden drugsverslaafde.
Op 16 mei 2024 zagen politiemedewerkers dat een drugsverslaafde de portiek van de woning inliep. Na circa 5 minuten kwam hij weer naar buiten lopen. Hij is vervolgens staande gehouden en gefouilleerd. De man bleek vijf zakjes cocaïne, twee zakjes heroïne en 2,5 XTC pil bij zich te hebben. Hij verklaarde dat hij de verdovende middelen op de [straatnaam 1] had gekocht. Via de applicatie Google Street View wees hij de portiek aan van huisnummers 11 tot en met 19. Hij verklaarde dat hij daar op de eerste verdieping de rechterdeur was ingegaan. Daar zouden een Antilliaan en een Marokkaan wonen die al heel lang bevriend zouden zijn. De Marokkaanse man zou volgens hem dealen. De Marokkaan zou volgens hem normaal gesproken naar buiten komen om zijn drugs te verkopen, maar vandaag moest hij naar binnen komen voor zijn drugs. Hij moest voor de deur twee woorden roepen naar het raam en vervolgens werd de portiekdeur opengedaan.
Op grond van bovenstaande informatie is een ernstig vermoeden ontstaan van het handelen in verdovende middelen vanuit de woning. De politie heeft de woning daarom op 17 mei 2024 op grond van de Opiumwet betreden. In de woning waren in totaal drie personen aanwezig, waaronder verzoeker en [naam 2] Met toestemming van verzoeker heeft de politie zoekend rondgekeken in de woning. In de woning is het volgende aangetroffen:
- In slaapkamer 1 zijn op de grond meerdere lege gripzakjes aangetroffen.
- In slaapkamer 2 is op een gasfornuis een gripzakje met een bruine substantie aangetroffen. Daarnaast is in een tasje dat op het gasfornuis lag een plastic zakje aangetroffen met de tekst Space. Hier zat een roze poederachtige substantie in. Uit onderzoek van de forensische opsporing is gebleken dat het om 0,3 gram suiker/bakmix en om 1,5 gram amfetamine ging.
- In de woonkamer is in een handtas een stapel lege gripzakjes aangetroffen. Op de eettafel stond een kleine weegschaal van ongeveer 15 centimeter breed en 10 centimeter lang.
- In een keukenlade lagen meerdere buisjes. Deze buisjes zijn de politie ambtshalve bekend als basepijpjes, die worden gebruikt voor het roken van crack.
Uit de politiesystemen komt naar voren dat zowel verzoeker als [naam 2] een groot aantal antecedenten heeft, waaronder op het gebied van de Opiumwet en/of de Wet wapens en munitie. De derde persoon die in de woning aanwezig was staat in de politiesystemen bekend als harddrugsgebruiker.
Rondom de [straatnaam 1] zijn diverse instellingen gevestigd, zoals een locatie van
Stichting Ontmoeting, een woon- en opvanglocatie van het Centrum Voor Dienstverlening en een dagactiviteitencentrum van Antes. Verder is in de buurt een zwembad gevestigd, waar veel kinderen komen. Daarnaast is in de omgeving van de woning een aantal basis- en
middelbare scholen gevestigd. In de omgeving van de woning bevinden zich bewoners,
scholieren, drugsverslaafden en kwetsbare hulpbehoevenden. Verder kent de wijk waar de
woning in gelegen is een grote historie van drugsoverlast en daaraan gerelateerde
criminaliteit.
De politie maakt zich ernstige zorgen om de woning, nu uit bevindingen is gebleken dat
stelselmatig in en vanuit de woning in drugs wordt gehandeld. Dit trekt 24 uur per dag
drugsgebruikers aan.
.
Verder vermeldt een brief van de rayondirecteur van het gebied Noord Binnen de Ring, dat de woning is gelegen in de wijk Middelland, gebied Delfshaven. Zowel de wijk als het gebied scoort op het gebied van veiligheid onder het stedelijke gemiddelde. De woning staat bij de expert wonen van het gebied bekend als overlastadres en wordt besproken in het casusoverleg met ketenpartners.
5. Naar aanleiding van deze bevindingen uit de bestuurlijke rapportage heeft de burgemeester op 24 juni 2024 zijn voornemen kenbaar gemaakt om de woning te sluiten en verzoeker en de woningcorporatie in de gelegenheid gesteld hun zienswijze kenbaar te maken. Verzoeker en de woningcorporatie hebben hiervan gebruik gemaakt.
6. De burgemeester heeft vervolgens bij het bestreden besluit besloten de woning te sluiten voor de duur van drie maanden. Verzoeker is het daar niet mee eens. Hij wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat de woning open blijft, totdat er is beslist op zijn bezwaarschrift. De burgemeester heeft toegezegd dat de woning open mag blijven tot de uitspraak van de voorzieningenrechter.
Is er sprake van een spoedeisend belang?
7. Dat er een spoedeisend belang is, is niet in geschil. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding hier anders over te oordelen en zal daarom deze zaak inhoudelijk beoordelen.
Wat vindt de voorzieningenrechter van deze zaak?
Wat is het beoordelingskader?
8. De voorzieningenrechter kijkt of het bezwaarschrift van verzoeker kans van slagen heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
8.1.
Op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot sluiting van een woning als in dat pand softdrugs en/of harddrugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt of als de softdrugs en/of harddrugs met dat doel aanwezig zijn. De burgemeester legt dan een last onder bestuursdwang op. De burgemeester beschikt bij de uitoefening van die bevoegdheid over beleidsruimte. Het is aan de bestuursrechter om te toetsen of de burgemeester na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid daartoe heeft kunnen besluiten. [1]
8.2.
De burgemeester voert beleid om de handel in drugs in Rotterdam tegen te gaan. Dit beleid staat in de Beleidslijn bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet Rotterdam 2022. In dit beleid staat in welke gevallen de burgemeester in principe overgaat tot sluiting van een woning. Er is onder meer in opgenomen dat bij een ernstig geval in beginsel wordt overgegaan tot het sluiten van de woning, maar dat alle belangen van betrokkenen worden meegenomen in de beoordeling of, ook in een ernstig geval, toch kan worden volstaan met een waarschuwing. Daarbij wordt rekening gehouden met verschillende in het beleid omschreven omstandigheden.
Was de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten?
9. Volgens vaste rechtspraak is bij de aanwezigheid van een hoeveelheid drugs in een pand die groter is dan een hoeveelheid voor eigen gebruik, in beginsel aannemelijk dat die drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking. Het ligt in dat geval op de weg van verzoeker om het tegendeel aannemelijk te maken. [2]
9.1.
Niet in geschil is dat in de woning 1,5 gram (netto) amfetamine is aangetroffen. Dit is een middel als bedoeld in lijst I. Verzoeker voert aan dat de aangetroffen drugs voor eigen gebruik van [naam 2] waren, die bij hem inwoont. Verzoeker heeft een verklaring overgelegd van [naam 2] van 31 juli 2024 waarin hij verklaart dat de in de woning aangetroffen poeder en speed van hem zijn. Verzoeker heeft aangevoerd dat de verklaringen over drugshandel, zoals deze blijken uit de bestuurlijke rapportage, onbetrouwbaar zijn.
9.2.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat de aangetroffen drugs (geheel) voor eigen gebruik van [naam 2] was. De verklaring van [naam 2] is daartoe onvoldoende.
De bestuurlijke rapportage is op 29 februari 2024 naar waarheid opgemaakt op basis van op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal, politiemutaties en openbare bronnen. Verzoeker heeft niet onderbouwd met (een begin van) bewijs waarom de verklaringen over drugshandel volgens hem onbetrouwbaar zijn. De voorzieningenrechter ziet daarom geen reden voor het oordeel dat niet kan worden uitgegaan van de bevindingen en verklaringen in bestuurlijke rapportage.
9.2.2.
Gelet op de meldingen en bevindingen voorafgaand aan de doorzoeking van de woning (zie hiervoor onder 4) is het naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat deze drugs slechts aanwezig waren voor eigen gebruik van [naam 2] Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat voorafgaand aan de doorzoeking over een langere periode, namelijk vanaf 9 mei 2023, meerdere meldingen bij de politie en woningcorporatie zijn binnengekomen over drugshandel en overlast in en vanuit de woning en dat uit observaties van politiemedewerkers en verklaringen van verslaafden volgt dat er in en vanuit de woning drugs werden verhandeld. De burgemeester was daarom in beginsel bevoegd om de woning te sluiten.
Is er een noodzaak om de woning te sluiten?
10. Als de burgemeester bevoegd is om een woning te sluiten, is de volgende vraag of er ook noodzaak is om een pand te sluiten. Daarbij is van belang of de burgemeester met een minder ingrijpend middel dan een sluiting had kunnen en moeten volstaan omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. [3] Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding wordt beoordeeld of sluiting noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde. [4] Daarbij gaat het om de vraag of vanuit de woning werd gehandeld, maar ook om andere omstandigheden, zoals de ligging van een pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk.
10.1.
Verzoeker voert aan dat niet in of vanuit de woning in drugs werd gehandeld. Niet blijkt dat de woning bekend is in het criminele circuit en er is geen loop op het pand. De drugs waren slechts voor eigen gebruik van [naam 2] Ter zitting is namens verzoeker toegelicht dat de verklaringen die drugsgebruikers volgens de bestuurlijke rapportage zouden hebben afgelegd volgens hem onbetrouwbaar zijn. Uit het feit dat de woning pas drie maanden na het aantreffen van de drugs wordt gesloten, blijkt volgens verzoeker ook dat er geen noodzaak is om de woning te sluiten. De burgemeester had kunnen en moeten volstaan met een waarschuwing.
10.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester zich in het besluit op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat er een noodzaak was tot sluiting van de woning. De burgemeester was niet gehouden om met een minder ingrijpend middel te volstaan. Zoals hiervoor onder 9.2.1. overwogen, heeft de burgemeester daarbij uit kunnen gaan van de bevindingen en verklaringen zoals deze blijken uit de bestuurlijke rapportage.. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat er sinds 9 mei 2023 meldingen bij de politie en de woningcorporatie zijn gemaakt waarbij de strekking van de meldingen is dat dat de bewoner van de woning in en/of rondom de woning in drugs handelt en dat er veel in- en uitloop van drugsverslaafden is, onder meer in de nachtelijke uren. Op 11 maart, 27 maart, 5 april en 16 mei 2024 heeft de politie waarnemingen gedaan die duiden op drugshandel vanuit de woning. Bij de waarneming van 16 mei 2024 is een drugsverslaafde aangehouden die de portiek van de woning was ingelopen en de portiek na vijf minuten had verlaten. Hij bleek vijf zakjes cocaïne, twee zakjes heroïne en 2,5 XTC-pil bij zich te hebben. Uit de verklaring van de drugsverslaafde kan worden afgeleid dat hij deze verschillende soorten harddrugs in de woning heeft gekocht. Ook tijdens de doorzoeking werd een man in de woning aangetroffen die in de politiesystemen bekend staat als harddrugsgebruiker. Verder zijn naast de handelshoeveelheid harddrugs ook attributen aangetroffen in de woning die duiden op drugshandel zoals een weegschaaltje en gripzakjes. Daarnaast is de woning gelegen in een zeer kwetsbare wijk die gelegen is in een kwetsbaar gebied. Zowel de wijk als het gebied scoort op het gebied van veiligheid onder het stedelijke gemiddelde. De burgemeester vermeldt in het besluit dat het gebied ook is aangewezen als veiligheidsrisicogebied en dat rondom de straat waarin de woning is gelegen diverse instellingen zijn gevestigd waar drugsverslaafden en/of kwetsbare hulpbehoevenden zich bevinden. De woning staat bij de expert wonen (van de gemeente Rotterdam) van het gebied bekend als overlastadres en deze woning wordt besproken in het casusoverleg met ketenpartners. Ook heeft verzoeker een groot aantal antecedenten, waaronder op het gebied van de Opiumwet. Ook [naam 2] heeft een groot aantal antecedenten, waaronder op het gebied van de Wet wapens en munitie. Gelet op het voorgaande, heeft de burgemeester zich op het standpunt kunnen en mogen stellen dat sprake is van een ernstig geval als bedoeld in zijn beleid en aannemelijk mogen achten dat de drugs deels of geheel bestemd waren voor verkoop, aflevering of verstrekking. Ook heeft de burgemeester zich op het standpunt kunnen en mogen stellen dat de woning bekend was binnen de keten van drugshandel en dat de woning bekend was in het criminele circuit en dat daarom sprake is van een groot gevaar voor de openbare orde en een aantasting van het woon- en leefklimaat. Verder bestaat in het tijdsverloop tussen de vondst van de drugs en datum van sluiting geen aanleiding voor het oordeel dat de noodzaak voor sluiting ontbrak. De doorzoeking van de woning was op 17 mei 2024 en het besluit tot sluiting dateert van 25 juli 2024. Dat is geen onredelijk lange periode. [5]
Is de sluiting van de woning evenwichtig?
11. Als de burgemeester zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de sluiting van de woning noodzakelijk is, komt de vraag aan de orde of de sluiting ook evenwichtig is. Er moet evenwicht zijn tussen de bescherming van het algemeen belang, in dit geval de bescherming of het herstel van de openbare orde en de woon- en leefomgeving, en de te respecteren grondrechten van verzoekers. Of de sluiting evenwichtig is, hangt af van verschillende omstandigheden. De duur van de sluiting moet evenwichtig zijn, ook als de burgemeester daarin zijn eigen beleid heeft gevolgd. Of de sluiting evenwichtig is, hangt ook af van de (mate van) verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, of er een bijzondere binding met de woning is en de mogelijkheid om weer van de woning gebruik te kunnen maken. De gevolgen van de sluiting worden afgewogen tegen de omstandigheden die maken dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig. [6]
11.1.
Verzoeker voert aan dat de sluiting van de woning onevenredige gevolgen voor hem heeft en dat de burgemeester onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn persoonlijke belangen. Verzoeker zal door de sluiting dakloos raken en heeft geen netwerk waar hij terecht kan. ter zitting is besproken dat hij 60 jaar is en dat hij een beetje slecht ter been is. Ook past hij eens in de twee weken op als oppas-opa.
11.2.
Inherent aan een sluiting van een woning is dat een bewoner de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. Dat verzoeker gebonden is aan deze specifieke woning vanwege medische redenen of vanwege het oppassen, blijkt niet. De burgemeester heeft kunnen en mogen meewegen dat verzoeker als huurder van de woning een verwijt kan worden gemaakt. De drugs en attributen lagen openlijk in de woning. Verzoeker heeft zelf toegestaan dat er een handelshoeveelheid harddrugs in de woning aanwezig was en dat er in of vanuit de woning kon worden gehandeld in drugs met alle overlast van dien. Gelet hierop zijn de mogelijke gevolgen van de sluiting (buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst en een eventuele plaatsing op de zwarte lijst), in het geval van verzoeker niet onaanvaardbaar.. Ook anderszins is de voorzieningenrechter niet gebleken van een bijzondere omstandigheid op grond waarvan de burgemeester niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.

Conclusie en gevolgen

12. Uit het voorgaande volgt dat in bezwaar het bestreden besluit naar verwachting in stand kan blijven, zodat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af. Dat betekent dat de burgemeester de woning van verzoeker mag sluiten voor de duur van drie maanden. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.L. de Vette, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.I. van der Hoek, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
22 augustus 2024.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 6 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2243.
2.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 11 december 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2362.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285.
4.Zie de uitspraken van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1916 en ECLI:NL:RVS:2022:1910.
5.Zie bijvoorbeeld ook de uitspaak van de Afdeling van 22 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1139.
6.Zie de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1910.