ECLI:NL:RBROT:2024:7594

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 augustus 2024
Publicatiedatum
19 augustus 2024
Zaaknummer
ROT 23/7702
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking bijstandsuitkering wegens schending medewerkingsplicht

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de intrekking van haar bijstandsuitkering per 12 juli 2023. Eiseres ontving sinds 30 december 2019 een uitkering op grond van de Participatiewet (Pw). Naar aanleiding van een melding dat eiseres zou samenwonen met de vader van haar jongste kind, is verweerder een rechtmatigheidsonderzoek gestart. Dit onderzoek omvatte dossieronderzoek, internetonderzoek, en het opvragen van informatie bij nutsbedrijven en verhuurders. Eiseres werd uitgenodigd voor gesprekken, maar verscheen niet altijd, wat leidde tot opschorting van haar bijstandsrecht.

Tijdens een gesprek op 12 juli 2023 werd eiseres geconfronteerd met onderzoeksbevindingen, maar zij weigerde verder te praten. Verweerder concludeerde dat eiseres haar medewerkingsverplichting had geschonden, wat leidde tot de intrekking van haar bijstandsuitkering. Eiseres betwistte de intrekking en stelde dat verweerder over voldoende informatie beschikte om haar recht op bijstand vast te stellen. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder aannemelijk had gemaakt dat aan de voorwaarden voor intrekking was voldaan, en dat eiseres onvoldoende had meegewerkt aan het onderzoek.

De rechtbank concludeerde dat de intrekking van de bijstandsuitkering rechtmatig was, omdat eiseres niet had voldaan aan haar medewerkingsverplichting. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk kreeg en geen vergoeding van proceskosten ontving. De uitspraak benadrukt het belang van medewerking aan onderzoeken door bijstandverlenende instanties en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/7702

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. el Idrissi),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. W. Breure).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de intrekking van haar bijstandsuitkering per 12 juli 2023.
2. De rechtbank heeft het beroep op 20 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

De feiten
3. Eiseres ontving sinds 30 december 2019 een uitkering op grond van de Participatiewet (Pw). Naar aanleiding van een melding dat eiseres zou samenwonen met de vader van haar jongste kind, [naam] ( [naam] ), is verweerder een rechtmatigheidsonderzoek gestart. In het kader van dit onderzoek heeft dossieronderzoek plaatsgevonden en is onderzoek gedaan op internet. Daarnaast heeft verweerder informatie opgevraagd bij de nutsbedrijven en bij de verhuurders van de woning van eiseres en de woning van [naam] . Verder zijn er waarnemingen verricht bij beide woningen.
4. Naar aanleiding van de onderzoeksbevindingen is eiseres uitgenodigd voor een gesprek op 26 juni 2023. Eiseres is toen niet verschenen. Verweerder heeft daarom het recht op bijstand opgeschort per 26 juni 2023 en eiseres opnieuw voor een gesprek uitgenodigd, op 4 juli 2023. Op die dag is eiseres wel op het gesprek verschenen, maar toen kon het gesprek niet worden afgerond omdat eiseres op tijd thuis moest zijn voor haar kinderen. Tijdens een nieuw gesprek op 12 juli 2023 is eiseres geconfronteerd met de onderzoeksbevindingen, waaronder de verrichte waarnemingen. Eiseres heeft toen aangegeven niet meer met verweerder in gesprek te willen gaan. Ook na een geboden hersteltermijn van tien minuten heeft eiseres verklaard niet verder te willen praten. Verweerder heeft vervolgens de bijstand van eiseres ingetrokken per 12 juli 2023 omdat het recht op bijstand niet (meer) kan worden vastgesteld.
Het bestreden besluit
5. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiseres haar medewerkingsverplichting heeft geschonden en dat daardoor het recht op bijstand niet meer kan worden vastgesteld.
Het wettelijk kader
6. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage die bij deze uitspraak hoort.
Het betoog van eiseres
7. Eiseres voert aan dat verweerder haar uitkering ten onrechte heeft ingetrokken. Zij stelt dat verweerder beschikte over alle relevante en noodzakelijke informatie om haar recht op bijstand te kunnen vaststellen en zij alle noodzakelijke medewerking heeft verleend. Dat zij heeft geweigerd vragen te beantwoorden kan niet worden bestempeld als het niet voldoen aan de medewerkingsverplichting en is daarom geen grond voor het intrekken van de bijstandsuitkering. Het onderzoek was al afgerond en uit dit onderzoek bleek dat er geen sprake was van een gezamenlijke huishouding. Volgens eiseres had een nader gesprek ook geen toegevoegde waarde. Dat eiseres en [naam] verschillend hebben verklaard, doet volgens eiseres niets af aan haar verklaringen. Eiseres betwist ook dat sprake is van een gezamenlijke huishouding met [naam] . Eiseres betoogt verder dat er een zwaarwegend belang is om de intrekking van haar bijstandsuitkering ongedaan te maken. Zij wijst er daarbij op dat zij een alleenstaande moeder is die de zorg heeft voor haar drie kinderen.
Het oordeel van de rechtbank
8. Intrekking van het recht op bijstand is een voor de betrokkene belastend besluit. Daarom rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan in beginsel op de bijstandverlenende instantie. Dit betekent dat de bijstandverlenende instantie de nodige kennis over de relevante feiten moet verzamelen. [1] Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat aan de voorwaarden voor intrekking van het recht op bijstand is voldaan.
9. Verweerder had op basis van de bevindingen van het rechtmatigheidsonderzoek gerechtvaardigde twijfel over de juistheid van de informatie die eiseres over haar woon- en leefsituatie heeft verstrekt. Tijdens de waarnemingsperiode van 23 mei 2023 tot en met 26 mei 2023 is de auto van [naam] dagelijks aangetroffen in de directe nabijheid van de woning van eiseres. Daarnaast hebben eisers en [naam] verschillende verklaringen afgelegd over de aard van hun relatie en de frequentie waarmee [naam] in de woning van eiseres aanwezig is. [naam] heeft verklaard dat eiseres zijn vriendin is en dat hij ongeveer drie keer per week bij haar overnacht. Eiseres heeft verklaard dat [naam] 2 à 3 keer per week zijn kind bezoekt of ophaalt, maar dat zij geen relatie hebben en hij ook niet bij haar slaapt. Verder heeft eiseres verklaard dat zij en [naam] niets als gezin ondernemen en dat zij met haar zoontje en een neef naar Suriname is geweest, terwijl [naam] heeft verklaard dat hij met eiseres en hun zoontje naar Suriname is geweest.
10. Anders dan eiseres stelt, was het onderzoek van verweerder ten tijde van het gesprek op 12 juli 2023 nog niet afgerond. Het gesprek met eiseres maakte immers deel uit van het onderzoek. Dat de onderzoeksbevindingen tot dan toe onvoldoende grondslag boden voor de conclusie dat eiseres en [naam] een gezamenlijke huishouding voerden, maakt niet dat het onderzoek al was afgerond. Er is immers niet geconcludeerd dat geen sprake was van een gezamenlijke huishouding/gezamenlijk hoofdverblijf. Het is overigens ook niet aan eiseres om te bepalen wanneer verweerder voldoende informatie tot zijn beschikking had en het onderzoek was afgerond. Verweerder wilde eiseres nader bevragen over de aanwezigheid van de auto van [naam] in de buurt van haar woning en de tegenstrijdigheden tussen de verklaringen van haar en [naam] . Eiseres heeft door het gesprek voortijdig te beëindigen verweerder niet in de gelegenheid gesteld de nog bestaande vragen over haar woon- en leefsituatie te stellen. Daarmee heeft eiseres de op haar rustende medewerkingsverplichting geschonden. De rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 11 oktober 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2173. Verweerder heeft terecht geconcludeerd dat als gevolg van deze schending van de medewerkingsverplichting het recht op bijstand niet meer was vast te stellen.
11. Voor zover eiseres betoogt dat verweerder haar uitkering niet mocht intrekken, omdat zij geen gezamenlijke huishouding heeft gevoerd met [naam] , slaagt dit niet. De intrekking is immers niet gebaseerd op het voeren van een gezamenlijke huishouding, maar op de weigering van eiseres om het gesprek met verweerder voort te zetten.
12. Uit het voorgaande volgt dat verweerder bevoegd was het recht op bijstand met ingang van 12 juli 2023 in te trekken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder ook in redelijkheid gebruik kunnen maken van zijn bevoegdheid om de bijstandsuitkering van eiseres in te trekken. Verweerder heeft daarbij kunnen betrekken dat bijstand moet toekomen aan mensen die daar daadwerkelijk recht op hebben. Daarom is het noodzakelijk dat informatie die van belang is voor het vaststellen van het recht op bijstand wordt vertrekt. Eiseres heeft, hoewel ze is gewaarschuwd voor de mogelijke gevolgen, onvoldoende meegewerkt aan het onderzoek van verweerder. Als gevolg hiervan kon verweerder de rechtmatigheid van de bijstandsuitkering van eiseres niet vaststellen. Dit komt voor rekening en risico van eiseres. Verweerder heeft verder kunnen betrekken dat niet is gebleken dat de intrekking heeft geleid tot onaanvaardbare gevolgen.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van Spengen, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Roozeboom. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage
Participatiewet
Artikel 17, tweede lid
De belanghebbende verleent het college desgevraagd de medewerking die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.
Artikel 54, derde lid
Het college herziet een besluit tot toekenning van bijstand, dan wel trekt een besluit tot toekenning van bijstand in, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand. Onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van bijstand kan het college een besluit tot toekenning van bijstand herzien of intrekken, indien anderszins de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 21 september 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2352.