In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 augustus 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de gemeente Krimpenerwaard en [verweerder]. De gemeente heeft het verzoek ingediend op grond van disfunctioneren van [verweerder] en een verstoorde arbeidsverhouding. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 25 april 2024 ter griffie werd ontvangen, gevolgd door een mondelinge behandeling op 26 juli 2024. De gemeente heeft betoogd dat zij voldoende mogelijkheden tot verbetering heeft geboden, maar dat [verweerder] niet in staat is gebleken zijn functioneren te verbeteren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verweerder] ondanks diverse inspanningen van de gemeente gedurende een lange periode er niet in geslaagd is zijn functioneren te verbeteren. De gemeente heeft herhaaldelijk kritiek geuit op het functioneren van [verweerder] en heeft hem in de gelegenheid gesteld om aan zijn tekortkomingen te werken, maar zonder resultaat. De kantonrechter concludeert dat er sprake is van een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van disfunctioneren, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub d BW. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden per 1 oktober 2024. De verzoeken van [verweerder] tot wedertewerkstelling en tot toekenning van een billijke vergoeding zijn afgewezen. De kantonrechter heeft bepaald dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.