Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 augustus 2024 in de zaak tussen
[eiser 1], gevestigd in [plaatsnaam 1], hierna: [eiser 1],
2.
[eiser 2], uit [plaatsnaam 1], hierna: [eiser 2], en
3.
[eiser 3], uit [plaatsnaam 2], hierna [eiser 3],
tezamen: eisers,
gemachtigde: mr. A. Kwint-Ocelikova,
de burgemeester van de gemeente Zwijndrecht, verweerder,
Procedure
Het geschil
Eisers betogen dat verweerder dit besluit ten onrechte niet aan hen als belanghebbenden heeft toegestuurd. Uit de artikelen 3:41 en 5:24, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgt dat verweerder het besluit ook aan hen had moeten toesturen. Verweerder heeft onvoldoende inspanningen verricht om de huurders van de loods te achterhalen. Dit is onzorgvuldig, zodat de bezwaartermijn voor hen pas is gaan lopen toen zij dat besluit op 8 juni 2022, met de dagvaarding in de civielrechtelijke zaak, in handen kregen.
Voor zover de termijn met het toesturen van het besluit naar de eigenaresse toch is gaan lopen, is volgens eisers de termijnoverschrijding verschoonbaar. Toen zij op 18 maart 2022 door de eigenaresse op de hoogte werden gesteld van de sluiting, wisten zij niet dat dit een besluit van verweerder betrof waartegen bezwaar kon worden gemaakt. Zij dachten dat de politie dit had bepaald, omdat [eiser 3] een dag later door de politie werd verhoord over de hennepkwekerij. Volgens eisers werd de hennepkwekerij aangetroffen in een deel van de loods dat zij niet hadden gehuurd. Zij wilden na dit bericht niets meer met de locatie te maken hebben, daarom hebben zij de huurovereenkomst opgezegd en de bewoners elders gehuisvest. Hierna is op 1 april 2022 het besluit tot verdere sluiting genomen, wat zij vervolgens pas op 8 juni 2022 onder ogen hebben gekregen.
Beoordeling door de rechtbank
Kamerstukken II1993/94, 23700, nr. 3, p. 155). Door toezending aan de eigenaar in diens hoedanigheid van verhuurder van het te sluiten pand treedt naar vaste rechtspraak een besluit tot (verdere) sluiting in werking, ook al is het besluit of het voornemen daartoe niet toegestuurd aan de daarbij belanghebbende huurder van dat pand. Zie in dat verband bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 14 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:831.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
mr.M. Lammerse, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2024.
Informatie over hoger beroep
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waaropdeze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.