ECLI:NL:RBROT:2024:7245

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 augustus 2024
Publicatiedatum
5 augustus 2024
Zaaknummer
C/10/683671 / HA RK 24-718
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter en wrakingskamer niet-ontvankelijk verklaard wegens beledigende bewoordingen

Op 2 augustus 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. M.V. van Baaren, rechter in deze rechtbank. Het wrakingsverzoek werd ingediend op 26 juli 2024 en bevatte onmiskenbaar beledigende bewoordingen over de rechter, zoals 'schepsel' en beschuldigingen van ongeschiktheid. De wrakingskamer heeft geoordeeld dat de bewoordingen van de verzoeker zo beledigend zijn dat het verzoek niet in behandeling kan worden genomen. De verzoeker is een veelprocedeerder die regelmatig wrakingsverzoeken indient, vaak met beledigende taal. De wrakingskamer heeft benadrukt dat rechters en de rechtbank niet hoeven te dulden dat verzoekers zich op deze manier uitlaten.

Daarnaast heeft de verzoeker ook de wrakingskamer gewraakt, nadat zijn verzoek tegen de rechter was afgewezen. De wrakingskamer heeft geoordeeld dat dit verzoek evident misbruik van recht is, en heeft de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak. De rechtbank heeft de verzoeker erop gewezen dat hij ook zonder beledigende bewoordingen een wrakingsverzoek kan indienen, en dat het recht op een eerlijk proces niet in het geding is wanneer de wrakingskamer een verzoek niet in behandeling neemt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Wrakingskamer
zaak- en rekestnummer: C/10/683671 / HA RK 24-718
Beslissing van 2 augustus 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker],
woonplaats: [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. M.V. van Baaren,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter,
en strekkende tot wraking van
de wrakingskamer die het tegen de rechter gerichte wrakingsverzoek niet in behandeling neemt,
hierna te noemen: de wrakingskamer.

1.De beoordeling

het wrakingsverzoek tegen de rechter
1.1.
Op 26 juli 2024 heeft verzoeker per e-mail een wrakingsverzoek tegen de rechter ingediend. Dat wrakingsverzoek luidt – voor zover van belang – als volgt:

(…) omdat schepsel[de rechter]
ongeschikt is als rechter. (…) Schepsel[de rechter]
(…) Op een eerdere zitting kreeg ze kortsluiting in haar hoofd (…) Toch zal het schepsel (…) Flauwekul en passend in de Nationale Ombudsmanterminologie: gedrags- en contactgestoord (…)[De rechter]
is evident ongeschikt als rechter (…) In de zaak zelf loog het schepsel ook (…) schepsel[de rechter]
(…) Ik heb nul vertrouwen in deze (bewezen) griezel (…) Graag zsm de naam van de nieuwe rechter en niet zo'n huiljuffie (…) Functie elders voor[de rechter]
: Voor dit figuur is er vast wel ergens een kleurloos ministerie waar ze in de kelder stapels papier af kan stempelen. Ik wens haar een bij haar functioneren passende nieuwe baan toe. (…)”.
1.2.
De wrakingskamer heeft op 29 juli 2024 geoordeeld dat het tegen de rechter gerichte wrakingsverzoek van verzoeker niet in behandeling wordt genomen gezien het onmiskenbaar beledigende karakter van de bewoordingen die hierboven zijn geciteerd. Bij die beslissing heeft de wrakingskamer het volgende mede in overweging genomen.
1.3.
Verzoeker is een zogenaamde veelprocedeerder, die jaarlijks talloze (kansloze) wrakingsverzoeken indient. Die wrakingsverzoeken zijn veelal voorzien van beledigende bewoordingen richting de gewraakte rechter, de wrakingskamer en/of de rechtbank als geheel. Verzoeker is door de rechtbank aangesproken op zijn woordkeuze, maar dat heeft (nog) niet tot enige positieve verandering in de woordkeuze van verzoeker geleid. De wrakingskamer is van oordeel dat rechters, de wrakingskamer en de rechtbank niet hoeven te dulden dat verzoeker zich in zijn correspondentie onmiskenbaar beledigend over de persoon van (één van) hen uitlaat. Van normaal, kritisch, sarcastisch, polemisch en/of scherp taalgebruik is, anders dan verzoeker blijkens een e-mail van hem van 29 juli 2024 meent, geen sprake; de door verzoeker gebruikte bewoordingen zijn overduidelijk beledigend en ook zo bedoeld.
1.4.
In verband met het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM is van belang dat in het geval de wrakingskamer het verzoek tot wraking van de rechter ten onrechte niet in behandeling zou hebben genomen, verzoeker het oordeel van de hogere rechter kan inroepen omtrent de – gestelde – vooringenomenheid van de rechter (zie Hoge Raad 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1770, r.o. 4.6.). Bovendien kan verzoeker ook simpelweg een wrakingsverzoek indienen zonder beledigend taalgebruik.
1.5.
De beslissing van de wrakingskamer om het tegen de rechter gerichte wrakingsverzoek buiten behandeling te stellen is al per e-mail van 29 juli 2024 aan verzoeker kenbaar gemaakt, en wordt nu ook opgenomen in deze beslissing.
het wrakingsverzoek tegen de wrakingskamer
1.6.
De beslissing om het tegen de rechter gerichte wrakingsverzoek van verzoeker buiten behandeling te stellen, was voor verzoeker aanleiding om de wrakingskamer in een e-mail van 29 juli 2024 te wraken. In die e-mail staat – voor zover van belang – het volgende:

(…) Wat u beledigend vindt, is dat niet, ik verwijs naar EHRM jurisprudentie,
onder meer:
U kunt geen misbruik van recht aannemen of een wrakingsverzoek weigeren vanwege gewoon de scherpe, polemische en/of sarcastische toon: “It is not sufficient for the applicant's language to be “simply sharp, polemical, or sarcastic”; it must exceed “the bounds of normal, civic, and legitimate criticism” to be considered abusive (ECHR Di Salvo v. Italy (dec.), no. 16098/05, 11 January 2007). Verder geldt mijn uitgebreide recht op vrijheid van meningsuiting met “the right to shock, offend en disturb”, zeker wanneer en nu ik publiceer over misstanden in de rechterlijke macht, zie EHRM Handyside v United Kingdom (5493/72) uit 1976. Aan deze rechten ga ik geen enkele concessies doen: U kunt zelf proberen een rechtsmiddel aan te wenden om mijn vrijheid van meningsuiting aan te vallen. Ik schat dit zeer kansloos voor u in. Het staat u niettemin vrij.
Jammer, maar helaas dus. (…)”.
1.7.
In het geval dat sprake is van een opeenstapeling van wrakingsverzoeken doordat eerst de zittingsrechter en vervolgens de wrakingskamer wordt gewraakt, kan de wrakingskamer – mede ter voorkoming van ongerechtvaardigd oponthoud – in het geval
van evident misbruik van recht, het verzoek tot wraking van een of meer van haar leden buiten behandeling laten zonder dat de zaak in handen van een andere wrakingskamer wordt gesteld (vergelijk Hoge Raad 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1770, r.o. 4.7.).
1.8.
De wrakingskamer is van oordeel dat verzoeker met zijn tegen de wrakingskamer gerichte verzoek evident misbruik van het wrakingsmiddel maakt en dat verzoeker daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek. Het wrakingsverzoek kan namelijk in redelijkheid niet anders worden verstaan dan als de aanwending van de bevoegdheid tot
wraking voor een ander doel dan waarvoor deze is gegeven.

2.De beslissing

De rechtbank:
in het wrakingsverzoek tegen de rechter
2.1.
stelt het verzoek buiten behandeling gezien het onmiskenbaar beledigende karakter ervan;
in het wrakingsverzoek tegen de wrakingskamer
2.2.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.J.J. Wetzels, voorzitter, mr. A.J.P. van Essen en mr. R.R. Roukema, rechters, in aanwezigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.