ECLI:NL:RBROT:2024:7236

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2024
Publicatiedatum
5 augustus 2024
Zaaknummer
11230786 GZ VERZ 24-5864 en 11230788 GZ VERZ 24-5865
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van zoon als bewindvoerder en mentor van betrokkene wegens familieconflict en alcoholverslaving

In deze zaak heeft de kantonrechter op 1 augustus 2024 uitspraak gedaan over het ambtshalve ontslag van [persoon A], de zoon van betrokkene, als bewindvoerder en mentor. De beslissing volgde op een zorgelijke situatie binnen de familie, waarbij alcoholverslaving en vermoedelijk misbruik van de bankpas van betrokkene aan de orde waren. Betrokkene, geboren in 1947, verblijft in een zorginstelling en is gediagnosticeerd met dementie/alzheimer. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verhoudingen binnen de familie ernstig verstoord zijn, wat de belangen van betrokkene in gevaar brengt. De kantonrechter heeft daarom besloten om een professionele bewindvoerder en mentor aan te stellen, in dit geval Stichting Veritas Vertegenwoordiging en Stichting Veritas Mentorschap, beide gevestigd in Rotterdam. De kantonrechter heeft ook een onderzoek verzocht naar eventuele financiële malversaties door [persoon A] over de periode vanaf november 2023. De uitspraak benadrukt het belang van een objectieve belangenbehartiging voor de kwetsbare betrokkene, die niet in een familiestrijd mag worden betrokken. De beslissing kan in hoger beroep worden aangevochten bij het gerechtshof Den Haag binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11230786 GZ VERZ 24-5864 / 11230788 24-5865
[nummer]
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de kantonrechter op 1 augustus 2024
in de zaak van
[naam betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1947,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] ,
hierna te noemen betrokkene.
De zitting is op de rechtbank in Rotterdam.
De kantonrechter is mr. C.J. Frikkee en de griffier is E. Ypes.
Aanwezig zijn:
- [persoon A] , bewindvoerder en mentor, bijgestaan door zijn advocaat
mr. J.F. van Duin (hierna te noemen: [persoon A] );
  • [persoon B] , [persoon C] , [persoon D] , respectievelijk kleindochter en zussen van betrokkene, bijgestaan door hun advocaat mr. R. van Noord (hierna gezamenlijk te noemen: [persoon C] c.s.);
  • namens Lelie Zorggroep, [persoon E] en [persoon F] , maatschappelijk werkers.
Processtukken
De kantonrechter heeft de volgende stukken ontvangen:
  • brief van Lelie Zorggroep van 10 juli 2024;
  • e-mail van 25 juli 2024 van Mr. Van Duin;
  • e-mail van 29 juli 2024 van mr. Van Noord met bijlagen;
  • e-mail met brief van 30 juli 2024 van mr. Van Duin met bijlagen;
  • e-mail met brief van 1 augustus 2024 van mr. Van Duin met bijlagen;
  • producties die in de kort geding procedure zijn overgelegd, ter zitting overhandigd.

1.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
1.1
Het gaat om een ambtshalve ontslag van de recentelijk benoemde bewindvoerder en mentor, die de zoon is van betrokkene. De kantonrechter benoemt een professionele bewindvoerder en mentor.
1.2.
Uit privacyoverwegingen voor betrokkene is de beoordeling opgenomen in een aparte bijlage bij dit proces-verbaal. Deze bijlage maakt in zijn geheel onderdeel uit van dit proces-verbaal.

2.De beslissing

De kantonrechter:
2.1.
ontslaat per heden [persoon A] als bewindvoerder en mentor;
2.2.
benoemt Stichting Veritas Vertegenwoordiging, gevestigd te Rotterdam (postadres: 3007 AB Rotterdam, Postbus 9099), tot bewindvoerder over de goederen die aan betrokkene (zullen) toebehoren;
2.3.
benoemt Stichting Veritas Mentorschap, gevestigd te Rotterdam (postadres: 3007 AB Rotterdam, Postbus 9099), tot mentor over de belangen van niet-vermogensrechtelijke aard van betrokkene;
2.4
bepaalt dat [persoon A] wordt vrijgesteld van zijn taak een boedelbeschrijving en een eindrekening en verantwoording af te leggen.
2.5.
stelt de beloning van de bewindvoerder Stichting Veritas Vertegenwoordiging voor de aanvangswerkzaamheden vast overeenkomstig artikel 3 lid 5 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren;
2.6.
stelt de jaarbeloning van de bewindvoerder Stichting Veritas Vertegenwoordiging vast overeenkomstig artikel 3 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren;
2.7.
stelt de beloning van de mentor Stichting Veritas Mentorschap voor de aanvangswerkzaamheden vast overeenkomstig artikel 4 lid 4 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren;
2.8.
stelt de jaarbeloning van de mentor Stichting Veritas Mentorschap vast overeenkomstig artikel 4 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren;
2.9.
verzoekt de opvolgend bewindvoerder een onderzoek te doen naar eventuele malversaties over de periode vanaf november 2023 tot nu en de kantonrechter van de uitkomst daarvan in kennis te stellen.
Dit proces-verbaal is op 2 augustus 2024 opgemaakt en ondertekend door de kantonrechter mr. C.J. Frikkee.
Tegen deze uitspraak kan in hoger beroep worden gegaan bij het gerechtshof Den Haag. Dit kan alleen worden ingesteld door een advocaat. Verzoeker en degenen aan wie een kopie van de beschikking is verstrekt moeten hoger beroep instellen binnen drie maanden na de datum van de beschikking. Voor andere belanghebbenden moet dit binnen drie maanden nadat zij van de beschikking op de hoogte zijn geraakt.
BIJLAGE
================================================================
Aanleiding voor deze uitspraak
2.1.
Bij beschikking van 9 juli 2024 is [persoon A] , de zoon van betrokkene, benoemd tot bewindvoerder en mentor van betrokkene. Door [persoon C] c.s. is inmiddels hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak bij het Gerechtshof Den Haag.
1.2.
De kantonrechter is ambtshalve bekend met de kort geding uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 22 juli 2024 [1] . Deze zaak was aangespannen tegen [persoon A] door [persoon C] c.s.. Dit zijn de dochter van [persoon A] /kleindochter van betrokkene en de twee zussen van betrokkene. De voorzieningenrechter heeft een verbod uitgesproken om betrokkene naar Purmerend te verhuizen totdat het Gerechtshof uitspraak heeft gedaan in hoger beroep. De vordering om [persoon A] te verbieden financiële transacties ten laste van betrokkene te doen is afgewezen.
1.3.
Op 11 juli 2024 is een brief ontvangen d.d. 10 juli 2024, van de maatschappelijk werker van Lelie Zorggroep. Betrokkene verblijft in een zorginstelling van Lelie Zorggroep. In deze brief staat dat binnen de familie ruzie is ontstaan rondom de belangenbehartiging van betrokkene. Dit escaleert en speelt zich soms zelfs af in de nabijheid van betrokkene, wat voor onrust en verwarring bij haar zorgt. Verzocht wordt om een externe bewindvoerder en mentor te benoemen (en dus geen familiebewindvoerder en -mentor). Deze brief is ontvangen twee dagen nadat de kantonrechter de zoon van betrokkene tot bewindvoerder en mentor had benoemd.
1.4.
Een en ander was voor de kantonrechter zodanig zorgelijk dat dit aanleiding is geweest om ambtshalve een spoedzitting te bepalen. De grondslag daarvoor is art. 1:436 lid 5 BW (“De kantonrechter kan te allen tijde de bewindvoerder ten verhore doen oproepen (…)” en art. 1:448 lid 2 en 1:461 lid 2 BW, waaruit volgt dat de kantonrechter de mentor en bewindvoerder ambtshalve kan ontslaan en de mentor en bewindvoerder daarover ook moet horen.
Wat heeft de kantonrechter in de mondelinge uitspraak beslist en waarom?
1.4.
De kantonrechter heeft [persoon A] met onmiddellijke ingang ontslagen als bewindvoerder en mentor en een professionele bewindvoerder en mentor benoemd. De redenen hiervoor zijn als volgt.
1.5.
Betrokkene woont sinds 6 mei 2024 op een psychogeriatrische afdeling van verpleeghuis Riederborgh in Ridderkerk. Daaraan voorafgaand was zij sinds 16 november 2023 opgenomen in een ander verzorgingshuis in Ridderkerk. De diagnose dementie/alzheimer is al gesteld op 12 november 2020. Uit de stukken blijkt dat de situatie van betrokkene na de opname snel achteruit is gegaan, dit is ter zitting ook door alle aanwezigen bevestigd. Er is door het CIZ een indicatie voor intensieve 24-uurs dementiezorg afgegeven, pakket 5. Gelet hierop is de kantonrechter dat betrokkene niet in staat moet worden geacht om een voorkeur voor een mentor en bewindvoerder uit te spreken.
1.6.
Duidelijk is uit alle stukken en ook uit wat ter zitting is besproken, dat er sprake is van een grote tweedeling in de familie, met de zoon (recentelijk benoemd tot bewindvoerder en mentor) aan de ene kant en aan de andere kant zijn eigen dochter en de twee zussen van betrokkene. De verhoudingen binnen de familie zijn zeer ernstig verstoord en er is veel strijd en onderling wantrouwen. De brief van Lelie Zorggroep en de ter zitting door de aanwezige maatschappelijk werker gegeven toelichting bevestigt dit ook.
1.7.
De belangen van de betrokkene dienen zo goed en objectief mogelijk te worden behartigd en deze mogen geen inzet zijn van een familiestrijd. Dit acht de kantonrechter niet in het belang van de betrokkene, gelet op haar grote kwetsbaarheid, die door haar ziekte alleen nog maar verder zal toenemen.
1.8.
Verder is ook van belang, dat [persoon A] een langjarige alcoholverslaving heeft, zoals onder meer blijkt uit zijn eigen schriftelijke verklaring (“Mijn verhaal aan de rechtbank”) en wat ter zitting is besproken. Hij is in het verleden meermaals opgenomen geweest in verslavingsklinieken (waaronder in Nederland in januari 2022, in de loop van 2022 nogmaals in een kliniek in Zuid-Afrika). In oudjaarsnacht 2023/2024 was de toestand van [persoon A] door bovenmatig alcoholgebruik zodanig ernstig dat hij met spoed moest worden opgenomen in het ziekenhuis. Hij is tot en met 5 januari 2024 opgenomen geweest en vervolgens ontslagen met instructies voor inschrijven bij een afkickkliniek. In de woning van betrokkene, waar [persoon A] verbleef, is een grote hoeveelheid lege wodka flessen aangetroffen (25 literflessen Wisla wodka). Na zijn ontslag uit het ziekenhuis heeft [persoon A] zich aangemeld voor een behandeling bij de Jellinek kliniek, waar hij vijf maanden later terecht kon. Uit de verklaring van de kliniek blijkt dat [persoon A] heeft besloten de behandeling voortijdig te stoppen, omdat hij – aldus deze verklaring – geen hulpvraag meer heeft op het gebied van middelengebruik. [persoon A] heeft erop gewezen dat uit de verklaring van de psycholoog van Jellinek blijkt dat hij al enkele maanden abstinent van alcohol was toen hij arriveerde bij de kliniek, maar dit neemt naar het oordeel van de kantonrechter niet weg dat de alcoholverslaving van [persoon A] voor een correcte uitoefening van zijn rol als bewindvoerder en mentor zorgelijk is, gelet op de spoedopname in het ziekenhuis in januari 2024 en de kans op een nieuwe terugval.
1.9.
Hierbij komt nog, dat er ernstige bedenkingen zijn over het gebruik van de bankpas van betrokkene door [persoon A] . [persoon C] c.s. en [persoon A] beschuldigen elkaar over en weer van misbruik van deze bankpas. Maar uit de overgelegde bankafschriften en de digitale bankafschriften die [persoon A] ter zitting aan de kantonrechter heeft getoond, blijkt echter het volgende. Vanaf het moment dat betrokkene is opgenomen in de zorginstelling, medio november 2023, is nog herhaaldelijk gebruik gemaakt van de bankpas van betrokkene, voor onder meer uitgaven bij de Primera, de Plus en contante geldopnames. Een en ander heeft met name plaatsgevonden in het winkelcentrum Vlietplein in Ridderkerk. Daar bevindt zich ook de huurwoning van betrokkene, waar [persoon A] is blijven wonen nadat betrokkene is opgenomen in een zorginstelling. Meerdere malen is bij de Plus supermarkt, enkele minuten nadat een ander bedrag was afgerekend, nog een bedrag van € 12,99 gepind, onder andere in november 2023. [persoon C] c.s. heeft erop gewezen dat de Plus supermarkt Vlietplein een aparte slijterij heeft, waar sterke drank kan worden gekocht, met een aparte kassa in die slijterij, en dat dit de prijs was van een literfles Wisla Wodka in november 2023. [persoon A] heeft een en ander bevestigd maar stelt dat dit ook de prijs van een andere fles drank kan zijn (of een andere aankoop) en dat hij de bankpas van betrokkene nooit heeft gebruikt. De kantonrechter acht dit alles niet overtuigend, mede gelet op het feit dat uit de bankafschriften blijkt dat in de periode dat [persoon A] in het ziekenhuis was opgenomen dergelijke uitgaven (pinnen, Plus, Primera) niet zijn gedaan. Ditzelfde geldt voor de dagen na de ziekenhuisopname (ter zitting heeft de kantonrechter de digitale afschriften van de dagen 1 t/m 18 januari 2024 bekeken). [persoon A] stelt dat uit het feit dat op de dag van de ziekenhuisopname een eenmalige pinbetaling van 8 euro is gedaan voor parkeren bij het ziekenhuis zou volgen dat hij niet over die bankpas beschikte, omdat hij toen al in het ziekenhuis was opgenomen. Daarvoor is door [persoon C] c.s. echter een plausibele verklaring gegeven, te weten dat de bankpas van betrokkene door zijn dochter was aangetroffen in de portemonnee van [persoon A] in de nacht dat [persoon A] door de ambulance was afgevoerd. De dochter van [persoon A] was toen samen met haar moeder in de woning omdat zij zich ernstige zorgen maakte over haar vader en heeft zelf de ambulance gebeld. Dit laatste heeft [persoon A] ook bevestigd ter zitting. De bankpas van betrokkene is toen los in de tas van moeder gestopt en abusievelijk gebruikt voor het parkeren bij het ziekenhuis, waar [persoon A] was opgenomen.
1.1
Hiernaast begrijpt de kantonrechter dat [persoon A] vanaf medio november 2023, nadat betrokkene is opgenomen in de zorginstelling, is blijven wonen in de huurwoning van betrokkene, waar hij al langere tijd verbleef (zonder een bijdrage te leveren aan de vaste lasten). De huur en andere vaste lasten zijn, naar de kantonrechter begrijpt, steeds voor rekening van betrokkene gebleven. Dit heeft kennelijk tot 31 juli 2024 geduurd, toen [persoon A] op instructie van de woningbouwvereniging de huurwoning heeft verlaten. Aangezien naar het oordeel van de kantonrechter vanaf de opname al duidelijk moet zijn geweest dat betrokkene niet meer naar haar woning zou kunnen terugkeren, is het door [persoon A] aanhouden van die huurwoning met alle kosten voor rekening van betrokkene, terwijl hij daar bleef wonen, niet in het belang van betrokkene geweest.
1.11.
Gelet op dit alles oordeelt de kantonrechter dat [persoon A] niet de geschikte persoon is om de financiële en de niet-financiële belangen van betrokkene te beschermen. De kantonrechter acht dan ook de benoeming van een onafhankelijke en professionele bewindvoerder en mentor in het belang van betrokkene daarom noodzakelijk. Ook zonder dat hij bewindvoerder en mentor is kan [persoon A] desgewenst een belangrijke rol in het leven van betrokkene blijven vervullen.
1.12.
De griffier heeft contact opgenomen met Stichting Veritas Vertegenwoordiging en Stichting Veritas Mentorschap (hierna: Veritas), beiden gevestigd te Rotterdam (postadres: 3007 AB Rotterdam, Postbus 9099). Deze hebben zich bereid verklaard om als bewindvoerder respectievelijk mentor aangesteld te worden en zijn door de kantonrechter benoemd met onmiddellijke ingang.
1.13.
Gelet op de korte periode waarin het bewind heeft geduurd wordt [persoon A] vrijgesteld van de verplichting om een boedelbeschrijving en een eindrekening en verantwoording op te stellen. De nieuwe bewindvoerder wordt verzocht om, nadat deze toegang heeft gekregen tot de bankafschriften van betrokkene, een onderzoek te doen naar eventuele financiële onregelmatigheden over de periode vanaf november 2023 tot nu en de kantonrechter van de uitkomst daarvan in kennis te stellen.
Mr. C.J. Frikkee 2 augustus 2024

Voetnoten

1.Voorzieningenrechter Rechtbank Rotterdam 22 juli 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:6969