ECLI:NL:RBROT:2024:7094
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Boetebesluit op grond van de Ziektewet; geen melding van ziekte; beroep ongegrond
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het UWV. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV waarin een boete van € 455,- werd opgelegd wegens het niet tijdig melden van ziekte van een werknemer. De boete werd opgelegd op basis van artikel 38a van de Ziektewet (ZW), dat werkgevers verplicht om binnen zes weken melding te doen van de eerste werkdag waarop een werknemer wegens ziekte ongeschikt is tot werken. Eiseres betoogde dat de boete onterecht was opgelegd, omdat de arbeidsovereenkomst met de werknemer op 26 april 2023 buitengerechtelijk was ontbonden, en zij derhalve geen verplichting had tot ziekmelding.
De rechtbank heeft de argumenten van eiseres beoordeeld en vastgesteld dat de ziekmelding niet tijdig was gedaan. De rechtbank oordeelde dat het UWV in redelijkheid de boete had kunnen vaststellen, ongeacht de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De rechtbank concludeerde dat eiseres haar inlichtingenverplichting had geschonden en dat het UWV gehouden was om de boete op te leggen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken van eiseres om terugbetaling van griffierecht en vergoeding van proceskosten af.
De uitspraak benadrukt de strikte naleving van de meldingsplicht onder de Ziektewet en de verantwoordelijkheden van werkgevers in het kader van ziekte van werknemers. Eiseres heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.