ECLI:NL:RBROT:2024:7084
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Gevolgen van een ‘schone-lei’-verklaring voor de invordering van ten onrechte genoten bijstand
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser uit 's-Gravenhage en het college van burgemeester en wethouders van Nissewaard. De eiser had beroep ingesteld tegen de invordering van ten onrechte genoten bijstand ter hoogte van € 25.350,53, die door het college was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 29 april 2020 was toegelaten tot de schuldsanering en op 29 augustus 2023 een 'schone lei' was verleend. Dit betekent dat de invordering van de bijstandsuitkering over de periode van 19 april 2018 tot en met 28 april 2020 niet meer afdwingbaar is, omdat deze onder de werking van de 'schone lei' valt. De rechtbank oordeelt dat het college niet mocht overgaan tot invordering van deze bedragen, omdat het college niet was ingelicht door de bewindvoerder en geen verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling had ingediend. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van het college en draagt het college op om binnen zes weken opnieuw te beslissen op het bezwaar van de eiser, met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank heeft het college ook veroordeeld in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 1.750,- en het griffierecht van € 51,- te vergoeden.