ECLI:NL:RBROT:2024:6867
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om veroordeling in de proceskosten na intrekking voorlopige voorziening
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 juli 2024, wordt het verzoek van de verzoekster om de burgemeester van Rotterdam te veroordelen in de proceskosten afgewezen. De verzoekster had eerder een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend tegen het besluit op bezwaar van de burgemeester, dat betrekking had op de sluiting van haar woning. Dit besluit op bezwaar, gedateerd 4 juni 2024, vermeldde echter dat de woningsluiting niet zou worden geëffectueerd. Na een verzoek van de rechtbank op 11 juni 2024 om het verzoek om voorlopige voorziening voort te zetten, trok de verzoekster haar verzoek in en vroeg zij om een proceskostenveroordeling.
De voorzieningenrechter oordeelt dat het bestuursorgaan niet aan de verzoekster tegemoet is gekomen, omdat het besluit op bezwaar al aangaf dat de woningsluiting niet zou plaatsvinden. Hierdoor was er geen reden voor de verzoekster om het verzoek om voorlopige voorziening in te dienen, en kon de voorzieningenrechter niet oordelen dat de burgemeester in de proceskosten veroordeeld moest worden. De voorzieningenrechter legt uit dat de wetgeving, met name artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, bepaalt dat een bestuursorgaan alleen in de proceskosten kan worden veroordeeld als het aan de indiener van het verzoekschrift tegemoetkomt. Aangezien dit niet het geval was, werd het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen.
De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. De voorzieningenrechter heeft de uitspraak gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. H. Sabanovic, en heeft de relevante wetgeving en eerdere jurisprudentie in overweging genomen.