ECLI:NL:RBROT:2024:6831

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
ROT 20/6466
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanwijzing als gemeentelijk monument van het militair ensemble van het Voorduin te Hoek van Holland

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de aanwijzing van het militair ensemble van het Voorduin te Hoek van Holland als gemeentelijk monument. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had op 21 april 2020 het ensemble, inclusief het restaurantgebouw, aangewezen als monument. Eisers, die eigenaar zijn van percelen binnen dit ensemble, hebben bezwaar gemaakt tegen deze aanwijzing en stellen dat het restaurantgebouw niet voldoet aan de voorwaarden voor monumentale waarde. De rechtbank heeft op 24 januari 2024 de zaak behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde, evenals de gemachtigde van het college, aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het college in redelijkheid tot de aanwijzing van het militair ensemble als gemeentelijk monument heeft kunnen komen. De rechtbank stelt vast dat de monumentale waarde van een gebouw ook kan liggen in de context van het ensemble waarvan het deel uitmaakt. De rechtbank concludeert dat het college de belangen van de eisers bij herontwikkeling van het restaurantgebouw niet voldoende heeft kunnen laten prevaleren boven de cultuurhistorische waarde van het ensemble. De rechtbank verklaart het beroep van eisers ongegrond en bevestigt de aanwijzing van het ensemble als gemeentelijk monument.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/6466

uitspraak van de meervoudige kamer van 3 april 2024 in de zaak tussen

[eiser 1], gevestigd in [vestigingsplaats 1] ,

[eiser 2] , wonend in [woonplaats 1] ,

[eiser 3] , wonend in [woonplaats 2] ,

hierna gezamenlijk ‘eisers’,
(gemachtigde: mr. J. Geelhoed),
en
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, verweerder (het college)
(gemachtigde: mr. S.B.H. Fijneman).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[naam derde-partij], gevestigd in [vestigingsplaats 2] .

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers dat ziet op de aanwijzing als monument van het militair ensemble van het Voorduin te Hoek van Holland.
2. Met het primaire besluit van 21 april 2020 heeft het college het militair ensemble van het Voorduin te Hoek van Holland, inclusief het restaurantgebouw, aangewezen als gemeentelijk monument. Met het bestreden besluit van 27 oktober 2020 heeft het college het bezwaar van eisers ongegrond verklaard en het primaire besluit, onder wijziging en aanvulling, gehandhaafd.
3. Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
4. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
5. De rechtbank heeft het beroep op 24 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, de gemachtigde van het college en [naam derde-partij] . Daarnaast waren aanwezig [naam 1] , [naam 2] en
[naam 3] .

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank beoordeelt of het college in redelijkheid tot aanwijzing van het militair ensemble van het Voorduin in Hoek van Holland, inclusief het restaurantgebouw als beschermd gemeentelijk monument heeft kunnen komen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
7. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
8. De rechtbank is van oordeel dat het college het militair ensemble van het Voorduin in Hoek van Holland, inclusief het restaurantgebouw, in redelijkheid als beschermd gemeentelijk monument kon aanwijzen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
9. [eiser 2] en [eiser 3] zijn eigenaar van de percelen aan [adres] , gelegen in het gebied het Voorduin. [eiser 1] is erfpachter van die percelen en exploiteert in het op deze percelen gelegen hoofdgebouw een restaurant.
10. Op 19 maart 2019 heeft het college besloten om het militair ensemble van het Voorduin in Hoek van Holland, inclusief het restaurantgebouw, voorlopig aan te wijzen als gemeentelijk monument vanwege de cultuurhistorische en architectuurhistorische waarde, de gaafheid en herkenbaarheid en de stedenbouwkundige ensemblewaarden. [1] Op
20 maart 2019 is het besluit tot voorlopige aanwijzing aan eisers bekend gemaakt. De Commissie voor Welstand en Monumenten Rotterdam (Welstandscommissie) heeft op 8 mei 2019 een positief advies uitgebracht. Eisers hebben vervolgens op 29 mei 2019 een schriftelijke zienswijze ingediend.
11. Stadsontwikkeling heeft in de zienswijzerapportage gereageerd op de zienswijze van eisers en geadviseerd om het gemeentelijk beleid ten aanzien van het gebied het Voorduin in Hoek van Holland zwaarder te laten wegen dan het bezwaar van eisers. Met het primaire besluit heeft het college, onder verwijzing naar de zienswijzerapportage, het militair ensemble van het Voorduin in Hoek van Holland definitief als gemeentelijk monument aangewezen. [2] Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Met het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eisers ongegrond verklaard en het primaire besluit, onder verwijzing naar het advies van de Algemene Bezwaarschriftencommissie, in stand gelaten.
Gronden beroep
12. Eisers betogen dat het college het restaurantgebouw niet als onderdeel van het militair ensemble van het Voorduin in Hoek van Holland als gemeentelijk monument heeft mogen aanwijzen. Het besluit daartoe is volgens eisers onvoldoende zorgvuldig tot stand gekomen en onvoldoende gemotiveerd.
13. Eisers stellen dat het restaurantgebouw dat onderdeel uitmaakt van het militair ensemble op zichzelf niet voldoet aan de voorwaarde voor aanwijzing als gemeentelijke monument omdat dit onvoldoende monumentale waarde wegens schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde heeft. Eisers menen dat de enkele ensemblewaarde van het restaurantgebouw als onderdeel van de voormalige Duitse afweerbatterij onvoldoende is voor aanwijzing daarvan als gemeentelijk monument. Het restaurantgebouw moet volgens eisers ook zelf monumentale waarde hebben. [3] Dat daar sprake van is, blijkt niet uit het bestreden besluit, de redengevende omschrijving of het advies van de Welstandcommissie van 8 mei 2019. Eisers onderbouwen dit standpunt in beroep verder met een verklaring van [naam 4] van 12 oktober 2023. Daarnaast wijzen eisers op het advies dat de Welstandscommissie op 5 december 2018 heeft uitgebracht over de voorgenomen herontwikkeling van het restaurantgebouw. In dit advies heeft de Welstandscommissie positief geadviseerd over de sloop van het restaurantgebouw. [4]
14. Ook voeren eisers aan dat het college in redelijkheid niet meer gewicht heeft kunnen toekennen aan de aanwijzing van het restaurantgebouw als onderdeel van het militair ensemble als gemeentelijk monument dan aan de belangen van eisers. Zij stellen dat het college het belang van herontwikkeling van het restaurantgebouw onvoldoende bij de belangenafweging heeft betrokken. Het college was kort voor de aanwijzing als gemeentelijk monument van plan om een bestemmingsplan vast te stellen dat herontwikkeling van het restaurantgebouw mogelijk maakte. Dit is doorkruist door het bestreden besluit. Eisers menen dat het college had moeten beoordelen of ook had kunnen worden afgezien van aanwijzing van het restaurantgebouw als gemeentelijk monument. Dit volgt volgens eisers uit het beleid van Erfgoedagenda Rotterdam. Op basis van dit beleid wordt bescherming van beeldbepalende gebouwen gerealiseerd door middel van een bestemmingsplan, waarin het gebouw een ‘dubbelbestemming’ krijgt. In die gevallen wordt bij de planontwikkeling uitgegaan van behoud van het betreffende gebouw, ‘tenzij…’. Eisers stellen dat het college er voor had moeten kiezen het restaurantgebouw via het bestemmingsplan een dubbelbestemming toe te kennen in plaats van het restaurantgebouw als onderdeel van het militair ensemble aan te wijzen als gemeentelijk monument. Ook voeren eisers aan dat het college ten onrechte heeft aangenomen dat niet vast staat dat door eisers schade wordt geleden omdat de aanwijzing van het restaurantgebouw als gemeentelijk monument de plannen tot herontwikkeling daarvan doorkruist.
Cultuurhistorische waarde restaurantgebouw
15. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft het college beoordelingsruimte bij het bepalen van de monumentale waarde van een onroerende zaak en beleidsruimte bij het aanwijzen daarvan als gemeentelijk monument. [5] Dit vindt (in dit geval) zijn begrenzing in de Monumentenverordening Rotterdam 2010 en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De bestuursrechter toetst niet of hij in het concrete geval tot hetzelfde besluit zou zijn gekomen, maar of het college in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen.
16. Gelet op het voorgaande moet allereerst de vraag worden beantwoord of het college zich aan de hand van de beschikbare adviezen op het standpunt heeft kunnen stellen dat het restaurantgebouw als onderdeel van het militair ensemble een beschermingswaardig object is dat voor aanwijzing als gemeentelijk monument in aanmerking komt.
17. Het college heeft ter onderbouwing van de aanwijzing van het restaurantgebouw als onderdeel van het militair ensemble als gemeentelijke monument gewezen op de redengevende omschrijving en het advies van de Welstandscommissie van 8 mei 2019.
18. Uit de redengevende omschrijving blijkt dat het militair ensemble van het Voorduin in Hoek van Holland (in de redengevende omschrijving aangeduid als ‘Nordmole’) van cultuurhistorische waarde is vanwege de volgende waarden:

Nordmole als essentieel en goed herkenbaar onderdeel van de Atlantikwall, die van internationaal belang is voor de Europese militaire geschiedenis.

Nordmole als essentieel en goed herkenbaar onderdeel van de Festung Hoek van Holland.

In het Nederlandse deel van de Atlantikwall hadden alleen IJmuiden en Hoek van Holland de hoogste status van Festung: een uiting van het buitengewone strategisch belang van Hoek van Holland voor de Duitse bezetter. Dat belang werd eerder al onderkend door het Nederlandse leger getuige het nabijgelegen 'Fort aan den Hoek van Holland' (1881) en de verdedigingswerken in het Voorduin (1936-1939).


Nordmole als herkenbare luchtdoelbatterij met zeldzaamheidswaarde, want als enige van

de vier 1uchtdoelbatterijen rond Hoek van Holland compleet behouden. De karakteristieke en nog goed herkenbare hoofdopzet bestaat uit een tankmuur met geïntegreerde geschutsbunkers aan de waterkant, met direct daarachter een sectie voor de luchtafweer en iets verder landinwaarts een sectie voor de algemene voorzieningen. Hoewel een deel van de bunkers onder het zand ligt bedolven, is de functionele diversiteit en zonering binnen het complex goed herkenbaar en beleefbaar.


Nordmole als een militair complex waar een groot aantal én een grote diversiteit aan gestandaardiseerde Duitse bunkertypen en andere voorzieningengebouwen bij elkaar zijn gebouwd en behouden. Deze bouwwerken zijn functioneel-ruimtelijk-historisch onlosmakelijk met elkaar verbonden en vertellen in onderlinge samenhang het verhaal van deze plek. Ze vormen samen een hecht ensemble dat een indringend en verrassend compleet beeld biedt van de wijze waarop de Duitse bezetter de luchtverdediging ter hand nam.

Nordmole als 'lieu de memoire' (plaats van herinnering) waar een belangrijk facet van de militaire geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog is te zien en te beleven. Dit is de enige plek in Nederland waar een Duitse luchtafweerbatterij in de volle breedte is te zien en te beleven. Dat maakt het complex Nordmole uniek.
Ten aanzien van het restaurantgebouw is in de redengevende omschrijving opgenomen:
33. kantine
Voormalige kantine (Kantine, Kiiche, Schreibstube) als onderdeel van het cluster algemene personeelsvoorzieningen in het noordoosten van het complex Nordmole, die front maakt naar de Badweg. Het langgerekte gebouw op rechthoekig grondplan heeft één bouwlaag onder flauw hellend bitumen zadeldak met overstek en houten dakgoot. De bakstenen gevels zijn gemetseld in Noors kettingverband, na de oorlog wit geschilderd met een zwarte plint, en voorzien van rollagen en bakstenen lekdorpels. Afgaande op het tekenwerk van Bureau Registratie Verdedigingswerken uit december 1947 betrof het een pand met twee kleine uitgebouwde entrees met aankapping aan de voorzijde (verwijderd en vervangen door één nieuwe centrale entree), twee kleine uitbouwen onder plat dak aan de achter- en rechter zijde (verbouwd en uitgebreid tot keuken) en een reeks zesruits houten ramen en opgeklampte houten deuren (thans negenruits ramen). Het interieur was onderverdeeld in een groot aantal vertrekken met een open haard in het grootste centrale vertrek. Na de oorlog is een deel van de binnenmuren verwijderd, is een tweede open haard geplaatst tegen de achterzijde van het oorspronkelijke exemplaar en zijn een dakruiter, markiezen en terrasmuurtjes toegevoegd. NB. Het gebouw is alleen bekeken vanuit de openbare ruimte. Het naoorlogse theehuis achter de kantine valt niet onder de bescherming.
19. Uit het advies van de Welstandscommissie, die in dit kader over monumentale waarden adviseert, van 8 mei 2019 blijkt dat de commissie positief adviseert over de aanwijzing van het militair ensemble van het Voorduin in Hoek van Holland, inclusief het restaurantgebouw, als gemeentelijk monument omdat:
(…)
hier een bijzondere fysieke herinnering ligt aan de krijgsgeschiedenis die in betekenis niet alleen van lokaal, maar ook van landelijk belang wordt geacht. Door de combinatie en stapeling van verdedigingswerken uit verschillende tijdlagen en de nog volledig aanwezige luchtdoelbatterij Nordmole, bevat dit gedeelte van het Voorduin een uniek historisch en landschappelijk karakter die het best bewaard kan blijven op basis van de bescherming als gemeentelijk monument. Het bunkerlandschap is van grote meerwaarde en biedt kansen voor de verdere ontwikkeling van dit unieke gebied in Hoek van Holland.
20. Het college mag volgens vaste rechtspraak op het advies van een deskundige afgaan, nadat het is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. [6] Als een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het college niet zonder nadere motivering op het advies afgaan. Zo nodig vraagt het college de adviseur een reactie op wat de partij over het advies heeft aangevoerd.
21. Eisers hebben ter onderbouwing van hun standpunt dat het restaurantgebouw op zichzelf geen monumentale waarde toekomt een advies overgelegd van [naam 4] van
12 oktober 2023. In dit advies heeft [naam 4] geconcludeerd dat het restaurantgebouw [7] binnen het complex Nordmole [8] nog herkenbaar aanwezig is en daarbinnen vanuit cultuurhistorisch oogpunt een positieve waarde vertegenwoordigt. Ten aanzien van het restaurantgebouw als zodanig heeft [naam 4] geconcludeerd dat het gebouw dusdanig is gewijzigd dat van het oorspronkelijke karakter nog maar weinig over is. Hij beoordeelt het restaurantgebouw dan ook als ‘indifferent’.
22. Met het college is de rechtbank van oordeel dat het advies van [naam 4] geen aanleiding geeft te twijfelen aan de redengevende omschrijving of de zorgvuldigheid van het advies van de Welstandscommissie, de begrijpelijkheid van de daarin gevolgde redenering en de daarin getrokken conclusie. Het advies van [naam 4] bevestigt immers de conclusie dat het restaurantgebouw (met uitzondering van het naoorlogse theehuis) als onderdeel van het militair ensemble cultuurhistorisch waarde heeft.
23. De vraag die vervolgens beantwoord moet worden is of het hebben van cultuurhistorische waarde als onderdeel van het militair ensemble in redelijkheid kan leiden tot aanwijzing van het restaurantgebouw als gemeentelijk monument. De rechtbank is, met het college, van oordeel dat het een ensemble met cultuurhistorische waarde mag aanwijzen als gemeentelijk monument. Niet vereist is dat een gebouw dat onderdeel uitmaakt van dat ensemble op zichzelf, dus los van het ensemble, ook monumentale waarde heeft. De monumentale waarde van een gebouw kan juist ook gelegen zijn in het feit dat dit onderdeel uitmaakt van een ensemble. Of daar sprake van is valt onder de beleidsruimte van het college. Uit de door eisers aangehaalde rechtspraak volgt niet dat dit anders is. Eisers hebben tijdens de mondelinge behandeling nog gewezen op de uitspraak van de Afdeling van 10 september 2008. [9] In deze uitspraak heeft de Afdeling geoordeeld dat het college zijn bevoegdheid niet mag gebruiken om een naar het oordeel van het college bijzondere omgeving te behouden door daar aanwezige objecten aan te wijzen als gemeentelijk monument als die objecten op zichzelf die aanwijzing niet rechtvaardigen. De hier bedoelde omgeving werd gevormd door de Bloemendaalseweg, een eeuwenoude uitvalsroute van Gouda waarvoor een beheerplan werd opgesteld. Het verzoek om de Bloemendaalseweg aan te wijzen als beschermd stadsgezicht werd eerder afgewezen. Dat is naar het oordeel van de rechtbank een andere situatie dan de onderhavige. In het onderhavige geval volgt immers uit de redengevende omschrijving en het advies van de Welstandscommissie alsook uit het advies van [naam 4] dat het militair ensemble (‘de omgeving’) cultuurhistorische waarde heeft. Deze waarde ontbrak nu juist aan de omgeving in de door eisers aangehaalde uitspraak. Ook uit de andere door eisers aangehaalde uitspraken [10] kan geen algemene regel worden afgeleid op grond waarvan zowel een ensemble als de objecten die onderdeel uitmaken van dit ensemble ieder afzonderlijk monumentale waarde moeten hebben om tot aanwijzing van het ensemble als gemeentelijk monument te kunnen komen.
24. Het college heeft daarom naar het oordeel van de rechtbank uit het oogpunt van monumentenzorg in beginsel in redelijkheid kunnen komen tot aanwijzing van het militair ensemble inclusief het restaurantgebouw als gemeentelijk monument.
Belangenafweging
25. Vervolgens moet echter nog wel worden beoordeeld of het college bij de afweging van de betrokken belangen ten tijde van het bestreden besluit in redelijkheid meer gewicht heeft kunnen toekennen aan de aanwijzing van het militair ensemble inclusief het restaurantgebouw als gemeentelijk monument dan aan de belangen van eisers.
26. Uit vaste rechtspraak volgt dat als in het kader van de bij de aanwijzing tot monument te verrichten belangenafweging door de eigenaar van het monument wordt gesteld dat de monumentenstatus negatieve gevolgen heeft voor bijvoorbeeld herontwikkeling of verkoop en dit genoegzaam wordt gemotiveerd, deze aspecten al bij de aanwijzing als gemeentelijk monument van belang zijn. [11] Deze aspecten moeten in dat geval niet pas bij de aanvraag om een omgevingsvergunning tot wijziging of sloop van het aangewezen monument aan de orde te komen. Het ligt dan op de weg van het bestuursorgaan om op deze belangen in te gaan en aannemelijk te maken dat er alternatieve mogelijkheden zijn voor een zinvol hergebruik van het monument waardoor het met de aanwijzing te dienen belang van het behoud van het monument prevaleert boven het belang van de eigenaar om de aanwijzing achterwege te laten. Ingeval het bestuursorgaan aannemelijk heeft gemaakt dat dergelijk hergebruik mogelijk is, is het vervolgens aan de eigenaar om het tegendeel aannemelijk te maken.
27. Naar het oordeel van de rechtbank hebben eisers onvoldoende onderbouwd welke negatieve gevolgen de monumentenstatus van het restaurantgebouw heeft voor de voorgenomen herontwikkeling. Eisers hebben slechts gesteld dat deze negatieve gevolgen er zijn. Eisers hebben tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij een voorwaardelijke koopovereenkomst hebben gesloten uitgaande van de totstandkoming van een bestemmingsplan dat herontwikkeling van het restaurantgebouw mogelijk maakt. Aanwijzing tot gemeentelijk monument van het restaurantgebouw doorkruist de lopende bestemmingsplanprocedure. Uit het door eisers overgelegde raadsvoorstel van 12 februari 2019 blijkt echter dat op grond van het ontwerpbestemmingsplan herontwikkeling van het restaurantgebouw niet mogelijk zou zijn. Weliswaar wordt in deze stukken geadviseerd het ontwerpbestemmingsplan aan te passen, maar daar heeft het college tegenin gebracht dat in de lopende bestemminsplanprocedure de verzoeken tot aanwijzing van het militair ensemble van het Voorduin als gemeentelijk monument zijn ontvangen en dat deze ook in de lopende bestemmingsplanprocedure zijn beoordeeld. Bovendien is er geen grond waarop het college, althans de gemeenteraad, gehouden is het restaurantgebouw een ‘dubbelbestemming’ toe te kennen, zoals eisers betogen. Los daarvan, is het college ingegaan op de gestelde belangen van eisers in het kader van de voorgenomen herontwikkeling bij het besluit tot aanwijzing van het militair ensemble als gemeentelijk monument. Daarbij heeft het college ook gesteld dat hoewel aanwijzing van het militair ensemble als gemeentelijk monument de herontwikkelingsplannen van eisers doorkruist en in de toekomst zal beperken, herontwikkeling door de aanwijzing niet onmogelijk wordt gemaakt. Dat is wellicht niet de herontwikkeling die eisers voor ogen stond, maar het blijft bijvoorbeeld mogelijk om het restaurantgebouw te verduurzamen. Het college heeft daarmee naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd dat meer gewicht moet worden toegekend aan de belangen bij aanwijzing van het Voorduin als gemeentelijk monument dan aan de belangen van eisers bij de voorgenomen herontwikkeling.

Conclusie en gevolgen

28. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het college heeft kunnen aannemen dat het militair ensemble van het Voorduin in Hoek van Holland inclusief het restaurantgebouw cultuurhistorische waarde heeft. Het college heeft naar het oordeel van de rechtbank ook het belang dat is gediend met aanwijzing van het Voorduin als gemeentelijk monument zwaarder mogen laten wegen dan het belang van eiseres bij het achterwege laten daarvan. Dat betekent dat het college in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen om het militair ensemble van het Voorduin in Hoek van Holland inclusief het restaurantgebouw aan te wijzen als gemeentelijk monument.
29. Het beroep van eiseres is ongegrond. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H.L. van Dijkman, voorzitter, mr. V. van Dorst en
mr. P. Vrolijk, leden, in aanwezigheid van R.F.J.B. ten Thije ook genoemd Boonkamp, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 april 2024.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Monumentenverordening Rotterdam 2010 (Monumentenverordening)
1. Op grond van artikel 1 van de Monumentenverordening wordt onder een monument verstaan: een onroerende zaak van algemeen belang wegens haar schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde.
2. Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Monumentenverordening kan het college, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, besluiten een onroerende zaak, niet zijnde een rijksmonument, aan te wijzen als gemeentelijk monument.
3. Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Monumentenverordening besluit het college het tot voorlopige aanwijzing als gemeentelijk monument, alvorens een monument aan te wijzen als gemeentelijk monument. Het maakt de voorlopige aanwijzing bekend aan de eigenaar en de beperkt zakelijk gerechtigde(n) en vermeldt hierbij een termijn waarbinnen en de wijze waarop deze zijn zienswijze naar voren kan brengen omtrent het voornemen tot aanwijzing.
4. Ingevolge artikel 5 van de Monumentenverordening maakt het college de aanwijzing bekend aan degenen die als zakelijk gerechtigden staan vermeld in de kadastrale legger en schrijft haar in het gemeentelijk monumentenregister in, onder vermelding van de plaatselijke aanduiding, datum van het aanwijzingsbesluit, kadastrale aanduiding, tenaamstelling, beschrijving van het monument en redengevende omschrijving.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 4 van de Monumentenverordening Rotterdam 2010.
2.Op grond van artikel 3 van de Monumentenverordening Rotterdam 2010.
3.Eisers wijzen op vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State onder meer gepubliceerd onder ECLI:NL:RVS:2016:37, ECLI:NL:RVS:2007:BB2480 en ECLI:NL:RVS:2022:2238.
4.Eisers verwijzen naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 26 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2036.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 februari 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV3175.
7.In het advies aangeduid als ‘[eiser 1]’.
8.Nu ‘Voorduin’ geheten.
10.Zie voetnoot 3.
11.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4681.