ECLI:NL:RBROT:2024:5808
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om veroordeling in proceskosten na intrekking van verzoek om voorlopige voorziening
Op 25 juni 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak tussen verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A. el Idrissi, en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen het niet uitbetalen van haar bijstandsuitkering over de maand mei 2024 en had op 28 mei 2024 een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Op 6 juni 2024 heeft het college echter laten weten dat de uitbetaling van de bijstandsuitkering op 28 mei 2024 had plaatsgevonden. Hierop heeft verzoekster haar verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken en verzocht om een veroordeling van het college in de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechter oordeelde dat het college aan verzoekster tegemoet was gekomen door de bijstandsuitkering alsnog uit te betalen. Dit leidde tot de conclusie dat verzoekster recht had op vergoeding van de proceskosten, aangezien zij een reden had om het verzoek om een voorlopige voorziening in te dienen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op deze regel rechtvaardigden.
De proceskosten zijn berekend op € 875,- voor de proceshandeling van de gemachtigde, en het college is veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoekster. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter opgemerkt dat het college het door verzoekster betaalde griffierecht van € 51,- kan vergoeden, waarvoor verzoekster zich tot het college moet wenden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.