ECLI:NL:RBROT:2024:5808

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
ROT 24/5336
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om veroordeling in proceskosten na intrekking van verzoek om voorlopige voorziening

Op 25 juni 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak tussen verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A. el Idrissi, en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen het niet uitbetalen van haar bijstandsuitkering over de maand mei 2024 en had op 28 mei 2024 een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Op 6 juni 2024 heeft het college echter laten weten dat de uitbetaling van de bijstandsuitkering op 28 mei 2024 had plaatsgevonden. Hierop heeft verzoekster haar verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken en verzocht om een veroordeling van het college in de proceskosten.

De voorzieningenrechter heeft zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechter oordeelde dat het college aan verzoekster tegemoet was gekomen door de bijstandsuitkering alsnog uit te betalen. Dit leidde tot de conclusie dat verzoekster recht had op vergoeding van de proceskosten, aangezien zij een reden had om het verzoek om een voorlopige voorziening in te dienen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op deze regel rechtvaardigden.

De proceskosten zijn berekend op € 875,- voor de proceshandeling van de gemachtigde, en het college is veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoekster. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter opgemerkt dat het college het door verzoekster betaalde griffierecht van € 51,- kan vergoeden, waarvoor verzoekster zich tot het college moet wenden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/5336

uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 juni 2024 in de zaak tussen

[verzoekster], uit [plaatsnaam], verzoekster

(gemachtigde: mr. A. el Idrissi),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, het college.

Inleiding

1. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het niet uitbetalen van haar bijstandsuitkering over de maand mei 2024. Ook heeft zij de voorzieningenrechter op 28 mei 2024 verzocht tot het treffen van een voorlopige voorziening.
1.1.
Op 6 juni 2024 heeft het college laten weten dat de uitbetaling van verzoeksters bijstandsuitkering heeft plaatsgevonden op 28 mei 2024. Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken en verzocht het college te veroordelen in de gemaakte proceskosten.
1.2.
Op 14 juni 2024 heeft het college gereageerd op dat verzoek, en aangegeven zich te refereren aan het oordeel van de voorzieningenrechter.
1.3.
De voorzieningenrechter doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om een proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een verzoek om een voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
3.1.
In een voorlopige voorzieningenprocedure is het antwoord op de vraag of geheel of gedeeltelijk is tegemoetgekomen in de zin van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb afhankelijk van het specifieke doel van die procedure, namelijk het voorkomen van onevenredig nadeel hangende een bezwaar- of beroepsprocedure. Dit betekent dat geheel of gedeeltelijk wordt tegemoetgekomen als bedoeld in dit artikel, indien het bestuursorgaan de tenuitvoerlegging van het besluit voorlopig opschort, dan wel een maatregel neemt waartoe het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening strekt. [3]
Is het college aan het verzoek tegemoetgekomen?
4. Het college is met het alsnog uitbetalen van verzoeksters bijstandsuitkering aan verzoekster tegemoetgekomen. Het uitgangspunt is, dat het enkele feit dat het bestuursorgaan aan verzoekster tegemoetkomt, reden is om het verzoek om een proceskostenveroordeling toe te wijzen. [4] Verzoekster heeft dan namelijk een reden gehad om het verzoek om een voorlopige voorziening in te dienen. [5] Op dit uitgangspunt kan slechts een uitzondering worden gemaakt vanwege bijzondere omstandigheden.
4.1.
Er is geen sprake van een bijzondere omstandigheid als hiervoor bedoeld. Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek om het college in de proceskosten te veroordelen toe.
Welke kosten dient het college te vergoeden?
5. De proceskosten worden als volgt berekend. Verzoekster heeft zich laten bijstaan door haar gemachtigde. Deze gemachtigde heeft een proceshandeling verricht: het indienen van een verzoekschrift. Deze proceshandeling levert één punt op met een waarde van € 875,-. Het college moet aan verzoekster dus € 875,- vergoeden.
6. De voorzieningenrechter wijst erop dat het college het door verzoekster betaalde griffierecht van € 51,- kan vergoeden. [6] Verzoekster moet zich hiervoor dan ook tot het college wenden.

Beslissing

De voorzieningenrechter veroordeelt het college tot betaling van € 875,- aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.V. van Baaren, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met toepassing van 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Artikel 8:75a van de Awb is op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure.
3.Vergelijk CRvB 24 september 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3263.
4.Vergelijk CRvB 15 oktober 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3252.
5.Vergelijk ABRvS 12 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1930.
6.Dat staat in artikel 8:82, zesde lid, van de Awb.