ECLI:NL:RBROT:2024:5645

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 juni 2024
Publicatiedatum
18 juni 2024
Zaaknummer
ROT 24/5275
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening sluiting woning burgemeester Vlaardingen na explosievenincidenten

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 juni 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoekers, wettelijk vertegenwoordigers van twee kinderen, hebben bezwaar gemaakt tegen de sluiting van hun woning door de burgemeester van Vlaardingen, die op 21 mei 2024 is besloten na een explosief incident. De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten op basis van artikel 174a van de Gemeentewet, gezien de ernstige verstoring van de openbare orde door herhaalde geweldsincidenten in de nabijheid van de woning. De voorzieningenrechter concludeert dat de sluiting noodzakelijk was om de openbare orde te herstellen en verdere incidenten te voorkomen. De burgemeester had al diverse veiligheidsmaatregelen getroffen, maar deze bleken onvoldoende om de veiligheid van de verzoekers en omwonenden te waarborgen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de belangen van de burgemeester bij het handhaven van de openbare orde zwaarder wegen dan de belangen van verzoekers, die door de sluiting van hun woning in hun dagelijks leven worden aangetast. De verzoeken om schadevergoeding en andere voorlopige voorzieningen worden afgewezen, omdat deze niet in verband staan met het besluit tot sluiting van de woning. De voorzieningenrechter verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de verzoeken die betrekking hebben op de onrechtmatigheid van uitspraken van de burgemeester.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/5275

uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 juni 2024 in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker,
[verzoekster], verzoekster, uit Vlaardingen, wettelijk vertegenwoordigers van verzoekers
[naam kind 1] en [naam kind 2] ,tezamen: verzoekers
(gemachtigden: mr. R.A. Korver en mr. I.P. van Rossen),
en

de burgemeester van Vlaardingen, de burgemeester

(gemachtigde: mr. F.A. Pommer).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen het besluit van de burgemeester van 21 mei 2024 om de woning aan de [adres] te Vlaardingen (de woning) te sluiten voor de duur van zes weken.
1.2
Verzoekers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.3
De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.
1.4
Verzoekers hebben nadere stukken ingediend.
1.5
De burgemeester heeft berichten van buurtbewoners onder geheimhouding ingediend [1] omdat deze herleidbaar (kunnen) zijn naar personen, zelfs wanneer hun persoonsgegevens weggehaald worden. De rechter-commissaris heeft op 5 juni 2024 beslist dat volledige beperking van de kennisneming van de berichten niet gerechtvaardigd is. De burgemeester heeft vervolgens de berichten van de buurtbewoners nogmaals ingediend en daarbij de betreffende passages onleesbaar gemaakt.
1.6
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening op 6 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, verzoekster, de gemachtigden van verzoekers en de gemachtigde van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Relevante voorgeschiedenis
2.1
Verzoekers staan in de basisregistratie ingeschreven op het adres van de woning. Op 8 december 2023 is de woning door de burgemeester gesloten voor vier weken en op 4 januari 2024 voor twee weken. Op 19 januari 2024 is de woning weer opengesteld, maar op 21 februari 2024 heeft de burgemeester de woning van verzoekers met spoed weer gesloten voor de duur van drie maanden. De reden hiervoor is dat er op 17 februari 2024 een explosief is afgegaan bij de woning van verzoekers en dat er op 20 februari 2024 een persoon met een explosief in de directe omgeving van de woning van verzoekers is aangehouden. Daarbij heeft de burgemeester overwogen dat er sinds 4 april 2023 meerdere (pogingen tot) aanslagen op voertuigen en panden van verzoeker en zijn familie hebben plaatsgevonden.
2.2
Vanaf 6 maart 2024 verbleven verzoekster en de kinderen op grond van een ontheffing in de woning. Verzoeker verbleef elders.
2.3
Op 20 maart 2024 zijn twee verdachte personen aangehouden nadat één van hen rondliep bij de woning van verzoekers. Op 21 maart 2024 vond een aanslag plaats bij de woning van verzoekers. Hierop heeft de burgemeester besloten om de ontheffing van verzoekster en de kinderen in te trekken, zodat de woning per 21 maart 2024 feitelijk weer gesloten was.
2.4
Op 30 maart 2024 vond er een aanslag plaats bij de woning van de moeder van verzoeker te Vlaardingen. Op 5 april 2024 zijn in de omgeving van de woning van verzoekers twee personen aangehouden die in het bezit waren van explosieven. Op 9 april 2024 vond er een poging tot brandstichting plaats in de woning van verzoekers en op 10 april 2024 is in de omgeving van de woning een verdacht persoon aangehouden en in zijn nabijheid een tas met een jerrycan en explosieven aangetroffen.
2.5
Op 11 mei 2024 is een verdachte aangehouden die zich voor de woning van verzoekers ophield. In de bosschages waarin de man zich verstopte, is een explosief aangetroffen. Op 20 mei 2024 vond een aanslag plaats bij de woning van verzoekers.
Dit blijkt onder meer uit de bestuurlijke rapportages van 21 maart 2024, 30 maart 2024, 18 mei 2024 en 3 juni 2024.
Waarover kan de voorzieningenrechter oordelen?
3.1
Sinds de spoedsluiting op 21 februari 2024 hebben zich nieuwe gebeurtenissen en incidenten voorgedaan bij de woning van verzoekers, in het bijzonder de hiervoor beschreven incidenten van 11 mei 2024 en 20 mei 2024. Naar aanleiding hiervan heeft de burgemeester verzoekers bij brief van 16 mei 2024 het voornemen gestuurd om de woning, in aansluiting op de lopende sluiting, te sluiten voor de duur van drie maanden. Daarbij heeft de burgemeester verzoekers in de gelegenheid gesteld hun zienswijze te geven. Verzoekers hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.
3.2
Voor zover verzoekers hebben aangevoerd dat de zienswijzetermijn (door hen aangeduid als “begunstigingstermijn”) voor hen te kort was om effectieve en reële alternatieve maatregelen te kunnen aandragen en daaraan uitvoering te kunnen geven, overweegt de voorzieningenrechter dat verzoekers niet hebben gemotiveerd welke maatregelen dit zijn en dat verzoekers de gelegenheid hebben gehad om deze maatregelen alsnog in deze voorlopige voorzieningenprocedure naar voren te brengen.
4.1
Op basis van de bestuurlijke rapportage van 18 mei 2024 en de zienswijze van verzoekers heeft de burgemeester vervolgens besloten tot (verlengde) sluiting van de woning voor de duur van zes weken (het besluit). Verzoekers zijn het niet eens met dit besluit en hebben de voorzieningenrechter daarom gevraagd om voorlopige voorzieningen te treffen.
4.2
Verzoekers hebben om de volgende voorlopige voorzieningen verzocht:
- de schorsing van het besluit zodat verzoekers weer in de woning kunnen wonen;
- de veroordeling van de burgemeester tot compensatie van de schade die verzoekers hebben geleden in verband met het verbod tot gebruik van hun woning en de kosten die zij als gevolg daarvan hebben gemaakt. Deze kosten worden op dit moment door verzoekers begroot op € 16.625,00 wat betreft alternatieve verblijfskosten;
- de veroordeling van de burgemeester tot het vergoeden van de schade die verzoekers hebben geleden door de criminaliserende uitspraken van de burgemeester. Deze kosten worden door verzoekers begroot op een (symbolisch) bedrag van € 5.000,00;
- een verbod voor de burgemeester om door te gaan met de onrechtmatige uitspraken jegens verzoekers (direct of door insinuatie), tenzij verzoeker door de justitiële autoriteiten wordt aangemerkt als verdachte;
- het treffen van veiligheidsmaatregelen, zelfstandig of in gezamenlijkheid met de daarvoor aangewezen instanties, om de veiligheid van verzoekers te waarborgen, waaronder in ieder geval het plaatsen van beveiliging voor de woning.
4.3
De voorzieningenrechter verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de drie laatste verzochte voorlopige voorzieningen. De voorzieningenrechter zou in de hoofdzaak niet bevoegd zijn om kennis te nemen van deze verzoeken en daarmee ontbreekt de zogenaamde processuele connexiteit. [2] Verzoekers staan met deze verzoeken voor het verkeerde “loket” en kunnen zich hiervoor wenden tot de burgerrechtelijke rechter (de voorzieningenrechter in kort geding). Deze verzoeken komen namelijk in feite neer op een verklaring voor recht [3] dat de burgemeester onrechtmatig heeft gehandeld door criminaliserende uitspraken te doen, waarvoor hij een schadevergoeding moet betalen, dat de burgemeester geen onrechtmatige uitspraken meer mag doen en dat de burgemeester (bepaalde) veiligheidsmaatregelen moet treffen. De bestuursrechter kan zich hier niet over uitspreken omdat deze verzoeken niet in een (direct) verband staan met het besluit in deze zaak: de sluiting van de woning voor zes weken. Verzoekers kunnen met deze verzoeken bij de bestuursrechter daarom niet bereiken wat zij beogen.
5. De voorzieningenrechter kan in deze zaak dus alleen kennis nemen van de verzoeken om het besluit te schorsen zodat verzoekers weer in de woning kunnen verblijven en om de burgemeester te veroordelen tot compensatie aan verzoekers van de schade die zij lijden als gevolg van dit besluit, in dit geval “alternatieve verblijfskosten” [4] . De voorzieningenrechter zal deze verzoeken hierna beoordelen.
Is er sprake van een spoedeisend belang?
6.1
Verzoekers hebben om een voorlopige voorziening verzocht. Dat betreft een spoedprocedure. De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of sprake is van een spoedeisend belang [5] .
6.2
Dat er een spoedeisend belang is (verzoekers kunnen al langere tijd hun woning niet in), is niet in geschil. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding hier anders over te oordelen en zal daarom deze zaak inhoudelijk beoordelen.
Wat vindt de voorzieningenrechter inhoudelijk van de zaak?
7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Hoe beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek?
8.1
De voorzieningenrechter beoordeelt of het nodig is om het besluit van de burgemeester tot sluiting van de woning voor de duur van zes weken te schorsen in afwachting van de beslissing van de burgemeester op het bezwaar. De voorzieningenrechter beoordeelt de rechtmatigheid van het besluit en daarmee van de kans van slagen van het bezwaarschrift dat verzoekers bij de burgemeester hebben ingediend.
Alleen als de voorzieningenrechter het besluit onrechtmatig vindt, beoordeelt de voorzieningenrechter ook het verzoek van verzoekers om schadevergoeding (bij wijze van een voorschot) voor “alternatieve verblijfskosten”. Daarnaast weegt de voorzieningenrechter de belangen van verzoekers en van de burgemeester bij een schorsing. Het oordeel van de voorzieningenrechter bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
8.2
Voor de beantwoording van de vraag of het bezwaarschrift een redelijke kans van slagen heeft, beoordeelt en beantwoordt de voorzieningenrechter de volgende vragen.
Was de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten?
9.1
De burgemeester heeft de sluiting van de woning (primair) gebaseerd op artikel 174a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet. De burgemeester is op grond van dit artikel bevoegd om – voor zover van belang in deze zaak – een woning te sluiten als door (bedreiging met) ernstig geweld in of in de onmiddellijke nabijheid van de woning de openbare orde rond de woning ernstig wordt verstoord of ernstige vrees bestaat voor het ontstaan van een zodanige verstoring.
9.2
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester (in beginsel) bevoegd was om de woning van verzoekers te sluiten op grond van artikel 174a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet. De burgemeester heeft in zijn besluit betrokken dat er in de nacht van 19 mei op 20 mei 2024 een explosie heeft plaatsgevonden bij/aan de woning van verzoekers. Op camerabeelden is een persoon te zien die een voorwerp aansteekt en vervolgens vlucht. Ter plaatse zijn door de politie veel vuurwerkresten op straat voor de woning aangetroffen. De burgemeester heeft deze vorm van geweld zonder meer kunnen aanmerken als ernstig geweld in de onmiddellijke nabijheid van de woning waardoor de openbare orde ernstig wordt verstoord.
Mocht de burgemeester van zijn bevoegdheid tot sluiting gebruik maken?
10. Als de burgemeester bevoegd is om een woning op grond van 174a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet te sluiten, is de volgende vraag of de burgemeester in dit geval ook gebruik heeft mogen maken van deze bevoegdheid. De toepassing van de bevoegdheid om de woning te sluiten mag niet onevenredig [6] zijn. Daarbij speelt een rol of de sluiting (a) geschikt, (b) noodzakelijk en (c) evenwichtig is. [7]
a. Is de sluiting een geschikt middel?
10.1.1
Verzoekers voeren aan dat de sluiting geen effectief (geschikt) middel is om de explosies tegen te gaan, omdat ook explosies bij de woning plaatsvinden als de woning gesloten is en verzoekers niet thuis zijn. Daarnaast levert het volgens verzoekers juist een gevoel van onveiligheid en ongemak op bij (bepaalde) buurtbewoners.
10.1.2
De voorzieningenrechter overweegt dat het middel van sluiting in het algemeen geschikt is voor het beëindigen of voorkomen van verstoring van de openbare orde rond een woning. Dat er ook explosies plaatsvonden op het moment dat de woning was gesloten en verzoekers niet in de woning aanwezig waren, betekent niet dat het een ongeschikt middel is om een bijdrage te leveren aan het beëindigen of voorkomen van verstoring van de openbare orde rond de woning van verzoekers. Dat gedurende een sluitingsperiode (pogingen tot) geweldsincidenten hebben plaatsgevonden, zegt niets over het aantal incidenten dat zich zonder sluiting zou hebben voorgedaan, terwijl met een sluiting slachtoffers (in en rond de woning) kunnen worden voorkomen. Bovendien werd ook een aanslag gepleegd op de woning op het moment dat verzoekster en de kinderen daar verbleven. Dat bepaalde buurtbewoners een gevoel van ongemak en onveiligheid ervaren als gevolg van de sluiting, maakt niet dat de sluiting geen geschikt (effectief) middel is.
De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat de sluiting ook in dit geval een geschikt middel is.
b. Is het noodzakelijk om de woning te sluiten?
10.2.1
De sluiting is noodzakelijk als de burgemeester aannemelijk heeft gemaakt dat de verstoring van de openbare orde rond de woning niet afdoende kan worden bestreden met een minder ingrijpend middel dan een sluiting. Daarbij is van belang of de sluiting noodzakelijk is ter herstel van de openbare orde en het voorkomen van herhaling van een verstoring van de openbare orde.
10.2.2
Verzoekers voeren aan dat er geen noodzaak is om de woning te sluiten omdat minder ingrijpende maatregelen beschikbaar zijn waarmee de burgemeester zijn beoogde doel kan bereiken, zoals het opnemen van verzoekers in het Stelsel Bewaken & Beveiligen, verhoogde surveillance, camerabewaking en gerichte politieacties. De voorzieningenrechter volgt dit standpunt van verzoekers niet. De burgemeester heeft uitvoerig toegelicht dat er, naast het sluiten van de woning, vele maatregelen zijn ingezet zoals (permanent) cameratoezicht (waaronder ANPR camera’s), structurele surveillance, de inzet van beveiligingspersoneel (waaronder permanente beveiliging aan de deur door een beveiligingsbedrijf), de plaatsing van extra verlichting en de plaatsing van extra zandzakken. Al deze maatregelen hebben niet voorkomen dat er nieuwe aanslagen werden gepleegd en kunnen onvoldoende garanderen dat bij nieuwe aanslagen geen gewonden of doden vallen.
De hoofdofficier van justitie te Rotterdam ziet volgens verzoekers vanuit de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde geen reden om verzoeker(s) op te nemen in het Stelsel Bewaken en Beveiligen, zodat de dreiging volgens verzoekers kennelijk wel meevalt. De burgemeester heeft toegelicht dat hij niet bevoegd is om verzoekers op te nemen in het Stelsel Bewaken en Beveiligen [8] , zodat hij dus ook niet ter uitvoering daarvan maatregelen kan nemen als plaatsing van een beveiligingscontainer (“wit huisje”) of de afsluiting van een weg. Dat er voor de hoofdofficier van justitie tot nu toe (kennelijk) geen reden is om verzoeker(s) op te nemen in het Stelsel Bewaken en Beveiligen, doet niet af aan het gevaar dat uitgaat van de explosies voor verzoekers, omwonenden en passanten en de noodzaak om hen te beschermen en herhaling te voorkomen. Bij de explosie in de nacht van 19 op 20 mei 2024 zijn door de politie veel vuurwerkresten op straat voor de woning aangetroffen. Ook bij eerdere aanslagen is schade toegebracht aan omliggende panden en voertuigen (onder andere gesneuvelde ruiten). Bij de burgemeester is er geen duidelijkheid over de achtergrond van de (pogingen tot) geweldsincidenten terwijl de afgelopen maanden meerdere panden en eerder ook voertuigen die in verband staan met verzoeker doelwit zijn geweest van (pogingen tot) aanslagen. Daarbij heeft de burgemeester toegelicht dat er een toename is in zwaarte van het explosief en de frequentie van de incidenten. Daarbij komt dat bij eerdere aanslagen kennelijk werd bedoeld om slechts schade aan de buitenkant van de betrokken panden aan te richten, maar sinds eind maart 2024 geprobeerd lijkt te worden om door middel van een explosief in combinatie met een licht ontvlambaar voorwerp binnenin de panden brand te stichten, wat al tot opname van iemand op de IC heeft geleid. De burgemeester heeft daarom niet onaannemelijk mogen vinden dat de veiligheidsrisico’s voortduren.
De burgemeester heeft verder in zijn besluit kunnen en mogen betrekken dat ook een bepaalde signaalwerking uitgaat van de sluiting, omdat de woning wordt onttrokken aan/ bevroren van de situatie die de bedreiging veroorzaakt. Niet gebleken is dat het gebruik van de woning door verzoekers het risico op herhaling verkleint, terwijl de impact van een aanslag op de openbare orde kan worden vergroot doordat er slachtoffers kunnen vallen. De burgemeester heeft eerder geprobeerd om verzoekster en de kinderen te laten verblijven in de woning, maar heeft deze poging na twee weken beëindigd omdat ondanks alle getroffen maatregelen wederom een aanslag plaatsvond bij de woning terwijl verzoekster en de kinderen hierin verbleven. Dat er tot nu toe geen explosie is geweest op een moment dat verzoeker in de woning verbleef, biedt geen garantie voor het uitblijven van herhaling als verzoeker in de woning zou verblijven. Dat de autoriteiten die daarover gaan volgens verzoeker de overtuiging hebben dat hij en zijn gezin geen enkel gevaar zouden lopen als zij in de woning zouden verblijven, heeft verzoeker niet onderbouwd en kan niet worden afgeleid uit het enkele feit dat verzoeker niet is opgenomen in het Stelsel Bewaken & Beveiligen. Bovendien doet dit niet af aan de zelfstandige verantwoordelijkheid die de burgemeester heeft om maatregelen te treffen in het belang van de handhaving van de openbare orde.
De burgemeester heeft zich daarom op het standpunt kunnen en mogen stellen dat op het moment van de sluiting minder verstrekkende maatregelen om ernstige verstoring van de openbare orde rond de woning te voorkomen en om verzoekers, omwonenden en passanten te beschermen, niet voorhanden of toereikend waren. De sluiting was daarom noodzakelijk.
c. Was de sluiting gelet op de belangen van verzoekers evenwichtig?
10.3.1
Als sluiting van een woning in beginsel noodzakelijk wordt geacht, neemt dat niet weg dat de sluiting ook evenwichtig moet zijn. Er moet evenwicht zijn tussen de bescherming van het algemeen belang, in dit geval het herstel van de openbare orde en het voorkomen van herhaling van de verstoring van de openbare orde, en de te respecteren belangen van verzoekers. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.
Verzoekers voeren aan dat zij als slachtoffers van de aanslagen geen invloed hebben op de verstoring/verstoorders van de openbare orde. De sluitingsbevoegdheid is volgens hen niet bedoeld om slachtoffers uit hun woning te halen. Verzoeker heeft geen strafblad en volgens de autoriteiten lopen verzoekers geen gevaar als zij zouden terugkeren naar de woning. Verzoekers hebben zelf verschillende maatregelen genomen om de woning te beveiligen. Het kan volgens verzoekers niet de bedoeling zijn dat zij uit de woning worden gehaald terwijl de verantwoordelijken voor de criminele activiteiten hun gang kunnen blijven gaan.
Verder voeren verzoekers aan dat de burgemeester onvoldoende rekening houdt met de grote gevolgen die de sluiting heeft voor de kinderen en de bedrijfsvoering van verzoeker. De ouders en kinderen verblijven op verschillende locaties. De burgemeester heeft volgens verzoekers niet gemotiveerd wat de rechtvaardiging is voor de “uithuisplaatsing” van de kinderen. Als gevolg van de uitlatingen van de burgemeester durven mensen die verzoekster en de kinderen opvangen, niet ook verzoeker op te vangen. Hierdoor worden de kinderen gescheiden van hun vader. Verzoeker slaapt in hotels en in zijn auto. De alternatieve huisvesting die door de burgemeester is aangeboden, is niet passend. De sluiting is schadelijk voor de ontwikkeling van de kinderen. De kinderen staan onder behandeling en worden begeleid. Ook voeren verzoekers aan dat de sluiting niet in het belang van de openbare orde is, omdat deze leidt tot een gevoel van ongemak en onveiligheid bij buurtbewoners. De sluiting zorgt ook voor een beperking van het gebruik van het eigendom van omwonenden, onder meer door de plaatsing van zandzakken.
Verder voeren verzoekers aan dat de burgemeester handelt in strijd met vaste rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens door geen preventieve maatregelen te nemen in verband met de bescherming van het leven van verzoekers (artikel 2 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, EVRM). Ook is er een ongerechtvaardigde inbreuk op het recht op respect voor verzoekers familie- en gezinsleven en woning (artikel 8 van het EVRM), het recht op veiligheid voor de kinderen (artikel 6 van het Verdrag inzake de rechten van het kind, IVRK), het recht op een ongestoorde omgang van kinderen met hun ouders (artikelen 9 en 18 van het IVRK), het recht op een veilig thuis voor kinderen (artikel 16 van het IVRK) en het eigendomsrecht. Tot slot voeren verzoekers aan dat de burgemeester hen had moeten compenseren voor de kosten die verzoekers hebben gemaakt en de schade die zij hebben geleden als gevolg van de sluiting.
10.3.2
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester de belangen van verzoekers, gelet op de ernstige verstoring van de openbare orde en de ernstige vrees voor herhaling op het moment van de sluiting, ondergeschikt heeft kunnen achten aan de belangen die gediend zijn met een sluiting van de woning: het algemeen belang van de handhaving van de openbare orde en het voorkomen van herhaling en daarmee het beschermen van verzoekers, buurtbewoners en passanten. De burgemeester heeft daarbij kunnen en mogen meewegen dat er, mede gelet op eerdere incidenten bij panden en voertuigen die in verband staan met verzoeker, een ernstige en actuele dreiging bestaat van nieuwe geweldplegingen en dat het leven en woon- en leefklimaat van buurtbewoners door de geweldplegingen ernstig wordt bedreigd. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat de burgemeester de woning heeft gesloten voor de (in dit geval) relatief kortere duur van zes weken om verzoekers een perspectief te bieden op een relatief snelle terugkeer naar de woning mocht gedurende deze periode blijken dat de noodzaak tot sluiting niet langer aanwezig is.
De voorzieningenrechter begrijpt dat de sluiting van de woning een ernstige ontwrichting van het dagelijks leven van verzoekers tot gevolg heeft en dat de sluiting een zeer grote impact heeft op verzoekers en in het bijzonder op de kinderen. Het standpunt van verzoekers dat de wetgever de sluitingsbevoegdheid niet bedoeld zou hebben voor de situatie van verzoekers, volgt de voorzieningenrechter niet. De “verstrekkende consequentie dat een bewoner zijn woning moet verlaten omdat deze wordt gesloten, terwijl hij niet zelf de openbare orde verstoort of slechts gezinslid is van iemand die klaarblijkelijk een doelwit van criminelen is”, is volgens de wetgever juist een belang dat bij de belangenafweging (evenwichtigheid) bij een sluiting moet worden meegewogen. [9] Het belang van zo’n bewoner (slachtoffer) bij het respecteren van zijn huisrecht weegt in zo’n geval zwaarder dan wanneer de dreiging of verstoring wel van hem zou uitgaan.
Niet in geschil is dat de sluiting een inbreuk maakt op de grondrechten van verzoekers. Anders dan verzoekers, is de voorzieningenrechter van oordeel dat geen sprake is van een ongerechtvaardigde inbreuk op het recht op respect voor verzoekers familie- en gezinsleven en woning en het eigendomsrecht van verzoekers. In artikel 8, eerste lid, van het EVRM is het recht op respect voor het familie- en gezinsleven en woning vastgelegd. Inmenging op dit recht is onder voorwaarden toegestaan. [10] Het recht op ongestoord genot van eigendom is neergelegd in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. Een beperking van het eigendomsrecht kan via wetgeving worden gereguleerd en moet evenredig zijn ten opzichte van het nagestreefde doel. Er is in dit geval voldaan aan de voorwaarden die een inperking van deze grondenrechten rechtvaardigen. De bevoegdheid van de burgemeester tot sluiting van de woning is neergelegd in artikel 174a van de Gemeentewet en is daarom bij wet voorzien. De sluiting dient daarnaast een legitiem doel, namelijk het herstel van de openbare orde en de bescherming van het leven van verzoekers, omwonenden en passanten en het voorkomen van herhaling de verstoring van de openbare orde. Zoals volgt uit 10.2.2, mocht de burgemeester de sluiting van de woning noodzakelijk achten en heeft hij niet kunnen en hoeven volstaan met minder ingrijpende maatregelen.
In het licht van het IVRK is van belang dat de burgemeester zich bij het nemen van zijn besluit voldoende rekenschap geeft van het feit dat in een woning minderjarige kinderen wonen. De aanwezigheid van minderjarige kinderen in een woning is op zichzelf geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan de burgemeester van een sluiting dient af te zien. Wel kan de aanwezigheid van minderjarige kinderen tezamen met andere omstandigheden maken dat hij niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik kan maken.
Er bestaat geen grond voor het oordeel dat de burgemeester zich onvoldoende rekenschap heeft gegeven van de belangen van de kinderen. De burgemeester heeft mede in het belang van de veiligheid van de kinderen de woning gesloten en het gevolg daarvan is dat de kinderen de woning hebben moeten verlaten. Van een “uithuisplaatsing”, een kinderbeschermingsmaatregel waarbij een kind niet bij de ouders maar elders wordt ondergebracht, is dus geen sprake. Zoals volgt uit 10.2.2, heeft de burgemeester niet kunnen en hoeven volstaan met minder ingrijpende maatregelen. De voorzieningenrechter stelt voorop dat ouders van minderjarige kinderen in beginsel zelf verantwoordelijk zijn voor het vinden van vervangende woonruimte, maar dat de burgemeester zich wel dient te informeren over geschikte opvang. Daarbij moet hij kijken in hoeverre verzoekers zelf in staat zijn om iets te regelen. De burgemeester heeft geïnformeerd of de kinderen opvang hebben en dat was het geval. Bovendien heeft hij zich ingespannen om aan het gezin een passende vervangende woonruimte aan te bieden op een locatie die goed te beveiligen is. Verzoekers is in december 2023 door de burgemeester een recreatiewoning aangeboden voor de duur van twee weken, waarvan zij gebruik hebben gemaakt. Gedurende die tijd is door de burgemeester gezocht naar passende alternatieve woonruimte die goed te beveiligen is. Die door de burgemeester passend geachte woonruimte is in januari 2024 aangeboden. Dat deze woonruimte (beoogd als tijdelijk) op dat moment nog te herstellen gebreken bevatte en nog moest worden beveiligd voordat verzoekers erin konden trekken, doet niet af aan het feit dat verzoekers vervangende woonruimte is aangeboden. Verzoekers hebben na herstel van de gebreken echter geen gebruik willen maken van deze woonruimte en zijn zelf in staat gebleken om opvang te regelen. Het gevolg daarvan is dat de kinderen nu op een andere locatie verblijven dan de vader. Ook een poging van de burgemeester om verzoekster en de kinderen in maart 2024 te laten verblijven in de woning is vanwege een nieuwe explosie bij de woning beëindigd. Het standpunt van verzoekers dat de burgemeester met de sluiting van de woning niet voldoet aan de zorgplicht om burgers te beschermen tegen (levens)gevaar (artikel 2 van het EVRM), kan de voorzieningenrechter in het licht van het voorgaande dan ook niet volgen.
Verzoekers voeren verder nog aan dat de sluiting niet in het (algemeen) belang van de openbare orde is omdat deze leidt tot een gevoel van ongemak en onveiligheid bij (bepaalde) buurtbewoners en omdat de sluiting zorgt voor een beperking van het gebruik van het eigendom van omwonenden, onder meer door de geplaatste zandzakken. Deze belangen kunnen echter niet leiden tot het oordeel dat de sluiting niet in het algemeen belang van de openbare orde is, alleen al vanwege het feit dat, zoals door de burgemeester met e-mails is onderbouwd, het niet sluiten van de woning bij bepaalde andere bewoners juist leidt tot een gevoel van onveiligheid en tot schade aan eigendommen van andere bewoners of passanten – of erger – kan leiden.
Gelet op het voorgaande heeft de burgemeester het belang van de openbare orde en veiligheid zwaarder kunnen en mogen laten wegen dan de belangen van verzoekers.

Conclusie en gevolgen

11.1
De burgemeester was bevoegd om tot sluiting van de woning van verzoekers over te gaan. De sluiting is noodzakelijk en evenwichtig. Het besluit is daarom rechtmatig. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft het bezwaar van verzoekers daarom geen redelijke kans van slagen. Er is dan ook geen aanleiding om het besluit van 21 mei 2024 te schorsen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die voorlopige voorziening daarom af. Dat betekent dat de burgemeester de woning van verzoekers mag sluiten voor de duur van zes weken.
11.2
Omdat de voorzieningenrechter van oordeel is dat sprake is van een rechtmatig besluit, bestaat er geen aanleiding voor toekenning van een voorschot op een schadevergoeding. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat ook geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van de verzoeken om een verklaring voor recht dat de burgemeester onrechtmatig heeft gehandeld door criminaliserende uitspraken te doen, waarvoor hij een schadevergoeding moet betalen, dat de burgemeester geen onrechtmatige uitspraken meer mag doen en dat de burgemeester (bepaalde) veiligheidsmaatregelen moet nemen;
- wijst de overige verzoeken om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.V. van Baaren, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.I. van der Hoek, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
19 juni 2024.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Indien tegen een besluit bij de bestuursrechter bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed dat vereist (artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht).
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de rechtbank Rotterdam van 16 april 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:3328, 28 april 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:3733 en 22 april 2022, ECLI:NL:RBROT:2022:3048.
4.Dit laatste is mogelijk op grond van artikel 8:91 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met artikel 8:94 van de Algemene wet bestuursrecht. Zie ook de Memorie van Toelichting bij de kamerstukken 32621, nr 3, pagina 54.
5.Als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht.
6.Zie artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
7.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285.
8.Zie ook de Circulaire met betrekking tot de bewaking en beveiliging van personen, objecten en diensten 2023, in het bijzonder paragraaf 3.4.
9.Zie ook de Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2022/23, 36217, nr. 3, paragraaf 5.
10.Zie artikel 8, tweede lid, van het EVRM.