4.5.2.Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank het navolgende worden afgeleid.
Op 1 december 2020 is het uit de Dominicaanse Republiek afkomstige schip [naam schip 2] via de Rotterdamse haven Nederland binnengekomen. Bij het controleren van de containers van dit schip viel bij de container met nummer [containernummer 2] op, dat er naast het zegel met daarop Hamburg Sud een tweede verzegeling was aangebracht en er werden afwijkingen ten aanzien van deze zegels geconstateerd. Besloten werd om deze container, die was geladen met medische hulpmiddelen, te controleren. In de container werden links achterin 16 zwarte tassen met daarin 395 pakketten aangetroffen. De pakketten zijn om 13:30 uur in beslag genomen en hadden een nettogewicht van 395 kilogram. Hiervan zijn
32 willekeurige pakketten geselecteerd en 30 pakketten bemonsterd. Na onderzoek door het Douane Laboratorium van deze bemonsteringen bleek het om cocaïne te gaan.
Het zaaksdossier Niagara bevat verschillende (groeps)gesprekken, gevoerd via de chatapplicatie Sky-ECC, die blijkens hun inhoud betrekking hebben op de in beslag genomen partij cocaïne. De verdachte heeft deelgenomen aan deze gesprekken. Zijn betrokkenheid bij de invoer van deze partij cocaïne blijkt onder meer uit de navolgende chatgesprekken
Op 19 en 20 november 2020 voert de verdachte een gesprek met de medeverdachte
[medeverdachte 6]. Hierin deelt [medeverdachte 6] mee dat “spullen domi” de haven al binnen zijn. De verdachte vraagt aan [medeverdachte 6] om de medeverdachte [medeverdachte 3] de tp (de rechtbank begrijpt: de transporteur) vast te laten leggen en vraagt wat meelopen kost. Hierop antwoordt [medeverdachte 6] “9250 compleet”. Vervolgens deelt de verdachte mee: “10 stuks voor 92500” en hij vraagt wanneer hij “die pap” (de rechtbank begrijpt: het geld) kan afgeven. Op 21 november 2020 meldt [medeverdachte 6] aan de verdachte: “we zijn vertrokken”.
Op 20 november 2020 voeren de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 7] een gesprek over het transport. De verdachte laat [medeverdachte 7] weten dat er werk onderweg is en vraagt of [medeverdachte 3] goed met hem heeft gesproken, hetgeen [medeverdachte 7] bevestigt. Verder geeft [medeverdachte 7] aan geen geld te hebben om te investeren in een huurtruck, huurchassis en extra chauffeur, want [medeverdachte 3] wil twee trucks klaar hebben staan.
Op 22 november 2020 laat [medeverdachte 7] aan de verdachte weten dat “de loods 100% gereed is met heftruck en vast staat voor nieuwe klus”, dat er “10k nodig is voor een extra chauffeur en twee trucks stand-by” en dat hij “platzak is min 40k en geen cash heeft om dit zonder hulp op te zetten”.
[medeverdachte 3] geeft op 23 november 2020 aan de verdachte het e-mailadres “[e-mailadres]” door. Dit is het e-mailadres van het bedrijf van [medeverdachte 7].
Op 27 november 2020 laat de verdachte [medeverdachte 6] weten dat hij met [medeverdachte 3] naar de transporteur gaat, omdat hij “bedelde voor geld” en 10k laat ophalen bij [medeverdachte 3].
Op 28 november 2020 vraagt [medeverdachte 6] of er een plan B is, waarop de verdachte laat weten dat “er maandag wordt gecheckt of er soldaten naar binnen moeten, omdat nog onbekend is of het rood is”.
In groepschat [naam groepschat 1], waaraan de verdachte, [medeverdachte 6] en de medeverdachte [medeverdachte 8], alsmede de onbekend gebleven gebruiker van het Sky-ID [Sky-ID 6] deelnemen, vraagt [medeverdachte 8] op 28 november 2020 om aan hem de werkwijze uit te leggen. De onbekend gebleven persoon vraagt de verdachte om alles goed aan de verdachte uit te leggen, want “dit is eerste keer zo werken we deden meestal valse documenten sturen”. De verdachte legt [medeverdachte 8] uit dat hij regelmatig op de ECT-site moet kijken en steeds als eerste alles moet weten van de bak, omdat “onze chauffeurs wachten daar constant op plaza”. De verdachte legt verder uit dat de transporteur beter kan rijden als originele expediteur zijn werk heeft gedaan en de Douane alles goedgekeurd heeft. [medeverdachte 8] zegt toe het in de gaten te houden vanaf het moment dat de boot aankomt. Op 29 november 2020 deelt de verdachte mee dat de boot staat gepland voor dinsdag 1 december 2020, 15:15 uur. Op 30 november 2020 stuurt [medeverdachte 6] in de groepsapp een afbeelding waarop de gegevens van het schip en het containernummer te zien zijn en vraagt na of [medeverdachte 8] weet wat er wordt bedoeld. Deze geeft puntsgewijs door wat er van hem wordt verwacht. Vervolgens deelt [medeverdachte 8] op 30 november 2020 de pincode behorend bij containernummer [containernummer 3] en krijgt daarop direct te horen van onder anderen de verdachte dat hij dit bericht moet verwijderen. [medeverdachte 8] krijgt van de verdachte en de eerder genoemde onbekend gebleven persoon de instructie om naar meerdere containers te kijken bij de check op ECT en “niet met de volle te beginnen of te eindigen” en dan “sniki die van ons”.
Op 28, 29 en 30 november 2020 heeft de verdachte contact met [medeverdachte 7]. De verdachte geeft daarbij onder andere aan [medeverdachte 7] de instructie meerdere containers aan te nemen, dat die containers op maandag leeg terug moeten naar Delta, dat “de chauffeurs zo nodig onder tafel extra worden betaald om de bakken te rijden zoals afgesproken”, dat de boot er dinsdag om 15:00 uur is en dat “onze bak gelukkig nog geen scan heeft”. [medeverdachte 7] laat weten klaar te staan met twee trucks.
Op 1 december 2020 laat [medeverdachte 7] aan de verdachte weten dat zijn container leeg naar binnen mag en voegt daaraan toe: “dus dat word dikke kerstpakket”. De verdachte laat weten dat “het nog niet nodig is”, dat “de bak nog gewoon groen is, maar dat de bak aan de kant moet worden gehouden voor het geval dat”.
De verdachte vraagt aan de medeverdachte [medeverdachte 7] om met de medeverdachte [medeverdachte 3] in de loods te wachten straks en samen met hem “pb (de rechtbank begrijpt: Portbase) “in te schieten”, hetgeen de medeverdachte [medeverdachte 7] bevestigt. Er mag worden voorgemeld zodra de verdachte dit aangeeft, omdat de verdachte van tevoren weet dat “alles groen is in Portbase”.
De verdachte deelt in de eerder genoemde groepschat de status van de boot [naam schip 2] op
1 december 2020. Tevens geeft hij aan tijdig te willen weten of “onze bak geen scan heeft”, want hij heeft “tot 13:00 uur de tijd om jongens in een lege naar binnen te brengen”.
Op 2 december 2020 laat [medeverdachte 3] aan de verdachte weten dat “er gehaald kan worden zodra er is voorgemeld”, zoals hij van de verdachte heeft geleerd. Ook meldt hij: “oog gaat niet eens die 400 opgezet heb”.
[medeverdachte 7] wordt ongeduldig, waarop de verdachte hem laat weten dat hij weet dat het heel lang kan duren, dat hij geduldig moet zijn, dat “de bak geen scan heeft” en dat de “documenten zijn ingeschoten alleen nog niet op de grond staat”.
In een door de verdachte aangemaakte groepschat [naam groepschat 2] wordt door de [medeverdachte 6], [medeverdachte 7] en [medeverdachte 3] gemeld dat iedereen gereed staat en dat de telefoons zijn opgeladen.
In een door de medeverdachte [medeverdachte 6] aangemaakte groepschat, waaraan ook de verdachte, [medeverdachte 8] en [medeverdachte 3], alsmede de meergenoemde onbekend gebleven persoon deelnemen, geeft [medeverdachte 3] op 2 december 2020 om 11:15 uur aan dat het nu snel kan gaan, dat er strak om de 15 à 20 minuten moet worden gecheckt en de transporteur er meteen op af moet gaan. Om 12:22 uur deelt [medeverdachte 8] mee dat er is gelost en deelt hierover afbeeldingen uit het ECT-systeem waarop ook het nummer is te zien van de container waarin de cocaïne is aangetroffen. Tevens geeft [medeverdachte 8] updates over de
actual departure.
Op 2 december 2020 om 12:29 uur krijgt [medeverdachte 7] in een groepschat de opdracht van de verdachte en van [medeverdachte 6] om te gaan rijden en voor te melden. [medeverdachte 6] deelt daarop de releasecode behorend bij de container.
De verdachte deelt een afbeelding in deze groepschat en meldt dat de koelmonteur binnen is. Om 13:30 uur deelt de verdachte in de groepschat dat hij nog niet gaat voormelden, want dan krijgt de originele transporteur bericht dat iemand anders zijn container heeft voorgemeld. [medeverdachte 7] meldt op 2 december 2020 om 13:22 uur dat de container groen is en dat het druk is. Om 15:50 uur meldt hij dat de chauffeur de container niet meekrijgt en dat de originele vervoerder zich bij hem heeft gemeld omdat zij een container van hen hadden. [medeverdachte 3] meldt nog dat de originele transporteur “daar” is.
Om 16:21 uur deelt [medeverdachte 6] in de groepschat dat er iets niet klopt, dat de originele transporteur “daar” is en “die van ons is weg gestuurd”.
De verdachte stuurt in die groepschat een afbeelding van een WhatsAppgesprek waarin hij zich voordoet als de legitieme transporteur. Hij geeft aan dat ze hopen dat deze transporteur niet vast voor de B.V. rijdt. Hij denkt dat [naam 3] de vaste vervoerder is.
Daarna worden er in deze groepschat meerdere berichten gewisseld over de wijze waarop de lading uit de container kan worden gehaald en alsnog door hen kan worden veiliggesteld. Daarbij oppert de verdachte om soldaten te sturen en de chauffeur een ganoe (de rechtbank begrijpt: wapen) op zijn hoofd te zetten.
Op 2 december 2020 laat [medeverdachte 6] aan de verdachte weten dat “ze” achterin de container zitten en niet achter de deur en dat hij alles heeft verwijderd zodat er geen bewijs is.
Wanneer bekend is geworden dat de drugs zijn onderschept, stuurt [medeverdachte 6] in een groepschat het bericht dat dit “de spullen” waren en dat hij “met de overkant” zwaar in discussie is.
Op 3 december 2020 wijst de verdachte [medeverdachte 7] op een artikel op de website Crimesite. Hierin staat dat de Douane in een container, die was geladen met medische hulpmiddelen en afkomstig was uit de Dominicaanse Republiek, 395 blokken cocaïne heeft aangetroffen.
Verder bevat het dossier nog een chat tussen de medeverdachte [medeverdachte 2] en de verdachte. [medeverdachte 2] laat de verdachte in dat gesprek weten een tasje als test op dezelfde boot te hebben en vraagt aan de verdachte of hij “deze wil meepakken omdat hij toch al iemand binnen heeft en dan deze 50% te willen verdelen”. De verdachte laat weten de planner te vragen of hij die container ook wil verplaatsen.
Als later blijkt dat beide ladingen zijn gepakt, laat de verdachte dit aan [medeverdachte 2] weten, die daarop als volgt reageert: “word het zat met die douane, klopt gewoon iets niet, mijne was maar een testje maar die van jou doet pijn”.
Uit voornoemde chatberichten en de nader uitgewerkte bewijsmiddelen volgt dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking door de verdachte met meerdere betrokkenen. De verdachte nam daarbij een coördinerende rol in bij de invoer van de cocaïne. Daarnaast blijkt uit de chatberichten dat de verdachte zich had ingekocht op deze partij cocaïne. Gelet op de daarbij genoemde bedragen kan het naar het over niets anders zijn gegaan dan over cocaïne.
Alle pakketten zijn bij elkaar in tassen aangetroffen. De pakketten waren ongeveer van eenzelfde gewicht en waren op soortgelijke wijze verpakt. Een aantal pakketten is bemonsterd en deze bleken cocaïne te bevatten. Gelet op deze representatieve bemonstering bestaat er geen twijfel over dat ook de niet geteste pakketten cocaïne hebben bevat.
Vorenstaande leidt ertoe dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de invoer van deze partij cocaïne.