ECLI:NL:RBROT:2024:4765
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Huurtoeslag en kindgebonden budget; nabetaling bijstandsuitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een inwoner van [plaatsnaam], en de Belastingdienst/Toeslagen. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de Belastingdienst waarin haar huurtoeslag over het berekeningsjaar 2020 opnieuw is vastgesteld. De Belastingdienst had een bedrag van € 2.557,- aan te veel ontvangen voorschot teruggevorderd. Eiseres betwistte de berekening van haar huurtoeslag en het kindgebonden budget, en voerde aan dat een nabetaling van bijstandsuitkering over de jaren 2017 tot en met 2019 niet bij haar inkomen over 2020 mocht worden betrokken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Belastingdienst in een eerder besluit het bezwaar van eiseres ongegrond had verklaard, maar later een herziene beslissing op bezwaar heeft genomen waarin het bezwaar ten aanzien van de huurtoeslag gegrond werd verklaard. De rechtbank heeft het beroep tegen het eerste besluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat dit was vervangen door het tweede besluit. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst de huurtoeslag over 2020 niet correct had berekend en dat de nabetaling van bijstandsuitkering niet bij het toetsingsinkomen mocht worden betrokken. De rechtbank heeft de Belastingdienst veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.750,-.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de Belastingdienst om bij de berekening van toeslagen rekening te houden met de juiste inkomensgegevens en de gevolgen van nabetalingen van bijstandsuitkeringen. De rechtbank heeft de Belastingdienst opgedragen om de berekeningen te herzien en de juiste bedragen aan eiseres toe te kennen.