ECLI:NL:RBROT:2024:4624

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
C/10/669896 HA ZA 23-1058
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

De kwalificatie van de overeenkomst tussen partijen als gemengde overeenkomst van bewaarneming en opdracht met betrekking tot de zorgplicht en teruggaveplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Allianz Global Corporate & Specialty SE en Ribowa Bootservice B.V. De kern van het geschil betreft de vraag welke overeenkomst van toepassing is tussen partijen, waarbij de rechtbank concludeert dat er sprake is van een gemengde overeenkomst van bewaarneming en opdracht. Allianz, de eiseres, vorderde een schadevergoeding van Ribowa, de gedaagde, omdat de motoren van een boot die aan Ribowa in bewaring waren gegeven, waren gestolen. De rechtbank oordeelt dat Ribowa niet tekort is geschoten in haar zorgplicht als bewaarnemer. De rechtbank stelt vast dat Ribowa voldoende maatregelen heeft getroffen om diefstal te voorkomen, zoals het uit het water halen van de boot en het stallen op een afgesloten terrein. De rechtbank wijst erop dat de zorgplicht van een bewaarnemer niet verder reikt dan bij een gemengde overeenkomst, en dat het niet hebben van een verzekering niet automatisch leidt tot aansprakelijkheid. De rechter concludeert dat de diefstal niet aan Ribowa kan worden toegerekend, waardoor zij niet gehouden is de schade te vergoeden. Allianz wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

team haven en handel
zaak-/rolnummer: C/10/669896 HA ZA 23-1058
datum uitspraak: 15 mei 2024
Vonnis
in de zaak van
Allianz Global Corporate & Specialty SE,
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk,
eiseres,
gemachtigde: mr. P.L.A. Hamer,
tegen
Ribowa Bootservice B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
gedaagde,
gemachtigde: mr. G.M. van den Bergh.
De partijen worden hierna Allianz en Ribowa genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 23 november 2023, met bijlagen;
  • de conclusie van antwoord, met bijlagen.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling op 2 april 2024 is de zaak met partijen besproken. Daarbij waren aanwezig namens Allianz mrs. B.T. Pos en P.L.A. Hamer, en namens Ribowa de heer [persoon A] en mr. G.M. van den Bergh.

2.De feiten

[bedrijf B] . (hierna: [bedrijf B] ) heeft haar boot verzekerd bij Allianz. In de nacht van 20 op 21 januari 2021 zijn op het terrein van Ribowa de drie buitenboordmotoren van de boot (merk Suzuki type DF350) gestolen. Allianz heeft een bedrag van € 88.055,09 uitgekeerd aan [bedrijf B] .

3.Het geschil

3.1.
Allianz vordert – verkort weergegeven –:
  • Ribowa te veroordelen tot betaling van € 88.055,09 aan hoofdsom en € 5.614,35 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente tot aan de dag der algehele voldoening;
  • Ribowa te veroordelen in de proceskosten, met rente en nakosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Allianz baseert haar vordering op het volgende. [bedrijf B] en Ribowa zijn een overeenkomst van bewaarneming aangegaan. Op Ribowa rust als bewaarnemer een zorgplicht en een teruggaveplicht. Ribowa heeft door de diefstal van de motoren de boot niet in dezelfde staat kunnen retourneren, zij schiet hiermee tekort in haar teruggaveplicht als gevolg van een tekortschieten in haar zorgplicht. Deze tekortkoming kan haar worden toegerekend zodat zij is gehouden de geleden schade te vergoeden. Allianz is in de rechten van [bedrijf B] gesubrogeerd.
3.3.
Ribowa betwist het bestaan van een bewaarnemingsovereenkomst en subsidiair dat zij is tekortgeschoten in haar zorgplicht, dan wel stelt zich op het standpunt dat dit haar niet kan worden toegerekend. Daarnaast wordt de omvang van de schade betwist en wordt een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid gedaan.

4.De beoordeling

Wat voor overeenkomst geldt tussen partijen?
4.1.
[bedrijf B] heeft de boot bij Ribowa laten brengen, volgens hem voor winterstalling, volgens Ribowa enkel voor onderhoudswerkzaamheden. Ter zitting is namens Ribowa verklaard dat de boot namens [bedrijf B] bij haar is aangemeerd en dat zij de volgende dag gebeld heeft om te vragen wat er gedaan moest worden aan de boot. Dit is namens Allianz niet weersproken zodat er vanuit gegaan wordt dat er (ook) onderhoudswerkzaamheden verricht moesten worden. In die zin is de boot dus aan Ribowa toevertrouwd op enig moment en had Ribowa gedurende die (onderhouds)periode de feitelijke macht over de boot. Dat die periode langer duurde dan gebruikelijk omdat de boot door
[bedrijf B] zonder vooraf een afspraak te maken werd gebracht terwijl Ribowa niet op korte termijn tijd in haar planning had om het onderhoud uit te voeren, maakt geen verschil. Er is dan ook sprake van een element van opdracht (het onderhouden van de boot) als een element van bewaarneming (het bewaren van de boot) en daarmee een gemengde overeenkomst als bedoeld in artikel 6:215 BW. Anders dan Ribowa aanvoert, geldt voor de zwaarte van de zorgplicht die op de bewaarnemer rust dat het niet uitmaakt of het om een pure overeenkomst van bewaarneming gaat of om een overeenkomst met een element van bewaarneming, de zorgplicht reikt bij eerstgenoemde overeenkomst niet verder dan bij de gemengde overeenkomst.
De aansprakelijkheid van Ribowa
4.2.
De bewaarnemer moet de zaak die hij in bewaring heeft genomen aan de bewaargever teruggeven in dezelfde staat (artikel 7:600 BW juncto artikel 7:605 lid 4 BW). Ribowa heeft niet kunnen voldoen aan de teruggaveplicht om de boot in dezelfde staat terug te geven nu de motoren ontbreken en is daarmee tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichting. Deze niet-nakoming van de nevenverbintenis om de zaak in dezelfde staat terug te geven, is een tekortkoming die in beginsel aan de bewaarnemer wordt toegerekend (artikel 6:74 lid 1 BW). De bewaarnemer kan het vermoeden van toerekenbaarheid ontkrachten door voldoende gemotiveerd te stellen en, zo nodig, te bewijzen dat de tekortkoming níet aan hem kan worden toegerekend. Dat betekent dat de bewaarnemer moet bewijzen dat hij niet is tekortgeschoten in de nakoming van de hoofdverbintenis om de zorg van een goed bewaarnemer in acht te nemen (artikel 7:602 BW).
De zorgplicht van Ribowa
4.3.
Om de vraag of de tekortkoming toerekenbaar is aan Ribowa te beantwoorden, is van belang of Ribowa de zorg van een goed bewaarnemer heeft betracht. Hoever deze zorg moet gaan, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval, zoals de inhoud van de overeenkomst, de persoon van de bewaarnemer, de aard van de zaak die in bewaring wordt gegeven, het gebruik en de redelijkheid en billijkheid [1] , maar ook wat de bewaarnemer weet over de aard van de zaak en het gebruik daarvan [2] . Onder omstandigheden kan van de bewaarnemer worden verwacht dat hij zich tegen diefstal verzekert, waarbij van belang is of sprake is van een bewaarloon waarin voor een dergelijke verzekering een vergoeding is begrepen [3] .
4.4.
Van een professionele bewaarnemer als Ribowa mag worden verwacht dat de nodige maatregelen getroffen worden om diefstal te voorkomen. Ribowa heeft daartoe het volgende aangevoerd. Zij heeft de boot, toen die zoals gezegd onaangekondigd was aangemeerd bij haar werf, uit het water gehaald en op blokken gezet. Normaal laat zij boten waaraan onderhoud of een reparatie verricht moet worden ook wel in het water liggen maar omdat de boot van [bedrijf B] veel bekijks trekt, vooral vanwege de dure en zware motoren, heeft zij dat bij deze boot niet gedaan. Zij heeft dus bewust de boot uit het water gehaald om verderop op haar omheinde en afgesloten werf te stallen. Bij het stallen heeft Ribowa gecontroleerd of de slotbouten op de motoren zaten en de sleutels daarvan in de kluis gelegd. De boot is zo uit het zicht geplaatst in een hoek van het terrein dat de boot vanaf de openbare weg niet zichtbaar was, vervolgens is er nog een pick up truck voor de boot geplaatst. Dit alles is door Ribowa niet weersproken zodat hiervan uit wordt gegaan.
Ribowa heeft de stelling van Allianz dat zij de diefstal niet heeft voorkomen of wellicht daar de hand in heeft gehad omdat het camerasysteem niet werkte en de door de dieven gebruikte heftruck buiten stond die nacht gemotiveerd betwist. Volgens haar was het camerasysteem vanwege een verbouwing van de loods al langere tijd buiten werking. Ten tijde van de diefstal moest enkel nog de bekabeling van het systeem aangelegd worden, daarna kon het systeem in werking worden gesteld. De camera’s aan de voorzijde van het terrein werkten wel, op de rest van het terrein waren al wel de fysieke camera’s buiten opgehangen vanwege de afschrikwekkende werking daarvan. Daarnaast stond de door de dieven gebruikte heftruck niet toevallig buiten die nacht maar staat deze wel vaker ’s nachts buiten, wel op slot en de sleutels liggen in de kluis. De heftruck is door de dieven gesaboteerd in die zin dat het dashboard bij het contactslot is opengebroken en er draden waren verbonden om de heftruck te kunnen starten om daarmee de motoren, elk 340 kilo per stuk, te vervoeren naar hun bestelbus. Dit kon pas nadat er bouten en moeren van het hek waren losgeslepen om een deel uit het hekwerk te kunnen halen, de bouten van de motorsloten waren verwijderd en de stuurkolom van de pick up was gesloopt om deze te kunnen verplaatsen. Tegenover deze gemotiveerde betwisting is de algemene stelling van Allianz dat het ‘allemaal wel toevallig is’, onvoldoende.
De rechter acht de door Ribowa genomen maatregelen dan ook voldoende om een diefstal te voorkomen. Het niet hebben van een verzekering maakt dit niet anders. Zoals gezegd wordt door Ribowa het standpunt ingenomen dat de boot alleen voor onderhoud/reparatie bij haar werd gebracht en dat zij ook alleen rekeningen stuurde voor dat uitgevoerde onderhoud/reparatie en niet voor stalling. Dit laatste is niet betwist door Allianz zodat vast staat dat partijen geen bewaarloon zijn overeengekomen waar al dan niet een component voor een verzekering in opgenomen kan zijn. Het is in dat geval niet redelijk om van Ribowa te verwachten dat zij een verzekering afsluit. Te meer nu dit alleen de boot van [bedrijf B] zou betreffen. Ribowa heeft immers, eveneens onbetwist, aangevoerd dat zij met haar klanten die gebruik maken van de winterstalling overeenkomt dat die zelf hun boot verzekeren.
Conclusie
4.5.
Gelet op alle omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, is het feit dat de motoren zijn gestolen niet toerekenbaar aan Ribowa omdat zij heeft voldaan aan de van haar als bewaarnemer te vergen zorgplicht door voldoende maatregelen te treffen om de diefstal te voorkomen. Dit betekent dat het verzuim om de boot niet in dezelfde staat terug te kunnen geven Ribowa niet kan worden toegerekend. Zij is dan ook niet gehouden de door Allianz geleden schade te vergoeden.
Allianz wordt veroordeeld in de proceskosten
4.6.
Allianz zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten (artikel 237 Rv). De kosten aan de kant van Ribowa worden tot vandaag begroot op
€ 2.837,- aan griffierecht en € 2.428,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 1.214,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst de vordering van Allianz af;
5.2.
veroordeelt Allianz in de kosten die aan de kant van Ribowa tot vandaag worden vastgesteld op € 5.265,-, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na datum van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. van Dooren en in het openbaar uitgesproken.
1411

Voetnoten

1.Hof Den Bosch 30 juli 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:2877
2.Hof Den Bosch 2 april 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:1214
3.Rechtbank Rotterdam 19 oktober 2022, ECLI:NL:RBROT:2022:9039