ECLI:NL:RBROT:2024:4134
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 april 2024, wordt het verzoek van de verzoekster om een veroordeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat in de proceskosten beoordeeld. De verzoekster had eerder een verzoek om voorlopige voorziening ingediend tegen een besluit van de Staatssecretaris van 11 januari 2024, maar trok dit verzoek in nadat de Staatssecretaris had aangegeven de werking van het besluit op te schorten totdat op het beroep was beslist. De voorzieningenrechter heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. De Staatssecretaris stemde in met de toekenning van 1 punt voor de beroepsmatige rechtsbijstand, maar stelde dat het een lichte zaak betrof en vroeg om een wegingsfactor van 0,5 toe te passen op de vergoeding.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de verzoekster recht heeft op een proceskostenvergoeding, omdat de Staatssecretaris tegemoet is gekomen aan de verzoekster door de openbaarmakingstermijn te verlengen. De voorzieningenrechter legt uit dat het enkele feit dat het bestuursorgaan tegemoetkomt aan de verzoekster, voldoende reden is om het verzoek om proceskostenveroordeling toe te wijzen. De proceskosten worden berekend op basis van de verrichte proceshandeling door de gemachtigde van de verzoekster, die een verzoekschrift heeft ingediend. De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat de Staatssecretaris € 437,50 aan proceskosten moet vergoeden aan de verzoekster. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.