ECLI:NL:RBROT:2024:4008

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
1 mei 2024
Zaaknummer
C/10/653604 / HA ZA 23-211
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Restitutie van systeemdienstentarieven door Nobian aan Stedin en TenneT

In deze zaak vordert Nobian Industrial Chemicals B.V. terugbetaling van systeemdienstentarieven (SDT) die zij in het verleden aan Stedin Netbeheer B.V. heeft betaald. De rechtbank Rotterdam behandelt de kwestie van onverschuldigde betaling in het kader van de Elektriciteitswet 1998. Nobian heeft in het verleden SDT betaald voor de jaren 2000 en 2001, maar Stedin en TenneT betwisten dat deze betalingen zijn gedaan. De rechtbank oordeelt dat Nobian niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat zij in deze jaren SDT heeft betaald. De rechtbank wijst de vorderingen van Nobian af, omdat er geen facturen of betaalbewijzen zijn overgelegd die de betalingen kunnen onderbouwen. De rechtbank concludeert dat de vorderingen van Nobian niet zijn verjaard, maar dat de afwezigheid van bewijs leidt tot afwijzing van de vorderingen. Nobian wordt veroordeeld in de proceskosten van zowel Stedin als TenneT.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/653604 / HA ZA 23-211
Vonnis van 24 april 2024
in de zaak van
NOBIAN INDUSTRIAL CHEMICALS B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
eiseres,
advocaat mr. J.S. Kortmann te Amsterdam,
tegen

1.STEDIN NETBEHEER B.V.,

gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. drs. J.E. Janssen te Amsterdam,
2.
TENNET TSO B.V.,
gevestigd te Arnhem,
gedaagde,
advocaat mr. A.A. Kleinhout te Amsterdam.
Partijen worden hierna Nobian, Stedin en TenneT genoemd.

1.De zaak in het kort

Stedin en haar rechtsvoorganger (hierna: Stedin) hebben in het verleden bij (de rechtsvoorganger van) Nobian, eigenaar van een gesloten distributienetwerk (hierna: GDS), systeemdienstentarieven (hierna: SDT) in rekening gebracht en geïnd, terwijl dat op grond van de Elektriciteitswet 1998 (hierna: E-wet) niet was toegestaan. Stedin droeg deze SDT vervolgens af aan TenneT. Inmiddels zijn de door Nobian betaalde SDT over de periode van januari 2002 tot en met december 2004 en de periode van januari 2007 tot en met juni 2011 als onverschuldigd betaald aan Nobian terugbetaald. De kwestie die partijen nog verdeeld houdt, ziet op het restitutieverzoek van Nobian voor 2000 en 2001. Volgens Stedin en TenneT staat niet vast dat Nobian toen SDT heeft betaald, terwijl Nobian vindt dat zij dat voldoende heeft aangetoond. In dit verband speelt ook de vraag of de vordering van Nobian is verjaard.
De rechtbank oordeelt dat de vordering van Nobian niet is verjaard, maar wijst de vordering af omdat niet vaststaat dat Nobian in 2000 en 2001 SDT heeft betaald.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaardingen van 17 februari 2023,
  • de akte overlegging producties (1 tot en met 46),
  • de conclusie van antwoord van Stedin, met 3 producties,
  • de conclusie van antwoord van TenneT, met 2 producties,
  • de brieven van deze rechtbank van 7 en 20 juni en 29 september 2023 (oproepingen voor de mondelinge behandeling, brieven met een zittingsagenda en brieven met een mededeling over een rechterwissel),
  • de akte overlegging nadere producties van Nobian (47 tot en met 51),
  • de spreekaantekeningen van de advocaten van Nobian, Stedin en TenneT.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 november 2023. Het vonnis is nader bepaald op vandaag.

3.De feiten

3.1.
Nobian is eigenaar van een particulier elektriciteitsnet, een GDS, waarop zij zelf ook is aangesloten.
3.2.
Stedin is de regionale elektriciteitsnetbeheerder in onder meer het grootste deel van Zuid-Holland en beheert ook het distributienetwerk voor elektriciteit in Rotterdam.
3.3.
TenneT is de beheerder van het landelijke hoogspanningsnet in Nederland. Tot haar wettelijke taken behoort (onder andere) het verrichten van systeemdiensten. Daarvoor bracht zij kosten in rekening in de vorm van SDT.
3.4.
Het GDS van Nobian was in de periode van januari 2000 tot en met juni 2011 aangesloten op het openbare regionale elektriciteitsnet van Stedin. Nobian en Stedin hebben in dat kader een aansluit- en transportovereenkomst gesloten. Het regionale elektriciteitsnet van Stedin is aangesloten op het landelijke hoogspanningsnet van TenneT. De SDT in verband met de systeemdiensten die TenneT leverde, werden door Stedin bij Nobian in rekening gebracht, moesten door Nobian aan Stedin worden betaald en werden vervolgens door Stedin aan TenneT afgedragen.
3.5.
Op 23 juli 2012 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (hierna: CBb) uitspraak gedaan in de zaken van Dow Benelux B.V. tegen de raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, waaraan TenneT als derde-partij deelnam. Deze uitspraak (ECLI:NL:CBB:2012:BX4127) (hierna: de Dow-uitspraak) houdt onder meer het volgende in:
“Het [CBb] ziet zich geplaatst voor de vraag of Dow, als afnemer die elektriciteit verbruikt en via een particulier net is verbonden met een net dat wordt beheerd door een netbeheerder, een aansluiting heeft in de zin van artikel 30, tweede lid, E-wet, en of aan Dow uit dien hoofde het [SDT] in rekening kan worden gebracht. Het College beantwoordt deze vraag ontkennend […]
[…]
Dow Netwerk B.V. heeft een ontheffing […] van de verplichting […] om een netbeheerder aan te wijzen voor haar netwerk. Dow heeft derhalve geen aansluiting op een net dat wordt beheerd door een netbeheerder. Dat het net van Dow Netwerk B.V. via het net van Elsta is verbonden met het net dat wordt beheerd door TenneT kan hieraan niet afdoen.
Uit het bovenstaande blijkt dat TenneT […] ten tijde van de bestreden besluiten niet de bevoegdheid had het [SDT] bedoeld in artikel 30, eerste lid, E-wet bij Dow in rekening te brengen”.
3.6.
TenneT heeft naar aanleiding van deze uitspraak in samenspraak met de Autoriteit Consument & Markt (hierna: ACM) een
“Leidraad voor restitutie-aanvragen n.a.v. DOW/Elsta-CBb uitspraak incl Art 91”opgesteld (hierna: de Leidraad). De Leidraad van 21 oktober 2014 houdt onder meer het volgende in:
1. Inleiding
[…]In […] deze leidraad treft u een beslisboom aan, die dient als hulpmiddel voor u en uw netbeheerder om vast te stellen of door u betaalde SDT mogelijk onverschuldigd zou zijn voldaan. Hiervoor komt u dus mogelijk in aanmerking voor restitutie.
[…]

2.Werkwijze

Indien u meent recht te hebben op […] restitutie van door u betaalde SDT, dient u dit aan te tonen met diverse bewijsstukken. Deze bewijsstukken zullen door uw openbaar netbeheerder worden getoetst en indien uit deze toetsing blijkt dat u recht heeft op […] restitutie, zal uw netbeheerder dit aan u bevestigen en het bedrag aan u restitueren.
Indien op basis van de door u aangeleverde bewijsstukken niet, of met onvoldoende zekerheid², vastgesteld kan worden dat u recht zou hebben op restitutie, kunnen aanvullende bewijsstukken bij u opgevraagd worden.
[…]
U dient uw aanvraag in te dienen bij de openbaar netbeheerder aan wie u over uw aanvraagperiode indertijd SDT heeft betaald!
[…]
² Vast te stellen door uw netbeheerder e/o TenneT

4.Bewijsmiddelen t.b.v. toetsing claim

Mee te sturen bescheiden ter verantwoording van claim (1-7):
Bescheiden
Kopie van originele facturen van openbaar netbeheerder mbt SDT
Betaalbewijzen
Ipv 1 en 2: overzichtbetaaldeSDT per periode (jaar) incl assurance rapport

[…]

3.7.
Het
“protocol voor de controle van de opgave betaalde systeemdiensten”(onderdeel van de Leidraad) houdt onder meer het volgende in:
“[…]§ 2. Assurance rapport
In het kader van de in de Leidraad onverschuldigdheid systeemdiensten opgenomen lijst met bewijsstukken wordt de mogelijkheid geboden in plaats van een kopie van de originele facturen van de openbaar netbeheerder en betaalbewijzen aan de openbaar netbeheerder een opgave van gefactureerde en betaalde systeemdiensten te verstrekken voorzien van een assurance rapport afgegeven door een externe accountant, als bedoeld in artikel 393, lid 1 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek”.
3.8.
Nobian heeft op 18 april 2016, met een formulier getiteld
“Onverschuldigde betaling SDT agv CBb uitspraak inzake DOW/Elsta-casus incl Art 91”, een restitutieverzoek ingediend bij TenneT voor de SDT die zij heeft betaald van 1 januari 2000 tot en met 30 juni 2011.
3.8.1.
De door Nobian aan Stedin betaalde SDT in de periode van januari 2002 tot en met december 2004 en in de periode van januari 2007 tot en met juni 2011 zijn door TenneT (via Stedin) aan Nobian terugbetaald.
3.8.2.
TenneT heeft het restitutieverzoek van Nobian voor de periode van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2001 afgewezen, omdat de onderbouwing ervan niet voldeed aan de eisen van de Leidraad. De facturen en betaalbewijzen over die periode ontbraken.
3.8.3.
In een e-mail van 13 mei 2016 heeft Stedin aan Nobian bericht dat de door Nobian overgelegde meterstanden over de periode van (voor zover hier van belang) 1 januari 2000 tot en met 31 december 2001 voor TenneT onvoldoende zijn om aan te nemen dat Nobian in deze periode SDT heeft betaald.
3.8.4.
Omdat zowel Stedin als Nobian heeft verklaard niet te beschikken over facturen of betaalbewijzen met betrekking tot SDT in de periode van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2001, heeft Stedin in een e-mail van 30 mei 2016 aan Nobian bericht dat een aanvullende onderbouwing van het restitutieverzoek wordt verlangd.
3.9.
Op 29 oktober 2018 heeft Nobian een geschilbeslechtingsprocedure bij de ACM aanhangig gemaakt tegen TenneT en Stedin vanwege de afwijzing van haar restitutieverzoek voor de periode van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2001. De ACM heeft in haar beslissing van 26 april 2019 vastgesteld dat er in de jaren 2000 en 2001 geen wettelijke grondslag bestond voor Stedin om bij Nobian SDT in rekening te brengen, maar ook dat de ACM op basis van de door partijen aangeleverde informatie niet kan vaststellen of Stedin in die periode daadwerkelijk SDT in rekening heeft gebracht bij (de rechtsvoorganger van) Nobian. De ACM heeft zich onbevoegd verklaard om over de klacht van (de rechtsvoorganger van) Nobian te oordelen voor zover deze klacht betrekking heeft op naar gesteld onverschuldigd betaalde SDT.
3.10.
Op 4 juni 2019 heeft Nobian bij het CBb beroep ingesteld tegen het besluit van de ACM van 26 april 2019. Het CBb heeft in zijn uitspraak van 27 juli 2021, voor zover hier van belang, de ACM onbevoegd verklaard om te oordelen over de klacht van Nobian tegen Stedin en TenneT.
3.11.
In de aangetekende brieven van 29 maart 2021 van de advocaat van Nobian aan Stedin en TenneT staat voor zover hier van belang:
“ STUITINGSHANDELING in verband met onverschuldigd betaalde systeemdienstentarieven
(…)
Dit alles brengt — vanzelfsprekend — mee dat [Nobian] nog steeds aanspraak jegens Stedin en TenneT maakt op terugbetaling van alle in de periode 2000-2011 in strijd met de Elektriciteitswet 1998 in rekening gebrachte systeemdienstentarieven. U dient deze brief op te vatten als een stuitingshandeling in de zin van artikel 3:317 van het Burgerlijk Wetboek. [Nobian] behoudt zich ondubbelzinnig het recht op nakoming voor en stuit in dat kader alle lopende verjaringstermijnen voor vorderingen op Stedin en TenneT, op welke grond dan ook, waaronder in ieder geval onverschuldigde betaling, welke vorderingen voortvloeien uit het door Stedin en TenneT in strijd met de Elektriciteitswet 1998 bij [Nobian] in rekening brengen van systeemdienstentarieven.”
3.12.
Vanaf 31 mei 2016 tot en met 14 april 2022 hebben partijen verder met elkaar gecorrespondeerd en getelefoneerd over de aanvullende onderbouwing van het restitutieverzoek en het informatieverzoek van Nobian. Hierbij heeft Nobian zich ook gewend tot de Eneco-groep, rechtsvoorganger van Stedin.

4.Het geschil

4.1.
Nobian vordert dat de rechtbank bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. Stedin en TenneT hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 3.959.931,42 aan Nobian, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 april 2016, althans 13 mei 2016, althans vanaf een door de rechtbank te bepalen datum, tot de dag van volledige betaling;
II. Stedin en TenneT hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na het vonnis tot de dag van volledige betaling.
4.2.
Het verweer van zowel Stedin als TenneT strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van Nobian in haar vorderingen of afwijzing van deze vorderingen, met veroordeling van Nobian – uitvoerbaar bij voorraad – in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente rente als deze kosten niet binnen veertien dagen na het vonnis worden voldaan.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

De vorderingen zijn niet verjaard

5.1.
De rechtbank zal eerst het meest verstrekkende verweer van Stedin en TenneT bespreken, namelijk dat de vorderingen van Nobian zijn verjaard. Stedin en TenneT doen een beroep op de verjaringstermijnen van vijf en van twintig jaar.
5.2.
Op de vordering uit onverschuldigde betaling is een verjaringstermijn van vijf jaar en van twintig jaar van toepassing (artikel 3:309 BW). De verjaringstermijn van vijf jaar begint te lopen op de dag na de dag waarop de schuldeiser zowel met het bestaan van zijn vordering als met de persoon van de ontvanger bekend is geworden. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad moet het criterium ‘bekend geworden met’ subjectief worden opgevat, in die zin dat voor het aanvangen van de verjaringstermijn van vijf jaar vereist is dat de schuldeiser daadwerkelijk bekend was met het bestaan van zijn vorderingen en de persoon van de ontvanger. Een vordering uit onverschuldigde betaling verjaart in ieder geval twintig jaren nadat zij is ontstaan.
5.3.
Artikel 3:317 BW bepaalt dat de verjaring van een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis wordt gestuit door een schriftelijke aanmaning of door een schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt.
5.4.
Naar het oordeel van de rechtbank is de verjaringstermijn van vijf jaar van de vordering van Nobian uit hoofde van onverschuldigde betaling aangevangen met de Dowuitspraak van het CBb van 23 juli 2012 (zie 3.5). Vanaf dat moment moet Nobian als professionele marktdeelnemer worden geacht bekend te zijn geraakt met het feit dat door haar verrichte betalingen van SDT aan Stedin onverschuldigd waren. Anders dan TenneT en Stedin aanvoeren, is de verjaringstermijn voor Nobian niet eerder aangevangen. De rechtbank acht in dit kader van belang dat TenneT pas na de Dow-uitspraak de Leidraad heeft opgesteld en dat zij daarin expliciet verwijst naar de Dow-uitspraak als de aanleiding voor de Leidraad en de daarin opgenomen regels voor de terugbetaling van onverschuldigd betaalde SDT. Als eerder al voldoende duidelijk was dat Nobian geen SDT verschuldigd was, zoals TenneT en Stedin stellen, valt overigens ook niet zonder meer in te zien waarom van Nobian nog betaling van SDT werd verlangd.
5.5.
Nobian heeft op 18 april 2016 een restitutieverzoek ingediend bij TenneT voor de door haar betaalde SDT vanaf 1 januari 2000 tot en met 30 juni 2011. Dit verzoek is vervolgens door TenneT en Stedin beoordeeld. Op 29 maart 2021 heeft Nobian aan Stedin en TenneT een stuitingsbrief gestuurd, waarna zij Stedin en TenneT op 17 februari 2023 heeft gedagvaard.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn het restitutieverzoek van 18 april 2016 en de brief van 29 maart 2021 stuitingshandelingen als bedoeld in artikel 3:317 BW. Anders dan TenneT en Stedin aanvoeren, heeft ook het restitutieverzoek de strekking van een voldoende duidelijke waarschuwing. Het doen van dit verzoek betekent immers dat Nobian (ondubbelzinnig) aanspraak maakt op terugbetaling van SDT. Dit betekent dat Stedin en TenneT, ook na het verstrijken van de verjaringstermijn, er rekening mee konden houden dat zij gegevens en bewijsmateriaal (voor zover toen nog voorhanden) moesten bewaren om zich te kunnen (blijven) verweren tegen het restitutieverzoek van Nobian. Gelet op deze stuitingen van de door Stedin en TenneT ingeroepen verjaringstermijnen zijn de op 17 februari 2023 betekende dagvaardingen tijdig uitgebracht, dat wil zeggen voor het einde van de lopende verjaringstermijnen. Het door Stedin en TenneT gedane beroep op verjaring gaat daarom niet op.
Wettelijk kader onverschuldigde betaling
5.6.
Op grond van artikel 6:203 BW is een partij die een betaling heeft verricht zonder dat daarvoor een rechtsgrond bestond gerechtigd dit onverschuldigde betaalde bedrag van de ontvanger terug te vorderen. Op Nobian rusten de stelplicht en de bewijslast van de feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat zij (i) heeft betaald en (ii) dat die betaling onverschuldigd is geweest. Tussen partijen is niet in geschil dat een eventuele betaling van Nobian voor SDT in 2000 en 2001 onverschuldigd is geweest. Zij twisten over de daaraan voorafgaande vraag of Nobian in deze jaren daadwerkelijk SDT heeft betaald.
De vorderingen van Nobian tegen TenneT worden afgewezen
5.7.
De rechtbank wijst de vorderingen van Nobian tegen TenneT af. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
5.8.
Tussen partijen staat vast dat Nobian de bij haar in rekening gebrachte SDT steeds heeft betaald aan Stedin en dus niet aan TenneT. TenneT is dan ook niet de ontvanger van het volgens Nobian onverschuldigd betaalde bedrag aan SDT over 2000 en 2001, maar Stedin (als deze betaling komt vast te staan). De op onverschuldigde betaling gebaseerde vordering tegen TenneT dient, gelet op het hiervoor in 5.6 weergegeven wettelijk kader, dan ook te worden afgewezen. Dat de door Nobian aan Stedin betaalde bedragen aan SDT door Stedin aan TenneT zijn afgedragen, doet daar niet aan af. Voor zover komt vast te staan dat Nobian onverschuldigd SDT heeft betaald, heeft Nobian op grond van artikel 6:203 BW uitsluitend jegens Stedin aanspraak op terugbetaling (en is het vervolgens aan Stedin en TenneT om te beoordelen wat dit voor hen onderling betekent).
Ook de vorderingen van Nobian tegen Stedin worden afgewezen
5.9.
Het is aan Nobian om te stellen en te bewijzen dat zij in 2000 en 2001 een bedrag van € 3.959.931,42 (exclusief btw) aan SDT aan Stedin heeft betaald (zie onder 5.6). Nobian mag in het kader van de onderhavige procedure zelf bepalen hoe zij dit wil stellen en bewijzen; de Leidraad beperkt haar hierin niet.
5.10.
Vaststaat dat Nobian facturen noch betaalbewijzen over kan leggen met betrekking tot de door haar gestelde betalingen voor SDT in 2000 en 2001. Op grond van het protocol bij de Leidraad kan Nobian de betaling ook bewijzen door middel van een assurance rapport dat is afgegeven door een externe accountant (zie hiervoor onder 3.6 en 3.7). Die mogelijkheid heeft Nobian niet benut. Desgevraagd heeft Nobian hierover ter zitting verklaard dat zij een accountant bereid had gevonden een dergelijk rapport op te stellen, maar dat de accountant hiervoor een voorafgaande vrijwaring van TenneT verlangde. Omdat TenneT niet bereid was een dergelijke vrijwaring af te geven, heeft de accountant geen assurance rapport opgesteld en heeft Nobian hier vervolgens verder van afgezien. Nu niet is gesteld of gebleken dat TenneT met haar weigering de vrijwaring af te geven het opstellen van een assurance rapport ten onrechte heeft verhinderd (en deze weigering de rechtbank alleszins begrijpelijk voorkomt), komt deze gang van zaken voor rekening en risico van Nobian.
5.11.
Met Stedin is de rechtbank van oordeel dat de door Nobian aangeleverde meterstanden van haar elektriciteitsverbruik geen bewijs opleveren van het betalen van SDT in 2000 en 2001. Dat Nobian elektriciteit heeft verbruikt in de periode van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2001 betekent, zoals Stedin terecht aanvoert, niet zonder meer dat bij Nobian destijds ook SDT in rekening zijn gebracht en dat Nobian deze destijds ook heeft betaald. Het beroep van Nobian op de uitspraak van 20 juli 2022 van de rechtbank Oost-Brabant over de bij Nedcar in rekening gebrachte SDT (ECLI:NL:RBOBR:2022:3719) slaagt niet. Anders dan in die zaak, waarin een aantal facturen uit 2000 niet meer in de administratie van de netbeheerder aanwezig was, is in de administraties van Nobian en Stedin geen enkele factuur voor SDT in 2000 of 2001 aangetroffen.
Geen omkering van de bewijslast of andere tegemoetkoming wegens bewijsnood bij Nobian
5.12.
In de op zichzelf terechte opmerking van Nobian dat de bewaartermijn van artikel 2:10 lid 3 BW is verstreken, ziet de rechtbank geen reden om Nobian in haar bewijsnood tegemoet te komen. Dat Nobian haar administratie op dit punt klaarblijkelijk niet meer heeft, is haar eigen keuze en de gevolgen van die keuze komen voor haar rekening en risico. Niet gesteld of gebleken is dat deze handelwijze van Nobian aan Stedin is toe te rekenen. Voor omkering van de bewijslast bestaat dan ook geen aanleiding. Evenmin ziet de rechtbank reden om van Stedin – in het kader van haar betwisting van de door Nobian gestelde betaling – meer te verlangen aan motivering om Nobian nadere aanknopingspunten te verschaffen voor de (onderbouwing van de) gestelde betaling. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Stedin de stellingen van Nobian voldoende gemotiveerd betwist. In dit kader speelt mee dat uit de processtukken en het verhandelde ter zitting kan worden afgeleid dat, als er in 2000 en 2001 is gefactureerd, dat waarschijnlijk door Eneco Netbeheer is gedaan. Zoals Nobian ook door eigen onderzoek te weten is gekomen, beschikt Eneco Netbeheer (ook) niet over facturen SDT uit 2000 en 2001. Anders dan Nobian stelt, staat niet vast dat zich in het domein van Stedin informatie bevindt over de door haar gestelde betaling, zodat daarin ook geen argument gevonden kan worden om haar in het kader van het bewijs tegemoet te komen.
Het bewijsaanbod van Nobian wordt gepasseerd
5.13.
Nobian heeft in de dagvaarding het algemene en summiere aanbod gedaan om door getuigenverhoren bewijs te leveren. Dit bewijsaanbod heeft Nobian ter zitting toegelicht, in die zin dat volgens haar door het horen van (oud-)werknemers van TenneT achterhaald zou kunnen worden of er in het kader van restitutieverzoeken van andere bedrijven in 2000 en 2001 wel facturen SDT van Stedin/Eneco Netbeheer zijn teruggevonden. De rechtbank passeert dit bewijsaanbod, omdat het niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Als er facturen SDT uit 2000 en 2001 van Stedin aan andere bedrijven bij TenneT aanwezig zijn, bewijst Nobian daarmee immers nog niet dat zij in 2000 en 2001 SDT aan Stedin heeft betaald.
Conclusie wat betreft de vorderingen tegen Stedin
5.14.
De conclusie is dat niet is komen vast te staan dat Nobian in 2000 en 2001 SDT aan Stedin heeft betaald. De vorderingen van Nobian tegen Stedin worden dus afgewezen.
Proceskosten
5.15.
Nobian is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van zowel Stedin als TenneT worden begroot op:
  • griffierecht € 8.519,00
  • salaris advocaat € 8.714,00 (2 punten x tarief VIII (€ 4.357,00))
  • nakosten
Totaal € 17.411,00
5.16.
De door Stedin en TenneT gevorderde wettelijke rente over de proceskosten is toewijsbaar op de wijze als in de beslissing vermeld.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen af;
6.2.
veroordeelt Nobian in de proceskosten van Stedin, tot op heden begroot op € 17.411,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Nobian niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, moet Nobian € 92,00 extra aan Stedin betalen, plus de kosten van betekening;
6.3.
veroordeelt Nobian tot betaling aan Stedin van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten van Stedin als deze kosten niet uiterlijk veertien dagen na dit vonnis worden voldaan;
6.4.
veroordeelt Nobian in de proceskosten van TenneT, tot op heden begroot op € 17.411,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Nobian niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, moet Nobian € 92,00 extra aan TenneT betalen, plus de kosten van betekening;
6.5.
veroordeelt Nobian tot betaling aan TenneT van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten van TenneT als deze kosten niet uiterlijk veertien dagen na dit vonnis worden voldaan;
6.6.
verklaart 6.2 tot en met 6.5 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. van Velzen, mr. J.M.J. Arts en mr. M.J. Drop, rechters, in aanwezigheid van mr. E.M. van der Waal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2024.
1451/3194/3455/3028