ECLI:NL:RBOBR:2022:3719

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
6 september 2022
Zaaknummer
C-01-376443 - HA ZA 21-787
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot restitutie van systeemdienstentarief door Nedcar aan Enexis en TenneT

In deze civiele zaak vordert Nedcar, een besloten vennootschap, restitutie van € 55.185,50 aan systeemdienstentarief (SDT) dat zij in 2000 aan Enexis heeft betaald. Nedcar stelt dat haar verzoek tot restitutie ten onrechte is afgewezen door Enexis en TenneT. De rechtbank heeft vastgesteld dat Nedcar in de betreffende maanden elektriciteit heeft afgenomen en dat zij SDT heeft betaald, maar dat Enexis en TenneT niet hebben aangetoond dat deze betalingen onterecht waren. De rechtbank heeft de vorderingen jegens TenneT afgewezen, omdat Nedcar niet kon aantonen dat TenneT de ontvanger was van de betalingen. Echter, de rechtbank heeft de vorderingen jegens Enexis toegewezen, omdat Nedcar voldoende bewijs heeft geleverd dat zij onverschuldigd heeft betaald. De rechtbank heeft Enexis veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente, en heeft de proceskosten aan de zijde van Nedcar toegewezen. De zaak benadrukt de verplichtingen van netbeheerders bij het innen van systeemdienstentarieven en de noodzaak voor duidelijke bewijsvoering bij restitutieverzoeken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaak- en rolnummer C/01/376443 / HA ZA 21-787
Vonnis van 20 juli 2022
in de zaak van
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid:
- VDL NEDCAR B.V.,
gevestigd te Born,
eiseres (hierna:
Nedcar),
advocaat mr. M.J.J. van Beuge te Amsterdam,,
tegen
- ENEXIS NETBEHEER B.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
gedaagde 1 (hierna:
Enexis),
advocaat mr. J.P. Eydems te 's-Hertogenbosch, en
-
TENNET TSO B.V.,
gevestigd te Arnhem,
gedaagde 2 (hierna:
TenneT),
advocaat mr. A.A. Kleinhout te Amsterdam.

1.Kern van de zaak

Nedcar stelt dat zij over de maanden juli, augustus en december van het jaar 2000 in totaal € 55.185,50 aan systeemdienstentarief (hierna:
SDT) aan Enexis heeft betaald en dat haar verzoek tot restitutie daarvan ten onrechte is afgewezen. Enexis en TenneT betwisten de gestelde betaling. Volgens hen is het verzoek tot restitutie daarvan terecht afgewezen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 2 maart 2022;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 9 juni 2022.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.Feiten

3.1.
Nedcar is eigenaresse en beheerster van een particulier elektriciteitsnet ofwel een gesloten distributiesysteem (hierna:
GDS) waarop zij ook zelf is aangesloten.
3.2.
TenneT, een 100% staatsdeelneming, beheert (onder meer) het landelijke hoogspanningsnet. Tot haar wettelijke taken behoort het verrichten van systeemdiensten.
Zij bracht daarvoor in het verleden kosten in rekening in de vorm van een SDT.
3.3.
Enexis is een regionale netbeheerster.
3.4.
In
2000was het GDS van Nedcar aangesloten op het openbare regionale elektriciteitsnet van Enexis. Tussen Nedcar en Enexis was sprake van een aansluit- en transportovereenkomst. Het openbare regionale elektriciteitsnet van Enexis was aangesloten op het landelijke hoogspanningsnet van TenneT. De systeemdiensten die TenneT leverde werden door Enexis aan Nedcar in rekening gebracht en dienden door Nedcar aan Enexis
te worden betaald en vervolgens door Enexis aan TenneT te worden afgedragen.
3.5.
Op
23 juli 2012heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (hierna:
CBb) uitspraak gedaan in de zaken van Dow Benelux BV tegen de raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, waaraan TenneT als derde-partij deelnam.
Deze uitspraak (met vindplaats ECLI:NL:CBB:2012:BX4127) (hierna:
de Dow-uitspraak) houdt onder meer het volgende in:
“Het [CBb] ziet zich geplaatst voor de vraag of Dow, als afnemer die elektriciteit verbruikt en via een particulier net is verbonden met een net dat wordt beheerd door een netbeheerder, een aansluiting heeft in de zin van artikel 30, tweede lid, E-wet, en of aan Dow uit dien hoofde het [SDT] in rekening kan worden gebracht. Het College beantwoordt deze vraag ontkennend […].[…] Dow Netwerk B.V. heeft een ontheffing […] van de verplichting […] om een netbeheerder aan te wijzen voor haar netwerk. Dow heeft derhalve geen aansluiting op een net dat wordt beheerd door een netbeheerder. Dat het net van Dow Netwerk B.V. via het net van Elsta is verbonden met het net dat wordt beheerd door TenneT kan hieraan niet afdoen. Uit het bovenstaande blijkt dat TenneT, […] ten tijde van de bestreden besluiten niet de bevoegdheid had het [SDT] bedoeld in artikel 30, eerste lid, E-wet bij Dow in rekening te brengen”.
3.6.
TenneT heeft naar aanleiding van deze uitspraak in samenspraak met de ACM een
“Leidraad voor restitutie-aanvragen n.a.v. DOW/Elsta-CBb uitspraak incl Art 91”opgesteld (hierna:
de Leidraad). Dit stuk d.d.
21 oktober 2014, overgelegd door Nedcar als productie 2, houdt onder meer het volgende in:
1. Inleiding
[…] In paragraaf […] treft u een beslisboom aan, die dient als hulpmiddel voor u en uw netbeheerder om vast te stellen of door u betaalde SDT mogelijk onverschuldigd zou zijn voldaan. Hiervoor komt u dus mogelijk in aanmerking voor restitutie.
[…]
2. Werkwijze
Indien u meent recht te hebben op […] restitutie van door u betaalde SDT, dient u dit aan te tonen met diverse bewijsstukken. Deze bewijsstukken zullen door uw openbaar netbeheerder worden getoetst en indien uit deze toetsing blijkt dat u recht heeft op […] restitutie, zal uw netbeheerder dit aan u bevestigen en het bedrag aan u restitueren.
Indien op basis van de door u aangeleverde bewijsstukken niet, of met onvoldoende zekerheid, vastgesteld kan worden dat u recht zou hebben op restitutie, kunnen aanvullende bewijsstukken bij u opgevraagd worden.
[…]
U dient uw aanvraag in te dienen bij de openbaar netbeheerder aan wie u over uw aanvraagperiode indertijd SDT heeft betaald!”.
3.7.
De restituties SDT worden omgeslagen over de direct aangesloten afnemers
(via verrekening/nacalculatie).
3.8.
Per brief van
20 maart 2017, overgelegd door Enexis als productie 13, heeft
Nedcar aan Enexis onder meer het volgende meegedeeld:
“Na overleg met uw collega […] is de constatering dat van […] 2000 en 2001 geen facturen meer voorhanden zijn. Wel zijn er factuur bijlagen waarop de relevante factuurinformatie op staat. De maanden juli 2000, augustus 2000 en december 2000 missen we”.
3.9.
Per brief van
13 juli 2017, overgelegd door Nedcar als productie 3, heeft
Nedcar aan Enexis onder meer het volgende meegedeeld:
“Betreft: Restitutie SDT […] juli, augustus en december jaar 2000 […]
Op 26 april 2017 heeft […] [Nedcar] een aanvraag ingediend inzake restitutie SDT […] over […] januari 2000 t/m juni 2011. Uitgezonderd […] waren […] juli, augustus en december […] 2000. Reden daarvoor was dat voor deze maanden niet een zelfde onderbouwing van het energieverbruik en de SDT ter beschikking was als voor de rest van de periode […] en dat wij de afhandeling van de restitutieaanvraag niet wilden vertragen als gevolg van een eventuele discussie over deze drie maanden.
Thans dienen wij een aanvullend restitutieverzoek in voor […] juli, augustus en december 2000. Immers over deze maanden heeft Nedcar ook energie verbruikt en (te veel) SDT afgedragen. […] Voor deze maanden ontbraken de facturen in onze administratie. Ook de elektronische registratiedata van Enexis bleken niet voorhanden. Ter bepaling van het energieverbruik en (daarvan afgeleid) de afgedragen SDT hebben wij daarom vooralsnog gebruik moeten maken van de handmatige registratie die wij zelf hebben bijgehouden. Deze […] is op wekelijkse basis (iedere maandagochtend tussen 07:00 en 08:00) uitgevoerd door aflezing van de (cumulatieve) meterstand op de hoofdkWh-meter in het 10kV-station (HSS1) op het […] Nedcar terrein. Deze meter loopt 1-op-1 synchroon met de comptabele Enexis-meter in het 150/10kV-station te Holtum-Noord en biedt derhalve een kopie- of afschriftmeting.
Het verbruik over de bewuste drie maanden hebben wij als volgt bepaald. Het handmatig gemeten verbruik over de periode maandagochtend 03 juli 2000 tot en met maandagochtend 1 januari 2001 bedraagt 65.778,400 MWh (zie bijlage 1). Dit verbruik is vervolgens verminderd met het verbruik over de drie maanden september, oktober en november van het jaar 2000 waarover reeds substitutie is aangevraagd (conform de facturen bedraagt dit verbruik 36.306,068 MWh, zie bijlage 2), zodat een verbruik van 29.472,332 MWh over […] juli, augustus en december 2000 resteert.
Wij menen dat op deze wijze een zeer betrouwbare bepaling van het werkelijke verbruik over deze maanden (met uitzondering van 1 en 2 juli 2000) tot stand gekomen is.
Hierbij verzoeken wij u derhalve om:
1. het door ons bepaalde gebruik over […] juli, augustus en december 2000 over te nemen, dan wel alsnog nader onderzoek te doen naar het verbruik over deze maanden (bijvoorbeeld op basis van de door u geregistreerde meterstanden);
en
2. over te gaan tot restitutie van de teveel afgedragen SDT over deze maanden. Uitgaande van een verbruik van 29.472,332 MWh betreft dat EUR 54.833,24 (gerekend tegen een tarief van 0,41 NLG per kWh).
[…]
Bijlage 1: Handopname verbruik kWh-totaalmeter 2e helft jaar 2000 [Nedcar]
Bijlage 2: Verbruik KWh via Enexis facturen jaar 2000”.
3.10.
Per brief van
30 augustus 2017, overgelegd door Nedcar als productie 4, heeft Enexis aan Nedcar onder meer het volgende meegedeeld:
“Middels deze brief doe ik u de reactie van [TenneT] op uw aanvraag toekomen.
Standpunt [Tennet]
[TenneT] komt tot de conclusie dat uw verzoek niet kan worden ingewilligd. […] Om tot uitkering over te kunnen gaan, zijn minimaal de (kopie)facturen over de betreffende periode benodigd. Aangezien deze bij zowel u als bij ons niet meer aanwezig zijn, stelt [TenneT] dat restitutie over bovengenoemde periode is uitgesloten”.
3.11.
Per brief van
7 september 2017, overgelegd door Enexis als productie 12, heeft TenneT aan Enexis onder meer het volgende meegedeeld:
“In aansluiting op de aanvraag voor restitutie van door [Nedcar] betaalde [SDT] aan u zoals wij van u hebben ontvangen op 17 mei 2017 […] kunnen wij u als volgt berichten.
Gebaseerd op de aanvraag, uw validatie daarvan, en de additioneel aangeleverde informatie
is TenneT, mede aan de hand van [de Leidraad] tot een beoordeling van de mate van (on)verschuldigdheid gekomen.
De beoordeling heeft ertoe geleid dat TenneT de navolgende restitutie toe kan kennen:
1 januari 2000 tot en met 30 Juni 2011:
Volledige restitutie […] uitgezonderd […] juli 2000, augustus 2000 en december 2000.
Er wordt geen restitutie verleend over […] juli 2000, augustus 2000 en december 2000. Op basis
van de beschikbare informatie kan niet in voldoende mate vast worden gesteld dat er over deze periode [SDT] door u zijn gefactureerd en van [Nedcar] zijn ontvangen. Conform de […] [Leidraad] dient TenneT aantoonbaar zekerheid te verkrijgen over de gefactureerde en betaalde systeem-dienstenvergoedingen Over de genoemde periode ontbreken echter facturen en betaalbewijzen.
Dit betekent dat op basis van deze beslissing […] EUR 1.302.556,15 door TenneT aan [Enexis] gerestitueerd wordt vermeerderd met […] BTW”.
3.12.
Per mail van
8 september 2017, overgelegd door Nedcar als productie 8, heeft
dhr. [A] van Enexis aan dhr. [B] van Nedcar onder meer het volgende meegedeeld:
“Wij hebben verklaard dat er géén aanleiding is om te veronderstellen dat Nedcar […] over in de brief genoemde periode gefactureerde systeemdiensten niet zou hebben afgedragen. Het bijbehorende harde bewijs daartoe, in de vorm van (kopie)facturen, is echter niet aanwezig. Voor toekenning van de restitutie zijn op zijn minst de kopiefacturen noodzakelijk, danwel een accountantsverklaring”.
3.13.
Per brief van
20 februari 2018, overgelegd door Nedcar als productie 5, is namens Nedcar aan Enexis en TenneT onder meer het volgende meegedeeld:

Namens [Nedcar] verzoek ik [Enexis] om aan [haar] te restitueren de door [haar] onverschuldigd aan Enexis betaalde bedragen ter zake van […] ("SDT') over […] juli, augustus en december 2000. Tevens verzoek ik [TenneT] om het ertoe te leiden dat Enexis de onverschuldigd betaalde SDT aan [Nedcar] restitueert, tegen de achtergrond van het feit dat regionale netbeheerders zich, volgens TenneT, in dergelijke gevallen conformeren aan het oordeel van TenneT met betrekking tot een terugbetalingsaanvraag. Ik licht dit verzoek toe.
[…]
De onverschuldigd betaalde SDT over […] januari 2000 t/m juni 2011 (met uitzondering van genoemde drie maanden) is aan [Nedcar] gerestitueerd.
[…]
Nedcar stelt […] dat Enexis haar restitutieverzoek om de navolgende redenen ten onrechte heeft afgewezen.
[Nedcar] beschikt over betrouwbare en nauwkeurige gegevens over de hoeveelheid elektriciteit die [zij] in […] juli, augustus en december 2000 heeft verbruikt, aan de hand waarvan eenvoudig kan worden vastgesteld hoeveel SDT [zij] over genoemde maanden onverschuldigd […] heeft betaald […].
Het verbruik van [Nedcar] over […] (juli, augustus en december 2000) is als volgt bepaald.
Het door [Nedcar] gemeten verbruik over […] 3 juli 2000 tot en met 31 december 2000 bedraagt […]. [Nedcar] heeft daarbij opgeteld het geëxtrapoleerde verbruik over 1 en 2 juli 2000 van […]. Daarmee komt het totaalverbruik […] over […] 1 juli t/m 31 december 2000 op 65.967.733 kWh.
Dat verbruik is verminderd met het verbruik van [Nedcar] over […] september, oktober en november 2000 dat volgens de facturen van Enexis 36.306.068 kWh bedraagt, waarover […] SDT is gerestitueerd. Dat betekent dat [Nedcar] in […] juli, augustus en december 2000 […] 29.661.665 kWh heeft verbruikt waarover [zij] onverschuldigd SDT heeft betaald. Uitgaande van dit verbruik en gerekend tegen een tarief van NLG 0,0041/kWh heeft [zij] dus recht op restitutie van […]
EUR 55.185,50.
De hoeveelheid elektriciteit die [Nedcar] in die periode verbruikte is vastgesteld door handmatige registratie van [Nedcar] op wekelijkse basis (iedere maandagochtend tussen 7.00 en 8.00 uur) uitgevoerd door aflezing van de (cumulatieve) meterstand op de hoofd-kWh-meter in het 10kVstation (HSS1) op het Nedcar-terrein. Deze meter loopt één op één synchroon met de comptabele Enexis-meter in het 150/10kV-station te Holtum-Noord en biedt derhalve een kopie- of afschriftmeting.
De betrouwbaarheid van de eigen registratie […] door [Nedcar] blijkt […] uit een vergelijking daarvan met (kopie)facturen van Enexis over […] januari t/m juni 2000, september t/m november 2000 en het jaar 2001. Deze vergelijking is weergegeven in onderstaande tabel. […]. Ter toelichting het volgende: […]
De verplichting […] om de onverschuldigd betaalde SDT terug te betalen vloeit […] voort uit […] de uitspraak van het CBb […].
Het is dan ook in strijd met de redelijkheid en billijkheid dat TenneT en Enexis de terugbetaling […] frustreren door […] een onredelijk streng toetsingskader voor de afhandeling van restitutieverzoeken te hanteren en zich daarachter te verschuilen.
TenneT hanteert in haar "Leidraad […]", in strijd met de redelijkheid en billijkheid, een onredelijk streng toetsingskader door te verklaren dat het restitutieverzoek van [Nedcar] niet kan worden ingewilligd omdat het niet gepaard gaat met (kopie)facturen van de openbare netbeheerder over de relevante periode. […]
Het is bovendien onredelijk dat TenneT, terwijl zij zelf in strijd met de Elektriciteitswet heeft gehandeld, een hoge drempel voor terugbetaling opwerpt door een onredelijk zware bewijslast bij [Nedcar] neer te leggen: van [Nedcar] wordt verlangd dat zij (kopie)facturen produceert over een periode van ruim 15 jaar geleden terwijl TenneT zelf geen enkele poging doet om te achterhalen welke bedragen aan wie zouden moeten worden terugbetaald. Het voorgaande geldt temeer daar er […] betrouwbare verbruiksgegevens voorhanden zijn aan de hand waarvan […] de onverschuldigd betaalde SDT […] eenvoudig kan worden bepaald.
Het is eveneens in strijd met de redelijkheid en billijkheid dat Enexis terugbetaling […] weigert op basis van het onterechte standpunt van TenneT […]. Het is immers volstrekt onaannemelijk dat [Nedcar] over alle maanden in […] 2000 SDT zou hebben betaald aan Enexis, met uitzondering van […] juli, augustus en december, hetgeen Enexis onderschrijft, zoals blijkt uit haar e-mail aan [Nedcar] van 8 september 2017 […] dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat [Nedcar] over de relevante maanden geen SDT zou hebben afgedragen.
[Nedcar] wijst er […] op dat TenneT zelf in het recente verleden systeemdiensten heeft gefactureerd op basis van schattingen door TenneT van het verbruik van de partij die werd gefactureerd. […]
Tegen deze achtergrond verzoek ik Enexis om het door [Nedcar] onverschuldigd betaalde bedrag
van EUR 55.185,50 binnen 4 (vier) weken na de datum van deze brief over te maken aan [Nedcar]
[…] en verzoek ik TenneT om daaraan waar nodig haar medewerking te verlenen”.
3.14.
Per brief van
1 maart 2018, overgelegd door Nedcar als productie 6,
heeft Enexis onder meer het volgende aan (de advocaat van) Nedcar meegedeeld:
Beoordeling
Tennet stelt […] als harde voorwaarde voor […] terugbetaling de verplichting dat de kopie-facturen getoond kunnen worden. Nu deze voorwaarde door [Nedcar] niet vervuld kan worden, meent u ook Enexis te kunnen aanspreken. Dat achten wij niet juist.
De toetsing, met bijbehorend toetsingskader, in hoeverre terugbetaling van eerder betaalde systeem-diensttarieven kan plaatsvinden is door Tennet opgesteld. Daar heeft Enexis […] geen zeggenschap in gehad. Het kan niet zo zijn dat de mate van striktheid, toegepast door Tennet bij de beoordeling, alsnog een claim rechtvaardigt jegens Enexis.
Uitvoerend orgaan
[…] Enexis [was] enkel doende de systeemdiensten te innen ten behoeve van Tennet, zonder enig eigen financieel belang. Na inning vond immers 1:1 afdracht plaats aan Tennet.
Nu alsnog een claim bij Enexis ter tafel brengen zou […] Enexis in de positie brengen dat zij alsnog het bedrag zou moeten verhalen op Tennet. Dat zou […] ook nog het risico van verjaring van de vordering met zich mee kunnen brengen. […]
Conclusie
Enexis wijst uw vordering af […]. Uw onderbouwing omtrent de omvang van het volume waarover systeemdiensten zijn afgedragen laat ik aan u. Feitelijk belang en daarmee beoordeling ligt niet bij Enexis. Enexis onthoudt zich daaromtrent van commentaar”.
3.15.
Per brief van
22 maart 2018, overgelegd als productie 7 door Nedcar,
heeft TenneT onder meer het volgende aan (de advocaat van) Nedcar meegedeeld:

Van Enexis hebben wij begrepen dat zij uw verzoek tot terugbetaling […] over […] juli, augustus en december 2000 […] heeft afgewezen. Die afwijzing achten wij terecht. Hieronder lichten wij dat toe.
Als [Nedcar] voor terugbetaling in aanmerking wil komen, zal […] vast moeten komen te staan dat de […] bedragen zijn betaald. Op dat vereiste reeds strandt de claim van [Nedcar]. Er is geen […] informatie voorhanden waaruit kan worden afgeleid dat over de betreffende […] maanden SDT is afgedragen. De […] verklaring van Enexis dat er ook geen informatie voorhanden is waaruit het tegendeel kan worden afgeleid, maakt niet dat dan maar moet worden aangenomen dat wél is afgedragen. Het bewijsrisico ligt bij [Nedcar], als de eisende partij. […]
In een […] procedure zal [Nedcar] de hoogte van haar claim moeten bewijzen. Zij baseert zich op gebruiksgegevens die TenneT niet kent en waarvan zij de juistheid niet heeft kunnen controleren.
Dat het toetsingskader onredelijk streng zou zijn klopt niet. Het Toetsingskader is een hulpmiddel;
[…]
Het staat iedere verzoeker echter vrij om zijn verzoek op een andere manier te onderbouwen.[…] TenneT realiseert zich dat voor de civiele rechter het enkele feit dat niet aan het Toetsingskader/ Leidraad is voldaan […] niet voldoende reden is om een restitutie-eis af te wijzen.
[…] dat TenneT in het verleden SDT heeft gefactureerd op basis van geschatte volumes zegt niets over hoe TenneT in deze zaak zou moeten handelen. […]
TenneT en Enexis zijn in de eigen administratie nagegaan of zich daarin nog informatie over eventuele betalingen bevindt. Maar die […] is er niet (meer). TenneT meent oprecht dat zij er bij deze stand van zaken niet van uit mag gaan dat het geclaimde bedrag is betaald en dat, als zij desondanks tot restitutie zou overgaan, de ACM er niet mee akkoord zal gaan dat het desbetreffende bedrag in de tarieven wordt verrekend”.

4.Het geschil

4.1.
Nedcar vordert, kort gezegd, om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
Enexis en TenneT hoofdelijk, althans Enexis, althans TenneT, te veroordelen om:
- aan haar € 55.185,50 te betalen, vermeerderd met rente;
- haar restitutieverzoek van 30 augustus 2017, althans 20 februari 2018, ter zake van
de door haar over de maanden juli, augustus en december 2000 (hierna:
de betreffende
maanden) aan Enexis betaalde SDT te honoreren en deze honorering schriftelijk aan
haar te bevestigen, althans alles te doen en niets te laten dat nodig of nuttig is om te
bewerkstelligen dat dit verzoek wordt gehonoreerd en dat deze honorering schriftelijk
aan haar wordt bevestigd, en zorg te dragen voor betaling aan haar van € 55.185,50,
vermeerderd met rente,
alles met veroordeling in de proces- en nakosten, vermeerderd met rente.
4.2.
Nedcar baseert deze vorderingen primair op onverschuldigde betaling,
subsidiair op onrechtmatige daad, meer subsidiair op ongerechtvaardigde verrijking
en nog meer subsidiair op de redelijkheid en billijkheid.
4.3.
Enexis voert verweer. Zij concludeert, kort gezegd, tot afwijzing van de vorderingen en verzoekt om Nedcar bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen
in de proces- en nakosten, dan wel bij toewijzing van het gevorderde jegens haar TenneT
te veroordelen tot vergoeding van hetgeen zij aan Nedcar verschuldigd mocht zijn.
4.4.
TenneT voert ook verweer. Zij concludeert, kort gezegd, tot afwijzing van de vorderingen en verzoekt om Nedcar bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen
in de proces- en nakosten, vermeerderd met rente.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

De vorderingen jegens TenneT

5.1.
De rechtbank zal de vorderingen jegens TenneT afwijzen. Hierbij is het volgende in aanmerking genomen.
-
uit hoofde van onverschuldigde betaling
5.2.
Op de op onverschuldigde betaling gebaseerde vorderingen is artikel 6:203 BW van toepassing. Dit artikel houdt in dat degene die een ander zonder rechtsgrond een goed heeft gegeven, gerechtigd is om dit van “de ontvanger” als onverschuldigd betaald terug te vorderen.
Nedcar heeft niet gesteld dat TenneT de ontvanger is van het door haar gestelde onverschuldigd betaalde bedrag aan SDT over de betreffende maanden. Nedcar heeft gesteld dat zij dit bedrag aan Enexis heeft betaald en dat Enexis dit niet namens een ander heeft ontvangen. Verder heeft TenneT aangevoerd dat zij geen rechtstreekse betaling ontving
van afnemers die waren aangesloten op de openbare distributienetten van de regionale netbeheerders (zoals Nedcar). De op onverschuldigde betaling gebaseerde vorderingen jegens TenneT dienen daarom te worden afgewezen; Nedcar heeft niet gesteld dat TenneT de ontvanger is van het door haar gestelde onverschuldigd betaalde bedrag, terwijl TenneT heeft betwist dit te zijn. De enkele stelling van Nedcar (bij dagvaarding onder punt 6.7) dat de door haar aan Enexis betaalde SDT door Enexis aan TenneT is afgedragen, maakt dit niet anders.
-
uit hoofde van onrechtmatige daad
5.3.
Met betrekking tot de op onrechtmatige daad gebaseerde vorderingen geldt ingevolge het daarop toepasselijke artikel 6:162 BW dat hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, verplicht is om de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden. Als onrechtmatige daad worden aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, een en ander behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond. Wanneer de onrechtmatige daad bestaat uit overtreding van een ongeschreven norm dienen alle feiten en omstandigheden van die norm en de overtreding ervan te worden gesteld. De stelplicht
en de bewijslast van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat de aangesprokene (hier: TenneT) onrechtmatig heeft gehandeld rust overeenkomstig de hoofdregel van artikel 150 Rv op de benadeelde (hier: Nedcar).
Nedcar heeft gesteld dat TenneT jegens haar heeft gehandeld in strijd met hetgeen volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt door haar restitutieverzoek over de betreffende maanden ten onrechte af te wijzen. Volgens Nedcar heeft TenneT bevestigd dat de wijze waarop zij haar restitutieverzoek heeft onderbouwd aansluit bij
het bepaalde in de Leidraad en is TenneT daarom gehouden om haar recht op restitutie te eerbiedigen en haar gerechtvaardigd vertrouwen dat haar restitutieverzoek zou worden gehonoreerd niet te schenden en dient TenneT haar goed onderbouwde restitutieverzoek daarom te honoreren.
TenneT heeft echter betwist dat zij heeft bevestigd dat de wijze waarop Nedcar haar restitutieverzoek heeft onderbouwd aansluit bij het bepaalde in de Leidraad. Zij heeft
verder aangevoerd dat het restitutieverzoek van Nedcar terecht (door Enexis) is afgewezen wegens gebrek aan bewijs dat Nedcar in de betreffende maanden SDT heeft betaald.
Nu TenneT de stelling van Nedcar dat Tennet bevestigd heeft dat de wijze waarop Nedcar haar restitutieverzoek heeft onderbouwd aansluit bij het bepaalde in de Leidraad (en daarmee, kort gezegd, bij Nedcar het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat haar restitutieverzoek zou worden gehonoreerd), mede gelet op de vaagheid van die stelling, voldoende gemotiveerd heeft betwist, had het vervolgens op de weg van Nedcar gelegen om die stelling voldoende feitelijk en concreet (nader) te onderbouwen, bijvoorbeeld door aan te geven door en aan wie precies, op welke wijze en wanneer volgens haar sprake is geweest van deze bevestiging door TenneT. Nu Nedcar dit heeft nagelaten, is de juistheid van deze stelling niet in rechte komen vast te staan en wordt aan bewijs daarvan niet toegekomen.
Het bewijsrecht strekt er immers niet toe om lacunes in de (nadere) stelplicht te repareren. De op deze stelling gebaseerde vordering zal daarom worden afgewezen.
-
uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking
5.4.
Op de op ongerechtvaardigd verrijking gebaseerde vorderingen is artikel 6:212 BW van toepassing dat bepaalt dat hij die ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van een ander, verplicht is, voor zover dit redelijk is, diens schade te vergoeden tot het bedrag van zijn verrijking.
Nedcar heeft ter onderbouwing van de vorderingen uit hoofde van onverschuldigde betaling jegens Enexis gesteld dat zij over de betreffende maanden SDT heeft betaald aan Enexis, dat Enexis daardoor zonder redelijke grond is verrijkt en daarom gehouden is om haar schade ten bedrage van het SDT-bedrag inclusief rente, te vergoeden. Nedcar heeft (bij dagvaarding onder punt 6.11) gesteld dat zij “mutatis mutandis” hetzelfde vordert van TenneT, aangezien de door haar aan Enexis betaalde SDT door Enexis aan TenneT is afgedragen.
Uit de enkele stelling van Nedcar dat de door haar aan Enexis betaalde SDT over de betreffende maanden door Enexis aan TenneT is afgedragen, volgt nog geenszins dat TenneT (dus) ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van Nedcar, zeker niet in de situatie dat, zoals Nedcar ook heeft gesteld, Nedcar het bedrag aan SDT over de betreffende maanden aan Enexis heeft betaald en dat Enexis dit niet namens een ander heeft ontvangen.
-uit hoofde van redelijkheid en billijkheid
5.5.
Nedcar heeft gesteld dat het niet honoreren van het restitutieverzoek over de betreffende maanden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Volgens Nedcar heeft TenneT bevestigd dat de wijze waarop Nedcar haar restitutieverzoek heeft onderbouwd aansluit bij het bepaalde in de Leidraad en is TenneT derhalve gehouden om haar recht op restitutie van SDT te eerbiedigen en haar gerechtvaardigd vertrouwen dat haar restitutieverzoek zou worden gehonoreerd, niet te schenden. TenneT is daarom volgens Nedcar verplicht de door haar als gevolg van de afwijzing van het restitutieverzoek geleden schade ten bedrage van het SDT-bedrag, vermeerderd met rente, te vergoeden.
Nu, zoals hiervoor al is overwogen, TenneT de stelling van Nedcar, dat Tennet bevestigd heeft dat de wijze waarop Nedcar haar restitutieverzoek heeft onderbouwd aansluit bij het bepaalde in de Leidraad, voldoende gemotiveerd heeft betwist, had het vervolgens op de weg van Nedcar gelegen om deze stelling voldoende feitelijk en concreet (nader) te onderbouwen. Nu Nedcar dit, zoals hiervoor ook al is overwogen, heeft nagelaten, is de juistheid van deze stelling niet in rechte komen vast te staan en wordt aan bewijs daarvan niet toegekomen. De op deze stelling gebaseerde vordering uit hoofde van, kort gezegd, de redelijkheid en billijkheid, zal daarom ook worden afgewezen.
5.6.
Enexis heeft bij antwoord verzocht om TenneT bij toewijzing van het gevorderde jegens haar te veroordelen tot vergoeding van hetgeen zij aan Nedcar verschuldigd mocht zijn. Dit verzoek is niet toewijsbaar. Het is in het geheel niet onderbouwd. Enexis heeft geen incidentele vordering tot oproeping vrijwaring van TenneT ingesteld, laat staan TenneT in vrijwaring opgeroepen. Dat een en ander wel de bedoeling was, is evenmin gesteld en/of gebleken. Een eis in reconventie tegen een medegedaagde, voor zover Enexis al beoogde
die in te stellen, is, behoudens uitzonderingen waaromtrent niets gesteld of gebleken is, evenmin toewijsbaar.
5.7.
Nedcar zal als de jegens TenneT grotendeels in het ongelijk gestelde partij, in
de kosten van de procedure jegens TenneT worden veroordeeld. De kosten daarvan aan
de zijde van TenneT worden tot heden begroot op:
  • griffierecht € 2.076,00
  • salaris advocaat
totaal € 4.304,00.
5.8.
De door TenneT gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
De vorderingen van Nedcar jegens Enexis
-
uit hoofde van onverschuldigde betaling
5.9.
Zoals hiervoor al is overwogen is op de op onverschuldigde betaling gebaseerde vorderingen artikel 6:203 BW van toepassing dat bepaalt dat degene die een ander zonder rechtsgrond een goed heeft gegeven, gerechtigd is om dit van de ontvanger als onverschuldigd betaald terug te vorderen.
Nedcar heeft ter onderbouwing van de op onverschuldigde betaling gebaseerde vorderingen jegens Enexis gesteld dat Enexis de ontvanger is van het gestelde door haar gelet op de Dow-uitspraak onverschuldigd betaalde bedrag aan SDT over de betreffende maanden. Volgens Nedcar heeft zij over de betreffende maanden in totaal € 55.185,50 aan SDT aan Enexis betaald en heeft Enexis dit niet namens een ander ontvangen.
Enexis heeft ter afwering van deze vorderingen aangevoerd dat de kwalificatie onverschuldigde betaling pas aan de orde is als is aangetoond dat er betaald is en dat Nedcar dat bewijs niet heeft geleverd. Bovendien heeft volgens Enexis te gelden dat indien Nedcar bewijst dat zij SDT heeft betaald aan haar, zij met een beroep op artikel 6:204 lid 2 BW van haar verplichting tot teruggave van hetgeen onverschuldigd zou zijn ontvangen, is bevrijd.
5.10.
De rechtbank is van oordeel dat in rechte voldoende is komen vast te staan dat Nedcar over de betreffende maanden in totaal € 55.185,50 aan SDT heeft betaald aan Enexis. Hierbij is het volgende in aanmerking genomen.
5.11.
Nedcar heeft gesteld dat zij in de periode van januari 2000 t/m juni 2011 elektriciteit heeft afgenomen via haar GDS (dat is aangesloten op het regionale net
van Enexis, dat weer is aangesloten op het landelijke net van TenneT).
Deze stelling is niet gemotiveerd betwist. Er zijn geen omstandigheden gesteld en/of gebleken waaruit volgt dat Nedcar in deze periode van meer dan tien jaren (alleen) over
de maanden juli, augustus en december van het jaar 2000 geen elektriciteit heeft afgenomen via haar GDS. Eerder volgt uit de onweersproken stelling van Nedcar dat zij (ook) gedurende deze drie maanden regulier in productie is geweest, het tegendeel.
Hierna zal er derhalve van uitgegaan worden dat Nedcar ook tijdens de betreffende maanden elektriciteit heeft afgenomen via haar GDS. Niet in geschil is dat Nedcar daarover (gelet op de Dow-uitspraak, achteraf bezien) geen SDT verschuldigd was.
5.12.
Als onweersproken gesteld staat vast dat Enexis in de periode van januari 2000 t/m juni 2011 periodiek, hoogstens met uitzondering ten aanzien van de betreffende maanden, facturen stuurde aan Nedcar, waarbij het door Nedcar contractueel aan Enexis verschuldigde aansluit- en transporttarief aan haar in rekening werd gebracht en tevens het over haar elektriciteitsverbruik verschuldigde SDT voor het uitvoeren van systeemdiensten door TenneT.
Enexis heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat het zou kunnen zijn dat zij niet over alle maanden van het jaar 2000 facturen heeft gestuurd aan Nedcar, omdat tussen 1998 en 2004 sprake was van een chaotische periode in de elektriciteitsbranche. Dit verweer is ten eerste tardief. Niet in te zien valt waarom Enexis dit verweer niet al bij antwoord heeft gevoerd, zodat Nedcar hierop tijdens de mondelinge behandeling naar behoren had kunnen reageren. De rechtbank zal daarom aan dit verweer, dat zij in strijd acht met de goede procesorde, voorbijgaan. Ten tweede vormt dit verweer ook geen voldoende gemotiveerde betwisting van de door Nedcar gestelde facturering door Enexis aan haar over de periode van januari 2000 t/m juni 2011 en met name over de betreffende maanden. Daarvoor is het verweer veel te vaag.
Tot slot merkt de rechtbank op dat Enexis in haar hiervoor aangehaalde brief van
30 augustus 2017 aan Nedcar heeft meegedeeld dat de (kopie)facturen over de betreffende drie maanden van het jaar 2000
“niet meer”aanwezig zijn, hetgeen erop duidt dat deze op enig moment wel aanwezig zijn geweest.
Hierna zal er derhalve van uitgegaan worden dat Enexis ook over de betreffende maanden het aansluit- en transporttarief alsmede het over het elektriciteitsverbruik van Nedcar verschuldigde SDT aan Nedcar in rekening heeft gebracht.
5.13.
Niet in geschil is dat Nedcar de door Enexis aan haar in rekening gebrachte SDT over hele de periode van januari 2000 t/m juni 2011 terug heeft gekregen met uitzondering van die over de betreffende maanden.
5.14.
Nedcar heeft gesteld dat zij over de betreffende maanden in totaal € 55.185,50 aan Enexis heeft betaald ter voldoening van het door Enexis aan haar in rekening gebrachte SDT over die maanden.
Nedcar heeft ter onderbouwing van dit bedrag (meet)gegevens overgelegd (voorzien van een uitgebreide toelichting) met betrekking tot de hoeveelheid elektriciteit die zij in deze maanden heeft verbruikt. Aan de hand daarvan kan volgens Nedcar eenvoudig worden vastgesteld welk bedrag aan STD Enexis over deze maanden aan haar in rekening mocht brengen, zijnde volgens haar in totaal € 55.185,50.
Enexis heeft de juistheid van deze (meet)gegevens niet, laat staan gemotiveerd, betwist, zodat hierna van de juistheid daarvan zal worden uitgegaan.
Enexis heeft ook niet, laat staan gemotiveerd, betwist dat uitgaande van deze (meet)gegevens Nedcar aan haar € 55.185,50 in rekening mocht brengen. Er zijn geen omstandigheden gesteld en/of gebleken waaruit volgt dat er aanleiding is om te veronderstellen dat Enexis desondanks een ander bedrag dan € 55.185,50 aan SDT over
de betreffende maanden aan Nedcar in rekening heeft gebracht, zodat hierna zal worden uitgegaan van een door Enexis aan Nedcar over deze maanden aan SDT in rekening gebracht bedrag van in totaal € 55.185,50.
5.15.
Er zijn geen omstandigheden gesteld en/of gebleken waaruit volgt dat Nedcar
de facturen van Enexis aan haar over de betreffende maanden voor, kort gezegd, (aansluiting/transport en) SDT niet heeft betaald. Dit voert Enexis ook niet aan.
Eerder volgt het tegendeel uit de verklaring van dhr. [A] van Enexis (zie zijn hiervoor aangehaalde mail van 8 september 2017 aan dhr. R. [B] van Nedcar) dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat Nedcar over de betreffende maanden gefactureerde systeemdiensten niet zou hebben afgedragen.
5.16.
Gelet op al het vorenoverwogene zal de rechtbank de vorderingen jegens Enexis
uit hoofde van onverschuldigde betaling toewijzen als na te melden en het meer of anders gevorderde afwijzen. Hierbij is nog het volgende in aanmerking genomen.
5.16.1.
Het (subsidiaire) beroep van Enexis op artikel 6:204 lid 2 BW, inhoudend dat degene die namens een ander, maar onbevoegd, een niet aan die ander verschuldigde geldsom heeft ontvangen, van zijn verplichting tot teruggave is bevrijd, voor zover hij die geldsom aan die ander heeft doorbetaald in een periode waarin hij redelijkerwijze met die verplichting geen rekening behoefde te houden, faalt. Dit, omdat er geen omstandigheden zijn gesteld en/of gebleken waaruit volgt dat Enexis het SDT van Nedcar over de betreffende maanden (onbevoegd) namens TenneT heeft ontvangen.
5.16.2.
De gevorderde wettelijke rente over € 55.185,50 “vanaf 1 februari 2001, althans vanaf 30 augustus 2017, althans vanaf 1 maart 2018, althans vanaf 22 maart 2018, althans vanaf de dag van dagvaarding, althans vanaf een door uw rechtbank in goede justitie vast te stellen datum, tot aan de dag van betaling” zal worden toegewezen vanaf 22 maart 2018 (gelet op de hiervoor aangehaalde brief van 20 februari 2018 waarbij Enexis namens Nedcar is verzocht om het door Nedcar onverschuldigd betaalde bedrag van € 55.185,50 binnen vier weken na de datum van deze brief over te maken aan Nedcar). Er zijn geen omstandigheden gesteld en/of gebleken waaruit volgt dat Enexis deze rente eerder dan deze datum verschul-digd is geworden. Over kwade trouw (als bedoeld in artikel 6:205 BW) bij de ontvangst van dit bedrag aan de zijde van Enexis is niets gesteld of gebleken, zodat voor verzuim in beginsel een ingebrekestelling vereist is. Dat hier op dit beginsel een uitzondering geldt,
is niet gesteld en/of gebleken.
5.16.3.
De gevorderde veroordeling van Enexis om, kort gezegd, het restitutieverzoek van Nedcar ter zake van de door haar over de betreffende maanden aan Enexis betaalde SDT te honoreren en deze honorering schriftelijk aan Nedcar te bevestigen, althans alles te doen en niets na te laten dat nodig of nuttig is om te bewerkstelligen dat dit restitutieverzoek wordt gehonoreerd en dat deze honorering schriftelijk aan Nedcar wordt bevestigd, en zorg te dragen voor betaling aan Nedcar van € 55.185,50, zal worden afgewezen. Zonder toelichting, die hier ontbreekt, valt niet in te zien welk voldoende rechtens te respecteren belang Nedcar heeft bij toewijzing hiervan, naast toewijzing van de gevorderde veroordeling van Enexis tot betaling aan haar van € 55.185,50.
5.17.
Enexis zal als de grotendeels jegens Nedcar in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure jegens Enexis veroordelen. De kosten daarvan aan de zijde van Nedcar worden tot heden begroot op:
  • griffierecht (€ 2.076,00:2=) € 1.038,00
  • salaris advocaat
totaal € 2.152,00.
5.18.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot.
De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

6.De beslissing

De rechtbank:
in de procedure tegen TenneT
6.1.
wijst de vorderingen jegens TenneT af;
6.2.
veroordeelt Nedcar in de kosten van de procedure jegens TenneT, aan de zijde van
TenneT tot op heden begroot op € 4.304,00, vermeerderd met de rente als bedoeld in artikel 6:119 BW hierover met ingang van de veertiende dag na heden tot de dag van volledige betaling;
6.3.
veroordeelt Nedcar in de na dit vonnis ontstane kosten in de procedure jegens TenneT, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Nedcar niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
6.4.
verklaart dit vonnis, voor zover het de hiervoor onder 6.2 en 6.3 opgenomen veroordelingen betreft, uitvoerbaar bij voorraad;
in de procedure tegen Enexis
6.5.
veroordeelt Enexis om aan Nedcar € 55.185,50 (vijfenvijftigduizend honderdvijf-entachtig euro en vijftig eurocent) te betalen, vermeerderd met de rente als bedoeld in artikel 6:119 BW hierover met ingang van 22 maart 2018 tot de dag van volledige betaling;
6.6.
veroordeelt Enexis in de kosten van de procedure jegens Nedcar, aan de zijde van
Nedcar tot op heden begroot op € 2.152,00, vermeerderd met de rente als bedoeld in artikel 6:119 BW hierover met ingang van de veertiende dag na heden tot de dag van volledige betaling;
6.7.
veroordeelt Enexis in de na dit vonnis ontstane kosten in de procedure jegens Nedcar, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Enexis niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
6.8.
verklaart dit vonnis, voor zover het de onder 6.5 t/m 6.7 opgenomen veroordelingen betreft, uitvoerbaar bij voorraad;
6.9.
wijst het meer of anders van Enexis gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dekker en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2022.