In deze huurzaak heeft de Stichting Havensteder de huurovereenkomst met [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ontbonden en hen veroordeeld tot ontruiming van de woning. De zaak kwam voor de kantonrechter in Rotterdam, waar de eisers een betalingsachterstand van € 5.214,85 aan huur en servicekosten vorderden. De gedaagden zijn niet verschenen tijdens de rechtszitting. In een eerder tussenvonnis van 20 maart 2024 werd een huurprijswijzigingsbeding vernietigd, waardoor de oorspronkelijke kale huurprijs van € 1.100,- per maand bleef gelden. Havensteder werd gevraagd om een overzicht van de huurbetalingen en achterstanden, wat leidde tot de vaststelling van de betalingsachterstand.
De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand ernstig genoeg was om de huurovereenkomst te ontbinden, aangezien de gedaagden niet tijdig huur hadden betaald. De rechter heeft de ontruiming van de woning bevolen binnen veertien dagen na het vonnis. Daarnaast zijn de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en een gebruiksvergoeding van € 1.151,05 per maand tot de ontruiming. De proceskosten zijn ook aan de gedaagden opgelegd, omdat zij grotendeels ongelijk kregen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er beroep wordt aangetekend.
De beslissing van de kantonrechter is gebaseerd op de artikelen 6:265 BW en 7:225 BW, die betrekking hebben op de ontbinding van de huurovereenkomst en de verplichting tot betaling van een gebruiksvergoeding. De rechter heeft ook de incassokosten afgewezen, omdat de gedaagden niet op de juiste wijze waren geïnformeerd over de openstaande bedragen.